ECLI:NL:RBLIM:2021:7833

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
C/03/286422 / HA ZA 20-634
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige facturen en schadevergoeding wegens tekortkoming in informatieplicht uit overeenkomst van opdracht

In deze zaak vorderde [eiser in conventie, verweerder in reconventie], een eenmanszaak die zich bezighoudt met vastgoedadvies, betaling van achterstallige facturen van Jongen Projectontwikkeling B.V. voor de maanden juli tot en met oktober 2020, ter hoogte van € 60.500,--. De vordering was gebaseerd op een freelanceovereenkomst die gold van 1 november 2019 tot en met 31 oktober 2020. Jongen Projectontwikkeling B.V. verweerde zich door te stellen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tekort was geschoten in zijn informatieplicht, omdat hij Jongen Projectontwikkeling niet tijdig op de hoogte had gesteld van de beëindiging van de samenwerking met de opdrachtgevers [naam 1] en [naam 2]. De rechtbank oordeelde dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn informatieplicht niet was nagekomen, waardoor Jongen Projectontwikkeling gerechtigd was de betaling van de facturen op te schorten. De rechtbank wees de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] af en veroordeelde hem in de proceskosten. In reconventie werden de vorderingen van Jongen Projectontwikkeling eveneens afgewezen, en werd zij in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/286422 / HA ZA 20-634
Vonnis van 13 oktober 2021
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] , h.o.d.n. [handelsnaam] ,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
advocaat mr. S.J.W.M. Vonken;
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JONGEN PROJECTONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Landgraaf,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat mr. W.R. de Vries.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en Jongen Projectontwikkeling genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 11;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties 1 t/m 18;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met productie 12;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 september 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In conventie en in reconventie

2.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is een eenmanszaak die zich volgens haar inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel bezighoudt met de bemiddeling bij handel, huur of verhuur van onroerend goed, vastgoedadvisering, vastgoedconsultancy, taxaties van bedrijfsmatig vastgoed en begeleiding van aan- en verkoop. Jongen Projectontwikkeling is een onderneming die zich bezighoudt met het (doen) beheren, (doen) financieren, (doen) ontwerpen, (doen) bouwen van onroerend goed, inclusief projectontwikkeling.
2.2.
Partijen hebben gedurende tien jaar, steeds op basis van tijdelijke overeenkomsten, met elkaar samengewerkt, waarbij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voor Jongen Projectontwikkeling acquisitie- en ontwikkelwerkzaamheden verrichtte. De meest recente overeenkomst van die samenwerking is een freelanceovereenkomst die gold van 1 november 2019 tot en met 31 oktober 2020. Die overeenkomst luidt – voor zover in het kader van de beoordeling van het geschil van belang – als volgt:
“Artikel 1:
Opdrachtnemer verricht 5 dagen per week (40 uur) werkzaamheden voor opdrachtgever.
Opdrachtnemer zal, voor rekening en risico van opdrachtgever de volgende werkzaamheden verrichten:
Zoeken naar te ontwikkelen PDV/GDV locaties voor de hiervoor geschikte partijen;
Huisvesten van buitenlandse bouwmarkten
Huisvesten van buitenlandse Retailers;
Verkoop van projecten van JPO;
Meewerken aan de verdere uitbreiding van de Woonboulevard Heerlen (MGL locatie)
Acquisitie van ontwikkelopdrachten;
Overige opdrachten welke partijen nader met elkaar kunnen afspreken.
Opdrachtnemer zal periodiek aan opdrachtgever de behaalde resultaten terugkoppelen.
Partijen zullen voor wat betreft de inhoud van bovenstaande, door opdrachtnemer uit te voeren werkzaamheden, werkafspraken maken.
(…)
Artikel 5:
Opdrachtgever is aan opdrachtnemer een vergoeding voor de te verrichten werkzaamheden – gedurende 5 dagen per week – verschuldigd van € 150.000,00, exclusief BTW op jaarbasis. Opdrachtnemer zal maandelijks € 12.500,-- exclusief factureren.(…)”
2.3.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] verrichtte voor Jongen Projectontwikkeling onder andere werkzaamheden ten behoeve van het project [naam project] . Ten aanzien van dat project heeft Jongen Projectontwikkeling op 24 november 2017 een overeenkomst van opdracht gesloten met [naam 1] en [naam 2] . Die overeenkomst luidt – voor zover in het kader van de beoordeling van dit geschil van belang – als volgt:
“Overwegende dat
-
opdrachtgever( [naam 1] en [naam 2] , de rechtbank)
eigenaar is van het bedrijfspand [adres] te [plaats] ;
-
opdrachtgever het bestaande bedrijfspand wil transformeren in een Perifere Detailhandelsvestiging (hierna kortweg: ‘PDV of ‘object);
-
(…)
komen het volgende overeen
Artikel 1
Opdrachtnemer zal opdrachtgever assisteren bij, om voor rekening en risico van opdrachtgever, het tot ontwikkeling brengen van de in de considerans genoemde locatie.
(…)
Artikel 3
Namens opdrachtgever zullen de heren [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [naam 3] deze opdracht uitvoeren.
(…)
Artikel 4
Deze opdracht geldt in eerste instantie voor een periode van twaalf maanden derhalve vanaf 1 december 2017 (of zoveel later als in de artikel 10 en 11 genoemde voorwaarde is voldaan). (…)”
2.4.
Op 20 mei 2019 hebben [naam 1] en [naam 2] die overeenkomst verlengd tot 31 december 2019. Een brief van 17 mei 2019 (productie 11 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) Jongen Projectontwikkeling aan [naam 1] en [naam 2] die daarop betrekking heeft luidt – voor zover in kader van de beoordeling van dit geschil van belang – als volgt:
“(…) In ons laatste gesprek heeft u aangegeven de opdracht te willen verlengen tot 31 december 2019 waarbij u als voorwaarde stelt dat dhr. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ( [handelsnaam] ) namens opdrachtnemer bij deze ontwikkeling betrokken blijft. Mocht dit niet meer het geval zijn, dan kunt u per direct de overeenkomst beëindigen en stopt opdrachtnemer haar activiteiten in deze.”
2.5.
Bij e-mail van 10 april 2020 (productie 2 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) heeft Jongen Projectontwikkeling [eiser in conventie, verweerder in reconventie] medegedeeld dat de overeenkomst die op 31 oktober 2020 zou eindigen, niet zou worden verlengd. Voor zover in het kader van dit geschil van belang, luidt die e-mail als volgt:
“(…)
Ik mail je even, omdat onze contractsverhouding op dit moment wat onduidelijk is. Het is onvoldoende duidelijk wat uiteindelijk tot vaste beloning behoort en wat tot de variabele beloning. Hierover spraken we elkaar eerder al. Daarnaast werk ik normaliter graag met een variabele beloning, omdat hier ook feitelijk iets van toegevoegde waarde tegenover staat… bij de vaste opdracht is dat wat minder goed cq niet meetbaar. Om die reden zal ik de huidige overeenkomst formeel gaan beëindigen en spreken we af dat we per project afzonderlijk de variabele beloning zullen afspreken. Ter dekking van de behoorlijk forse kosten a 150k in dit jaar (en deels vorig jaar) dienen de werkzaamheden en dito vergoedingen die je voor het plan in [adres] ontvangt voor ons als dekking.
Kortom, zoals ik het zie, op hoofdlijnen (en even in steno):
-
We beëindigen onze lopende overeenkomst per heden, maar loopt door tot einde van de afgesproken termijn. Dat weet je ook vroegtijdig waar je aan toe bent;
- vaste opdracht loopt door tot einde termijn van onze overeenkomst, waarbij de afspraken die we voor locatie [naam 1] te [adres] , [plaats] hebben gelden ter dekking voor deze kosten. Dus als dat plan doorloopt na einde van onze overeenkomst dan respecteren we deze betalingen/verrekeningen, zodat wij ook altijd onze vaste kosten dekken. Je hoeft je uren vanaf heden alleen nog maar op dat project te boeken; (…)
Zoals we al eerder concludeerde is het in beider belang dat de opdracht en elkaars verwachtingen helder zijn. Vaste opdracht loopt dus door (gekoppeld aan je werkzaamheden voor [naam project] en variabele opdracht vervalt per heden voor alle projecten of acquisities uit het verleden.(…)”
2.6.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft door middel van een e-mail van 16 april 2020 (productie 3 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) bevestigd dat hij zijn vaste uren overeenkomstig het voorstel van Jongen Projectontwikkeling tot het einde van de overeenkomst zal boeken op het project [naam project] .
2.7.
Bij schrijven van 8 oktober 2020 (productie 8 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) heeft de advocaat van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in een brief aan de toenmalige advocaat van Jongen Projectontwikkeling het volgende geschreven:
“(…)Ik verwijs naar een schrijven van Jongen Projectontwikkeling dd. 17 mei 2019 gericht aan de heren [naam 1] en [naam 2] betreffende het project [naam project] . In dit schrijven van de hand van de heer [naam 4] wordt in de laatste alinea het volgende gemeld:
“In ons laatste gesprek heeft u aangegeven de opdracht te willen verlengen tot 31 december 2019 waarbij u als voorwaarde stelt dat de heer [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ( [handelsnaam] ) namens opdrachtnemer bij deze ontwikkeling betrokken blijft. Mocht dit niet meer het geval zijn, dan kunt u per direct de overeenkomst beëindigen en stopt opdrachtnemer haar activiteiten in deze”.
De overeenkomst betreffende het project [naam project] liep aldus tot 31 december 2019 en werd daarna niet formeel verlengd. Omdat de spreekwoordelijke stekker er door [naam 1] en [naam 2] nog niet uitgetrokken was, heeft VSA voor Jongen alsnog inspanningen verricht ik het project [naam project] verdere samenwerking met Jongen te bewerkstelligen. Aanvang 2020 werd door de bemoeienissen van SVA een positief besluit genomen op het principeverzoek wijziging bestemmingsplan. Toen in april 2020 bleek dat Jongen de samenwerking met SVA beëindigde en dit kenbaar werd bij de heren [naam 1] en [naam 2] , werd betreffende het Project [naam project] (indachtig bovengenoemd schrijven van de heer [naam 4] ) door de heren [naam 1] en [naam 2] aangegeven het project [naam project] niet met Jongen Projectontwikkeling dan wel VolkerWessels (verder) te willen vormgeven.
(…)
Het geheel overziende was er geen formele overeenkomst tussen Jongen en [naam project] meer, heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] Vastgoedadvisering desalniettemin ten behoeve van [naam project] werkzaamheden verricht in de hoop voor Jongen/VolkerWessels voortzetting van de werkzaamheden in het project [naam project] te bewerkstelligen doch werd een mogelijke samenwerking tussen Jongen Projectontwikkeling en [naam project] expliciet beëindigd door [naam project] op het moment dat de heren [naam 1] en [naam 2] duidelijk werd dat de overeenkomst met [handelsnaam] ging eindigen. Hiermee was voor [naam project] het vertrouwen voor verdere samenwerking met Jongen in het project [naam project] weg. Jongen kon dit weten gezien het schrijven van de heer [naam 4] . Overige projecten van SVA voor Jongen werden op instigatie van Jongen beëindigd.”
2.8.
Jongen Projectontwikkeling heeft de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ingediende facturen met betrekking tot de maanden juli 2020 tot en met oktober 2020 niet betaald.

3.Het geschil

In conventie

3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt zich op het standpunt dat Jongen Projectontwikkeling gehouden is de facturen over de maanden juli 2020 tot en met oktober 2020 (totaal bedragende € 60.500,--) te betalen. Gedurende deze periode zijn vaste uren volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] uitsluitend geboekt op het project [naam project] , zoals tussen partijen was overeengekomen. Deze uren heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , naar hij stelt, overeenkomstig de freelanceovereenkomst aan Jongen Projectontwikkeling gefactureerd.
3.2.
Op grond van het vorenstaande vordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Jongen Projectontwikkeling veroordeelt tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van € 60.500,--, inclusief btw, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf de datum van het intreden van het verzuim, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
Jongen Projectontwikkeling veroordeelt tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van de buitengerechtelijke incassokosten, bedragende € 1.228,75, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der indiening van de dagvaarding, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening;
Jongen Projectontwikkeling veroordeelt tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van de proceskosten, waaronder het salaris van de advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze kosten, vanaf 14 dagen na het te dezen te wijzen vonnis, althans een in goede justitie redelijk geachte termijn, tot aan de dag der algehele voldoening;
Jongen Projectontwikkeling veroordeelt tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van de nakosten.
In reconventie
3.3.
Jongen Projectontwikkeling stelt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn uit de overeenkomst met Jongen Projectontwikkeling voortvloeiende plicht om deze te informeren over de uitvoering daarvan. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft immers volgens Jongen Projectontwikkeling pas oktober 2020 bekend gemaakt dat [naam 1] en [naam 2] hun samenwerking met Jongen Projectontwikkeling kennelijk in april 2020 hadden beëindigd. Tot dat moment heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] Jongen Projectontwikkeling in de waan gelaten dat er nog steeds een overeenkomst bestond tussen Jongen Projectontwikkeling en [naam 1] en [naam 2] . Op 2 juli 2020 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] volgens Jongen Projectontwikkeling nog bericht dat [naam 1] had aangegeven dat er nog een formeel document komt waarbij de afspraken weer worden bevestigd, terwijl [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op dat moment blijkbaar al bericht had ontvangen van [naam 1] en [naam 2] dat de samenwerking met Jongen Projectontwikkeling zou zijn beëindigd. Indien [naam 1] en [naam 2] dit bericht aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zou hebben verzonden, dan had [eiser in conventie, verweerder in reconventie] Jongen Projectontwikkeling onverwijld moeten informeren over het beëindigen van de overeenkomst door [naam 1] en [naam 2] van de overeenkomst met Jongen Projectontwikkeling.
3.4.
Indien [eiser in conventie, verweerder in reconventie] Jongen Projectontwikkeling onverwijld op de hoogte had gesteld van de kennelijke beëindiging van de overeenkomst met Jongen Projectontwikkeling door [naam 1] en [naam 2] , dan zou er volgens Jongen Projectontwikkeling geen reden voor haar hebben bestaan om de overeenkomst met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te laten voortduren. De enige reden om de overeenkomst in april 2020 te laten voortduren tot 1 november 2020 was immers dat het project [naam project] volgens Jongen Projectontwikkeling nog liep. Was zij door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wél op de hoogte gesteld van de beëindiging van de overeenkomst met Jongen Projectontwikkeling door [naam 1] en [naam 2] , dan zou Jongen Projectontwikkeling gebruik hebben kunnen maken van haar contractuele mogelijkheid de overeenkomst met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. Jongen Projectontwikkeling had dan de overeenkomst in april 2020 kunnen opzeggen tegen mei 2020. In dat geval zou zij de facturen over de maanden juni t/m oktober 2020 niet verschuldigd zijn geweest. Aldus bedraagt de schade van Jongen Projectontwikkeling € 15.125,--, te weten de betaalde factuur over mei 2020.
3.5.
Subsidiair stelt Jongen Projectontwikkeling zich op het standpunt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, doordat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] haar niet heeft geïnformeerd over de beëindiging door [naam 1] en [naam 2] van hun overeenkomst met Jongen Projectontwikkeling en haar in de waan te laten dat deze overeenkomst stilzwijgend was verlengd. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft daardoor gehandeld in strijd met de op hem rustende verplichtingen van artikel 7:401 BW en 7:403 leden 1 en 2 BW.
3.6.
Op grond van het vorenstaande vordert Jongen Projectontwikkeling dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
de overeenkomst tussen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en Jongen Projectontwikkeling van 20 september 2019 gedeeltelijk ontbindt, namelijk vanaf april 2020, met veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot terugbetaling van het bedrag van € 30.500,-- inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de vanaf de dag van de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie, tot aan de dag van volledige betaling;
subsidiair
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding ter hoogte van € 15.125,--, dan wel, indien de vordering in conventie wordt toegewezen, een bedrag van € 75.625,--, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie, tot aan de dag van volledige betaling;
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt in de nakosten van deze procedure, alsmede [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot betaling van de nakosten tot een bedrag van € 157,--, dan wel indien betekening van het vonnis plaatsvindt, tot een bedrag van € 239,--, waarbij betaling dient te geschieden binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, respectievelijk binnen veertien dagen na dagtekening van de betekening, bij gebreke waarvan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW verschuldigd is over de proceskosten en nakosten tot aan de dag van volledige voldoening;
althans zodanige uitspraak te doen als de rechtbank juist acht.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie, zal de rechtbank die vorderingen gezamenlijk behandelen.
4.2.
De primaire vordering in reconventie tot ontbinding van de overeenkomst met ingang van april 2020 moet aanstonds worden afgewezen. Deze vordering komt immers neer op een ontbinding van de overeenkomst tussen partijen met terugwerkende kracht. Op grond van het bepaalde in artikel 6:269 BW heeft een ontbinding van een overeenkomst echter geen terugwerkende kracht. De eveneens gevorderde terugbetaling van een bedrag van € 30.500,-- is kennelijk gebaseerd op de ongedaanmakingsverbintenis van artikel 6:271 BW die voortvloeit uit de ontbinding van de overeenkomst. Omdat de overeenkomst echter niet met terugwerkende kracht kan worden ontbonden en deze reeds door het tijdsverloop is beëindigd, kan ook deze vordering niet worden toegewezen.
4.3.
De subsidiaire vordering in reconventie tot betaling van een schadevergoeding van € 15.125,-- moet eveneens aanstonds worden afgewezen. Deze vordering is immers gebaseerd op de stelling dat indien [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn plicht om Jongen Projectontwikkeling te informeren dat hij wist dat [naam 1] en [naam 2] beweerdelijk de overeenkomst met Jongen Projectontwikkeling in april 2020 hadden beëindigd, was nagekomen, zij de overeenkomst met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , met inachtneming van een opzegtermijn van één maand, zou hebben beëindigd, derhalve tegen mei 2020. Uit de beweerdelijke tekortkoming door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] kan voor Jongen Projectontwikkeling echter geen schade zijn ontstaan. Immers, ook indien [eiser in conventie, verweerder in reconventie] Jongen Projectontwikkeling in april 2020 zou hebben bericht over de beëindiging door [naam 1] en [naam 2] van hun overeenkomst met Jongen Projectontwikkeling, dan zou, indien Jongen Projectontwikkeling de overeenkomst met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op grond daarvan hebben beëindigd, zij een opzegtermijn van één maand in acht hebben moeten nemen, zodat Jongen Projectontwikkeling ook in dat geval de vergoeding over de maand mei 2020 verschuldigd zou zijn geweest.
4.4.
De rechtbank merkt op dat niet valt in te zien dat, zoals Jongen Projectontwikkeling stelt, het feit dat de vordering in conventie zou worden toegewezen, zij in reconventie het in conventie verschuldigde als schade zou kunnen vorderen. Indien immers in conventie zou blijken dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , ondanks de aangevoerde verweren van Jongen Projectontwikkeling, recht op vergoeding van de facturen heeft en Jongen Projectontwikkeling tot betaling daarvan zou worden veroordeeld, dat volgt daar impliciet uit dat Jongen Projectontwikkeling geen recht heeft om de betaling daarvan op te schorten, dan wel dat zij verlost is van de verplichting tot betaling daarvan.
4.5.
Het geschil in conventie en in reconventie gaat naar de kern genomen om het antwoord op de vraag of [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft voldaan aan zijn informatieplicht jegens Jongen Projectontwikkeling. Jongen Projectontwikkeling stelt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen recht heeft op zijn vaste vergoeding over de maanden juli t/m oktober 2020, ter hoogte van € 60.500,--, omdat hij niet heeft voldaan aan die verplichting. Enerzijds stelt Jongen Projectontwikkeling dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] haar, ondanks verzoeken daartoe, geen inzicht heeft gegeven in de werkzaamheden die hij gedurende de maanden juli t/m oktober 2020 voor Jongen Projectontwikkeling heeft verricht in het project [naam project] . Anderzijds stelt Jongen Projectontwikkeling dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet aan zijn informatieplicht heeft voldaan, omdat hij Jongen Projectontwikkeling niet op de hoogte heeft gesteld van het voornemen van [naam 1] en [naam 2] om hun overeenkomst met Jongen Projectontwikkeling te beëindigen, omdat Jongen Projectontwikkeling in april 2020 [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te kennen had gegeven harerzijds haar overeenkomst met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet te zullen verlengen.
4.6.
De rechtbank overweegt het volgende. De overeenkomst tussen partijen houdt in dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , als opdrachtnemer, periodiek aan Jongen Projectontwikkeling, als opdrachtgever, de behaalde resultaten zal terugkoppelen. Bij e-mail van 25 mei 2020 (productie 4 van Jongen Projectontwikkeling) heeft Jongen Projectontwikkeling bij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] nagevraagd over de stand van zaken in het project [naam project] . Bij e-mail van gelijke dag (productie 5 van Jongen Projectontwikkeling) heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geantwoord. Ook bij e-mail van 15 juni 2020 (productie 8 van Jongen Projectontwikkeling) heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] Jongen Projectontwikkeling geïnformeerd over de stand van zaken in het project [naam project] .
4.7.
Bij e-mail van 10 juli 2020 (productie 12 van Jongen Projectontwikkeling) heeft Jongen Projectontwikkeling [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verzocht om op korte termijn een afspraak in te plannen over het project [naam project] . Daarnaast verzocht Jongen Projectontwikkeling die dag nog antwoord op de openstaande vragen over dat project. Ten slotte verzocht Jongen Projectontwikkeling een overzicht van de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te verrichten werkzaamheden voor het project [naam project] .
4.8.
Bij e-mail van 22 juli 2020 (productie 13 van Jongen Projectontwikkeling) heeft Jongen Projectontwikkeling gereageerd dat zij nog geen antwoord had op haar e-mail van 10 juli 2020. Zij constateert dat zij ondanks herhaalde verzoeken niets verneemt, geen antwoord krijgt op vragen over het project [naam project] en ook geen overzichten ontvangt van de voor dat project te verrichten werkzaamheden in de maand juli.
4.9.
Ook bij e-mail van 29 juli 2020 heeft Jongen Projectontwikkeling [eiser in conventie, verweerder in reconventie] weer verzocht schriftelijk antwoord te geven ten aanzien van het project [naam project] en een overzicht te geven van de tijdsbesteding over de maanden juli en augustus ten aanzien van dat project. Jongen Projectontwikkeling merkt daarbij op dat dat inmiddels haar derde verzoek is.
4.10.
Uit de overeenkomst tussen partijen – die kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht – maar ook uit de wet, met name artikel 7:403 BW, volgt de verplichting van een opdrachtnemer (lees: [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) om de opdrachtgever (lees: Jongen Projectontwikkeling) op de hoogte te houden van zijn werkzaamheden ter uitvoering van zijn opdracht. De opdrachtnemer moet volgens dat artikel ook verantwoording doen over de wijze waarop hij zich van zijn opdracht heeft gekweten.
4.11.
De rechtbank constateert dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , ondanks herhaalde verzoeken, zie de hierboven aangehaalde correspondentie, nalatig is gebleven om de verzochte nauwkeurige en gedetailleerde informatie te verstrekken over zijn activiteiten over de periode waarover hij betaling verlangt (zie de e-mail van 13 oktober 2020, productie 10 van Jongen Projectontwikkeling). Voordien had de advocaat van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in een brief van 8 oktober 2020 (productie 8 van Jongen Projectontwikkeling) gesteld dat hij in die brief nadere informatie betreffende het project [naam project] zou verschaffen, alsmede nadere informatie over de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verrichte activiteiten.
4.12.
De advocaat van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft echter in het schrijven van 8 oktober 2020 enkel geconstateerd dat toen [naam 1] en [naam 2] kenbaar was geworden dat Jongen Projectontwikkeling in april 2020 bekend had gemaakt de overeenkomst tussen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en haar te beëindigen, [naam 1] en [naam 2] aangaven het project [naam project] niet meer met Jongen Projectontwikkeling te willen vormgeven. De advocaat van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] schrijft verder in zijn brief dat ondanks het feit dat er geen formele overeenkomst meer was tussen Jongen Projectontwikkeling en [naam 1] en [naam 2] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie] desalniettemin ten behoeve van het project [naam project] werkzaamheden heeft verricht in de hoop voor Jongen Projectontwikkeling voortzetting van de werkzaamheden in dat project te bewerkstelligen. Welke werkzaamheden door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in dat project zijn verricht, heeft de advocaat, ondanks dat hij in de eerste alinea van zijn brief schrijft dat hij in die brief nadere informatie zal geven, echter niet vermeld.
4.13.
De informatie over het project [naam project] was voor Jongen Projectontwikkeling van wezenlijk belang, omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vanaf april 2020 enkel op dat project nog werkzaam was voor Jongen Projectontwikkeling en dat ter dekking van de vergoeding waarop [eiser in conventie, verweerder in reconventie] recht heeft enkel de werkzaamheden en de daaraan verbonden vergoeding in het project [naam project] dienen (zie de e-mail van 10 april 2020, productie 2 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ).
4.14.
Dat Jongen Projectontwikkeling diverse overleggen en vergaderingen, waar [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de verzochte informatie zou hebben willen verschaffen, op het laatste moment zou hebben afgezegd, is, indien al juist, geen relevant verweer. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] had die informatie, vanwege zijn verplichting tot het verschaffen van informatie, immers uit eigen beweging op een andere manier kunnen verschaffen, bijvoorbeeld door deze schriftelijk aan Jongen Projectontwikkeling te doen toekomen. Dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat heeft gedaan, of willen doen, is echter niet gebleken. Het feit dat in het verleden, onder de vorige directie, kennelijk minder kritisch werd omgegaan met verantwoording door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van zijn werkzaamheden voor Jongen Projectontwikkeling is evenmin een rechtvaardiging voor het handelen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
4.15.
Nu [eiser in conventie, verweerder in reconventie] die informatie, ondanks herhaalde verzoeken daarom niet aan Jongen Projectontwikkeling heeft verstrekt, heeft hij ook geen recht op vergoeding van de werkzaamheden die hij in de maanden juli t/m oktober 2020 voor Jongen Projectontwikkeling zou hebben verricht in het project [naam project] . Jongen Projectontwikkeling mag immers verlangen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] inzage verschaft in de werkzaamheden die hij heeft verricht, op basis waarvan hij ook zijn vergoeding declareert, alvorens de vergoeding uit te keren.
4.16.
Omdat deze tekortkoming in de informatieverplichting al rechtvaardigt dat Jongen Projectontwikkeling de betaling van de facturen over de maanden juli t/m oktober 2020 opschortte, behoeft de andere gestelde tekortkoming, te weten dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] Jongen Projectontwikkeling niet zou hebben geïnformeerd over de beëindiging door [naam 1] en [naam 2] van hun overeenkomst met Jongen Projectontwikkeling, geen beoordeling meer.
4.17.
Daaruit volgt dat de vordering in conventie moet worden afgewezen.
4.18.
Jongen Projectontwikkeling heeft geen belang bij haar subsidiaire vordering in reconventie, in zoverre deze strekt tot een betaling van € 75.625,--, nu deze vordering is ingesteld onder de niet-vervulde voorwaarde dat de vordering in conventie wordt toegewezen. Jongen Projectontwikkeling zal derhalve als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten in reconventie.
In conventie
4.19.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Jongen Projectontwikkeling worden begroot op:
- griffierecht € 2.042,00;
- salaris advocaat €
2.148,00(2,0 punten × tarief € 1.074,00);
Totaal € 4.190,00.
In reconventie
4.20.
Jongen Projectontwikkeling zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden begroot op:
- salaris advocaat €
347,50(1,0 punt × factor 0,5 × tarief € 695,00)
Totaal € 347,50

5.De beslissing

De rechtbank:
In conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van Jongen Projectontwikkeling tot op heden begroot op € 4.190,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af;
5.6.
veroordeelt Jongen Projectontwikkeling in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot op heden begroot op € 347,50;
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas, rechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT