3.3Het oordeel van de rechtbank
Aan de verdachte zijn verschillende strafbare feiten ten laste gelegd. De rechtbank zal eerst per parketnummer de gebruikte bewijsmiddelen weergegeven en vervolgens, waar nodig, overwegen waarom zij ten aanzien van elk feit tot een bewezenverklaring komt.
in de zaak met parketnummer 03/187148-20:
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 1] heeft op 17 juli 2020 aangifte gedaan. Hij verklaart in zijn aangifte dat hij die dag samen met zijn vrouw en dochter op de snelweg A76 reed. [slachtoffer 1] reed op de linkerbaan, omdat hij een vrachtwagen inhaalde, toen hij in zijn achteruitkijkspiegel zag dat een zwarte Hyundai Tucson met kenteken [nummer] met hoge snelheid naderde. [slachtoffer 1] zag en voelde vervolgens dat de zwarte Hyundai hard tegen de achterzijde van zijn personenauto reed. De auto van [slachtoffer 1] werd geramd, waardoor de auto in een slip raakte en begon te slingeren. [slachtoffer 1] kon zijn auto onder controle houden en bracht zijn auto op de vluchtstrook tot stilstand. [slachtoffer 1] zag dat aan de achterzijde van zijn personenauto diverse deuken en krassen zichtbaar waren en dat de auto niet meer startte. [slachtoffer 1] heeft die dag een bezoek gebracht aan de huisarts. De huisarts vat zijn klachten samen als ‘whiplashsyndroom’.
[slachtoffer 2] heeft op 17 juli 2020 eveneens aangifte gedaan. Hij verklaart in zijn aangifte dat hij die dag omstreeks 17.50 uur samen met zijn vrouw op de autosnelweg A76 reed. Hij reed op de linkerbaan, omdat hij een auto inhaalde, toen hij in zijn binnenspiegel zag dat een zwarte Hyundai met kenteken [nummer] met hoge snelheid aangereden kwam. [slachtoffer 2] voelde direct hierna een klap tegen de achterkant van zijn auto. Hij voelde dat de auto naar voren werd geduwd en begon uit te breken. [slachtoffer 2] voelde de achterkant van de auto wegslippen, de banden piepten en hij moest een flinke stuurbeweging maken om de auto recht te houden. De vrouw van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , kwam tijdens de aanrijding met haar hoofd tegen het dak.[slachtoffer 2] heeft zijn voertuig op de vluchtstrook tot stilstand gebracht. Hij zag toen dat de bumper en achterklep van zijn voertuig beschadigd waren.
Op 17 juli 2020 omstreeks 17.50 uur reed verbalisant [naam 1] in zijn vrije tijd op de autosnelweg A76, komende uit de richting Heerlen en rijdende richting knooppunt Kerensheide. [naam 1] zag een zwarte Hyundai Tuscon personenauto (kenteken [nummer] ) die opviel vanwege zijn rijstijl. [naam 1] zag dat de Hyundai met een onderlinge afstand van ongeveer 1 meter achter andere voertuigen reed op de linkerrijbaan. [naam 1] zag dat de Hyundai gedurende ten minste 1 kilometer achter een ander voertuig bleef rijden op de linkerbaan. De snelheid van het verkeer was op dat moment circa 100 km/u. [naam 1] zag dat de remlichten van het voorste voertuig aangingen en dat er direct daarna een slingerbeweging door het voorste voertuig ging. [naam 1] had op dat moment het idee dat de Hyundai het voorste voertuig geraakt had. Het voorste voertuig stuurde naar de vluchtstrook en bleef daar met ontstoken alarmlichten staan. De Hyundai reed door tot het eerstvolgende voertuig voor hem. [naam 1] zag dat de Hyundai wederom op ongeveer 1 meter afstand van zijn voorganger bleef rijden. Op een gegeven moment maakte de bestuurder van de Hyundai agressieve stuurbewegingen naar links en rechts, waarna de remlichten van het voorste voertuig aangingen en de Hyundai vol achterop het voertuig reed. Verbalisant [naam 1] zag dat er onderdelen van (een van) de voertuigen afvielen en dat het voorste voertuig een slingerbeweging maakte. De Hyundai reed vervolgens door.
[naam 1] heeft de Hyundai gevolgd, totdat deze ter hoogte van afslag Echt tot stilstand werd gebracht door andere politiemensen. De bestuurder van het voertuig bleek de verdachte te zijn.
[naam 1] beschrijft het rijgedrag van de verdachte als levensgevaarlijk. Het bumperkleven op
zeer korte afstand van 1 meter had in beide gevallen een grote kettingbotsing kunnen
veroorzaken, aangezien er op dat moment veel verkeer op de autosnelweg reed en de snelheid van het verkeer rond de 100 km/u lag, aldus [naam 1] .
Tijdens de insluitingsfouillering werd in de linker achterzak van de broek van de verdachte een witte klont van 1,84 gram aangetroffen. Deze klont bleek cocaïne te bevatten.
Het vermoeden bestond dat de verdachte de Hyundai onder invloed had bestuurd. Daarom werd aan de verdachte meerdere keren gevraagd of hij wilde meewerken aan bloedonderzoek. De verbalisanten beschrijven dat de verdachte dit weigerde. Om 19:17 uur werd de verdachte door de hulpofficier van justitie bevolen zijn medewerking te verlenen aan het bloedonderzoek. De verdachte weigerde wederom, waarna de verbalisant nogmaals de gevolgen van de weigering aan de verdachte uitlegde. Ook na deze uitleg weigerde de verdachte zijn medewerking, aldus de verbalisant.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 17 juli 2020 in de auto is gestapt en op de autosnelweg bewust achterop twee auto’s is gereden. De verdachte heeft verklaard dat hij de auto’s wilde aantikken.
Tussenconclusie feiten 1 en 2
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat de verdachte met zijn auto op de autosnelweg met een snelheid van ongeveer 100 km/u opzettelijk achterop de auto van [slachtoffer 1] c.s. en de auto van [slachtoffer 2] c.s. is gereden. De geraakte auto’s zijn hierbij beschadigd geraakt.
Hoe moet dit handelen van de verdachte gekwalificeerd worden?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of dit handelen van de verdachte gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag (feit 1 en 2 primair) of een poging tot zware mishandeling (feit 1 en 2 subsidiair). Hierbij stelt de rechtbank voorop dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat waaruit zou blijken dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had om [slachtoffer 1] c.s. en [slachtoffer 2] c.s. van het leven te beroven of om hen zwaar te verwonden. Dit neemt echter niet weg dat de verdachte door zijn gedragingen in voorwaardelijke zin opzet kan hebben gehad op de dood van [slachtoffer 1] c.s. en [slachtoffer 2] c.s. of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij hen. Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer willens en wetens de aanmerkelijke kans wordt aanvaard dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt.
Allereerst moet dan vastgesteld worden dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 1] c.s. en [slachtoffer 2] c.s. gedood konden worden of zwaar lichamelijk letsel konden oplopen door de handelingen van de verdachte. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet het gaan om een feitelijk aanmerkelijke kans dat het kwalijke gevolg zal intreden. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Pogingen tot doodslag: vrijspraak
De verdachte is op een druk moment van de dag op de autosnelweg achterop de auto’s gereden van de slachtoffers. De snelheden lagen rond 100 km per uur. [naam 1] , die het zag gebeuren, beschrijft dat de kans op een verkeersongeval met ernstige gevolgen groot was. De rechtbank acht op grond van algemene ervaringsregels eveneens de kans aanmerkelijk dat er als gevolg van het handelen van de verdachte meerdere aanrijdingen met materiële maar ook letselschade hadden kunnen optreden. Door de botsingen tegen de auto’s van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die op de linker rijbaan reden konden zij immers slechts met moeite hun auto onder controle houden, gingen hun auto’s slingeren en waren zij genoodzaakt de vluchtstrook op te zoeken. Uit het dossier kan echter niet worden afgeleid dat daarbij een aanmerkelijke kans heeft bestaan dat dit tot voor de slachtoffers dodelijke gevolgen zou leiden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de auto’s van de slachtoffers van vergelijkbare grootte waren als die van de verdachte en dat er geen sprake is geweest van extreme snelheidsverschillen of andere bijzonderheden waardoor rekening gehouden zou moeten worden met een dodelijk ongeval. Om deze redenen moet vrijspraak volgen voor het onder feit 1 en 2 primair ten laste gelegde (poging tot doodslag).
Pogingen tot zware mishandeling: bewezen
In het voorgaande is al vastgesteld dat de kans op een ernstig verkeersongeval groot was. De rechtbank is tevens van oordeel dat er bij een ongeval op een drukke snelweg met deze snelheden een aanmerkelijke kans is dat er zwaar lichamelijk letsel optreedt bij inzittenden van de personenauto’s, mede doordat als gevolg van de drukte op de weg en de positie van de voertuigen op de weg – ze reden op de linkerbaan en waren aan het inhalen – er meer voertuigen bij de aanrijdingen betrokken hadden kunnen worden. Dat vergroot de kans op ernstige gevolgen voor de inzittenden van de bij het ongeval betrokken auto’s, waaronder de slachtoffers.
Het gevaar van het handelen van de verdachte moet voor de verdachte, net als voor ieder ander, duidelijk zijn geweest. Uit het dossier blijkt immers niet dat bij de verdachte elk inzicht in zijn handelen ontbrak. Door op een druk verkeersmoment op de linkerbaan van de autosnelweg met 100 km/u bewust achterop auto’s te rijden heeft de verdachte de kans op dit letsel dan ook aanvaard, zodat de rechtbank ten aanzien van zowel feit 1 als feit 2 het subsidiair ten laste gelegde bewezen acht.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de feiten 1 en 2 in de subsidiair ten laste gelegde variant bewezen acht. De feiten 3 en 4 acht de rechtbank op grond van de weergegeven bewijsmiddelen eveneens bewezen.
in de zaak met parketnummer 03/107087-21:
Bewijsmiddelen
Op 17 februari 2021 omstreeks 18.21 uur ontving de politie een melding dat een verwarde man over de Donderbergweg in Roermond liep. De man trapte tegen auto’s, sloeg mensen en liep schreeuwend en in ontbloot bovenlijf over straat. De verbalisanten die ter plaatse kwamen hielden de betreffende persoon aan. De persoon bleek de verdachte te zijn.
[slachtoffer 4] heeft diezelfde dag aangifte gedaan. [slachtoffer 4] verklaart in zijn aangifte dat hij vanuit de flat op de Beethovenstraat in Roermond naar buiten liep, toen hij zag dat een man tegen de ruit van een grijze auto sloeg. [slachtoffer 4] liep weg, hoorde de man schreeuwen en draaide zich vervolgens om. [slachtoffer 4] voelde op dat moment een harde klap in zijn gezicht. Hij werd geraakt in de rechterzijde van zijn gezicht en voelde direct een hevig stekende pijn. De man die door de politie is aangehouden, is de man die hem geslagen heeft, aldus [slachtoffer 4] .
Getuige [naam 2] heeft verklaard dat zij zag dat een man met ontbloot bovenlichaam [slachtoffer 4] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 4] ) met een vuist in zijn gezicht sloeg. De man werd vervolgens aangehouden door de politie.
Getuige [naam 3] heeft verklaard dat hij zag dat een verwarde man met ontbloot bovenlijf een voorbijganger met veel kracht met zijn rechtervuist op het gelaat sloeg. [naam 3] zag verder dat de man naar de auto van [slachtoffer 6] liep en hard tegen de linkerzijde van de auto schopte en sloeg. [slachtoffer 6] zat op dat moment in de auto.
[slachtoffer 6] heeft aangifte gedaan van beschadiging van zijn grijze auto. [slachtoffer 6] verklaart dat een man drie keer hard tegen de achterportier aan de linkerzijde van zijn personenauto schopte, dat de man vervolgens bij de bestuurdersdeur kwam staan en met gebalde vuisten ongeveer 10 keer hard op het raam sloeg. Hierbij is er schade ontstaan aan het linker achterportier van de auto van [slachtoffer 6] .
Getuige [naam 4] heeft verklaard dat zij zag dat een man tegen een zilverkleurige auto aan het schoppen en slaan was.
[slachtoffer 5] heeft ook aangifte gedaan op 17 februari 2021. Zij verklaart in haar aangifte dat zij omstreeks 18.20 uur over straat liep toen een man haar ter hoogte van de middelste flat aan de Beethovenstraat aansprak. De man zei “wat doe je hier, je hebt hoofddoek. Wat doe je buiten” en duwde [slachtoffer 5] vervolgens met beide handen hard achteruit ter hoogte van haar schouders. [slachtoffer 5] viel bijna achterover en voelde pijn in haar schouders. Vervolgens zei de man: "Als ik je hier nog een keer zie dan wacht ik je op met een mes, dan vermoord ik je". [slachtoffer 5] voelde zich door de man bedreigd.
[slachtoffer 5] verklaart verder dat de man andere mensen en kinderen ging aanvallen. Ze verklaart: “Ik zag dat de man op het pleintje tegenover de middelste flat drie mannen aanviel. Ik zag dat hij op de drie mannen afliep en hun vervolgens sloeg.”
[slachtoffer 7] heeft ook aangifte gedaan van mishandeling, gepleegd op 17 februari 2021 ter hoogte van de Beethovenstraat in Roermond. [slachtoffer 7] verklaart in zijn aangifte dat een man op hem afgerend kwam en dat de man vol tegen hem aanliep. [slachtoffer 7] voelde hierbij een pijnscheut ter hoogte van zijn ribben en linker bovenarm. [slachtoffer 7] zag dat de man vervolgens doorrende naar [slachtoffer 8] .
Ook [slachtoffer 8] heeft aangifte gedaan. [slachtoffer 8] heeft verklaard dat hij zag dat de man vol tegen [slachtoffer 7] aanliep en dat de man vervolgens richting hem gerend kwam. De man greep [slachtoffer 8] met zijn linkerhand in zijn gezicht en kneep in het gezicht. [slachtoffer 8] voelde hierdoor een pijnscheut in zijn linkerwang.
Getuige [naam 5] heeft verklaard dat hij zag dat de man [slachtoffer 8] bij zijn nek of gezicht vast had.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij daar die dag een vrouw was tegengekomen die een hoofddoek droeg en dat hij haar heeft geduwd. Ook verklaarde hij dat er een conflict was ontstaan tussen hem en een groepje jongeren en dat hij een meneer heeft geduwd of daartegenop is gelopen om uit situatie weg te komen.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle zes de ten laste gelegde feiten: de mishandeling van [slachtoffer 4] , de mishandeling van [slachtoffer 5] , de bedreiging van [slachtoffer 5] , de beschadiging van de auto van [slachtoffer 6] , de mishandeling van [slachtoffer 7] en de mishandeling van [slachtoffer 8] .