ECLI:NL:RBLIM:2021:7917

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 21/2320
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning op basis van Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in verband met de sluiting van de woning van verzoeker. De burgemeester van Sittard-Geleen had op 26 augustus 2021 besloten om de woning van verzoeker te sluiten voor de duur van drie maanden, met ingang van 6 september 2021, vanwege de aanwezigheid van een hennepkwekerij. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 7 oktober 2021 heeft verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Hij voerde aan dat hij psychische klachten heeft en dat derden misbruik hebben gemaakt van zijn situatie door hennep in zijn woning te kweken. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de psychische problematiek onvoldoende onderbouwd is en dat verzoeker op korte termijn tijdelijke woonruimte kan krijgen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting evenredig is. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2320
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 oktober 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A. Carli),
en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 26 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder onder aanzegging van bestuursdwang verzoeker gelast de woning op het adres [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) te sluiten voor de duur van drie maanden met ingang van 6 september 2021.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens was [naam 2] (hierna: [naam 2] ) van Connect maatschappelijke dienstverlening aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Deze zaak gaat over een last tot sluiting van de woning van verzoeker. In het
primaire besluit heeft verweerder verzoeker gelast de woning met ingang van
6 september 2021 voor de duur van drie maanden te sluiten.
2. In de Gemeentelijke Basis Administratie staat verzoeker als bewoner van de woning ingeschreven. Verzoeker is eigenaar van de woning.
3.De politie heeft de volgende MMA-melding ontvangen: “Hennepkwekerij in kelder van rijtjes woning in [woonplaats] . Op het adres [adres] in [woonplaats] ( [postcode] ) wordt al een aantal jaren hennep gekweekt in de kelder. Er is een enorme hennepgeur waarneembaar, afkomstig uit het pand, met name vanuit het kelderrooster aan de straatzijde. In deze woning is al eerder een hennepkwekerij opgerold. Er wordt vermoedelijk op korte termijn geoogst. Op het adres woont een alleenstaande man, genaamd [naam 3] (fon). Hij rijdt in een [merk auto] ”. Naar aanleiding van deze melding is een onderzoek opgestart waarbij op 28 juni 2021 de woning is binnengetreden. Uit de rapportage van de politie van 4 augustus 2021 blijkt dat in de kelder van de woning een in werking zijnde hennepplantage werd aangetroffen. De plantage bestond in totaal uit 49 planten. In de garage werden 194 lege gebruikte plastic potten en een slakkenhuis aangetroffen. Op zolder werd een gebruikte en vervuilde koolstoffilter aangetroffen. Er kon niet worden aangetoond of deze aangetroffen goederen recent waren gebruikt of afkomstig waren van een plantage die in 2012 bij de verdachte werd aangetroffen. Er was sprake van diefstal van stroom. In de woning van verzoeker was eerder, op 14 april 2012, een hennepkwekerij aangetroffen met 103 hennepplanten. Verzoeker heeft destijds een waarschuwing ontvangen.
4. Bij brief van 9 augustus 2021 heeft verweerder verzoeker in kennis gesteld van het voornemen tot sluiting van de woning. Verzoeker heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid zijn zienswijze bekend te maken.
5. Verzoeker heeft (samengevat weergegeven) aangevoerd dat hij psychische klachten heeft en dat derden hiervan misbruik gemaakt hebben en de planten in de woning van verzoeker hebben gekweekt. Ter onderbouwing hiervan wordt een verklaring van [naam 2] overgelegd. Overgelegd wordt verder een aanvraag voor de Wet langdurige zorg (Wlz). Ook is een verzoek tot onderbewindstelling ingediend. Tot slot is het voor verzoeker lastig tijdelijk andere woonruimte te vinden.
Waarover moet de voorzieningenrechter beslissen?
6. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter over het verzoek om schorsing van het besluit tot sluiting van de woning van verzoeker. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het besluit van 26 augustus 2021 te schorsen. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemzaak niet. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Gelet op de aard van de zaak, een woningsluiting, neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang aan en gaat zij over tot inhoudelijke behandeling van het primaire besluit.
7. Tussen partijen is niet in geding dat verweerder bevoegd was over te gaan tot sluiting van de woning en in overeenstemming met zijn beleid heeft gehandeld.
Heeft verweerder aanleiding moeten zien af te wijken van de beleidsregels?
8. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraak van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912), dient verweerder alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb, die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.
9. De voorzieningenrechter stelt vast dat enkel en alleen de evenredigheid in geding is.
In het geval van verzoeker gaat het met name om de gevolgen van de sluiting. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
9.1.
Door verzoeker wordt naar voren gebracht dat er psychische omstandigheden aanwezig zouden zijn die maken dat sluiting van de woning voor hem onevenredig is. Verzoeker onderbouwt dit met een verklaring van [naam 2] . Daarin staat: “ [naam 1] is iemand die redelijk geïsoleerd leeft. Vele problemen heeft, maar hier nooit hulp voor heeft gezocht. Verstandelijk beperkt en mijdt ook mensen door zijn zeer slechte gehoor, Door zijn beperking en zijn slecht gehoor krijgt hij veel dingen niet mee. Tevens is hij hartpatiënt. (…) [naam 1] is depressief en heeft geen vertrouwen in mensen.”
In de aanvraag voor langdurige zorg staat verder bij de vraag
Welke ziekte, aandoening of beperking heeft u?: persoonlijkheidsstoornis, problemen door slechthoren, autistische trekken en bij de vraag
Welke problemen heeft u hierdoor?sociaal isolement, makkelijk beïnvloedbaar en depressief.
9.2.
De voorzieningenrechter stelt vast, zoals ook ter zitting naar voren is gekomen, dat er van een medische diagnose geen sprake is en het enkel gaat om de visie van [naam 2] die ter zitting heeft verklaard contact met de huisarts van verzoeker te hebben gehad. De voorzieningenrechter acht het op voorhand niet onaannemelijk dat er sprake kan zijn van psychische klachten, maar nu daarvan geen enkele onderbouwing is, kan verzoeker ook niet worden gevolgd in zijn standpunt dat om deze reden sluiting van de woning onevenredig is.
9.3.
Aan het sluiten van de woning is inherent dat verzoeker de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij niet in staat is andere woonruimte te bemachtigen. Verzoeker heeft dit weliswaar gesteld, maar dit niet onderbouwd. Integendeel, ter zitting is gebleken dat verzoeker vanaf
1 november 2021 tijdelijk woonruimte via Connect kan krijgen waarbij rekening zal worden gehouden met de beperkte financiële middelen van verzoeker. Derhalve kan ook hierin geen omstandigheid zijn gelegen die maakt dat verweerder niet tot sluiting kan overgaan. De voorzieningenrechter geeft verweerder wel uitdrukkelijk in overweging verzoeker gedurende de korte periode die rest tot 1 november 2021 tegemoet te komen in die zin dat pas na 1 november 2021 tot sluiting van de woning wordt overgegaan.
Wat is de conclusie?
10. De voorzieningenrechter concludeert dat verweerder bevoegd was de woning te sluiten en in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van deze bevoegdheid. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.M. Horsten-Kuijpers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 21 oktober 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.