ECLI:NL:RBLIM:2021:7820

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
ROE 21/2585
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning van rechtswege en de gevolgen van niet tijdig beslissen door het bestuursorgaan

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 14 oktober 2021, is de zaak aan de orde waarin eiseres, een B.V., beroep heeft ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen. Eiseres had op 23 april 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het aanleggen van een aardwal. De rechtbank behandelt de vraag of de omgevingsvergunning van rechtswege is verleend, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op de aanvraag. Eiseres stelt dat de vergunning van rechtswege is verleend op 31 juli 2021, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. Verweerder heeft de beslistermijn opgeschort, maar de rechtbank oordeelt dat de opschorting niet meer van toepassing was na de verlenging van de beslistermijn tot 31 juli 2021. De rechtbank concludeert dat verweerder niet tijdig heeft beslist en dat de omgevingsvergunning van rechtswege is verleend. Tevens oordeelt de rechtbank dat verweerder de vergunning niet tijdig heeft bekendgemaakt, waardoor hij een dwangsom verbeurt. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak de omgevingsvergunning alsnog bekend moet maken en legt een dwangsom op voor elke dag dat hij in gebreke blijft. Eiseres krijgt ook het betaalde griffierecht vergoed en verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2585

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2021 in de zaak tussen

[naam] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.H.M. Wagemans),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder

Procesverloop

Eiseres heeft op 20 september 2021 beroep ingesteld wegens het niet tijdig bekend maken van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Deze zaak is bekend onder zaaknummer ROE 21/2587.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek is gesloten op 12 oktober 2021.

Overwegingen

Uitspraak zonder zitting
1. Ingevolge artikel 8:55f, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende beroep bij de bestuursrechter instellen tegen het niet tijdig bekendmaken van een beschikking van rechtswege.
2. De rechtbank bepaalt dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft op grond van artikel 8:55f, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:55b van de Awb. Een onderzoek ter zitting acht de rechtbank niet noodzakelijk en zij zal daarom uitspraak doen met toepassing van artikel 8:54 van de Awb.
Feiten en omstandigheden
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3.1.
Eiseres heeft op 23 april 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het aanleggen van een reeds voor 75% gereed zijnde aardwal op de percelen kadastraal bekend als [perceelnummers] , plaatselijk bekend als [naam percelen] .
3.2.
Bij brief van 8 juni 2021 heeft verweerder eiseres verzocht om binnen een termijn van acht weken enkele gegevens te overleggen in het kader van de beoordeling van de aanvraag. Daarbij heeft verweerder de beslistermijn opgeschort totdat eiseres de gevraagde gegevens heeft ingediend of totdat de voornoemde termijn van acht weken is verstreken.
3.3.
Bij brief van 14 juni 2021 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat de afhandeling van de aanvraag in de reguliere voorbereidingsprocedure niet gaat lukken binnen de daartoe gestelde termijn. Daarom heeft verweerder de beslistermijn op grond van artikel 3.9, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) met zes weken verlengd tot 31 juli 2021.
3.4.
Eiseres heeft op 1 juli 2021 nadere gegevens ingediend.
3.5.
Bij besluit van 24 augustus 2021 heeft verweerder de aanvraag van eiseres niet in behandeling genomen omdat de door eiseres verstrekte gegevens onvoldoende zijn om de aanvraag goed te kunnen beoordelen.
3.6.
Bij brief van 26 augustus 2021 heeft eiseres verweerder onder meer in gebreke gesteld omdat verweerder niet voor 31 juli 2021 beslist heeft op haar aanvraag, waardoor er op grond van artikel 4:20b van de Awb sprake is van een van rechtswege verkregen omgevingsvergunning en verweerder in strijd met artikel 4:20c van de Awb heeft nagelaten om deze binnen twee weken bekend te maken. Eiseres heeft daarbij aangegeven dat als verweerder niet alsnog binnen twee weken na 25 augustus 2021 de omgevingsvergunning bekend maakt zoals bedoeld in artikel 4:20c van de Awb, hij dwangsommen verbeurt als bedoeld in artikel 4:20d van de Awb.
3.7.
Bij brief van 10 september heeft verweerder zich kortgezegd op het standpunt gesteld dat de beslistermijn voor de aanvraag niet eindigde op 31 juli 2021, maar op 24 september 2021, omdat verweerder de beslistermijn op 8 juni 2021 heeft opgeschort. Daarom is er volgens verweerder geen sprake van een omgevingsvergunning van rechtswege. Verweerder is van mening dat hij tijdig op de aanvraag heeft beslist, waardoor er geen omgevingsvergunning van rechtswege is ontstaan op grond van artikel 4:20b van de Awb.
4. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekend maken van de omgevingsvergunning van rechtswege. Daarvoor heeft ze in beroep dezelfde motivering gegeven als in haar ingebrekestelling. De rechtbank zal daar hieronder op ingaan. Bij de beoordeling van het beroep geldt het juridisch kader, zoals opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank stelt vast dat het geschil zich toespitst op de vraag of de omgevingsvergunning voor het aanleggen van de aardwal van rechtswege is gegeven omdat verweerder niet vóór 31 juli 2021 heeft beslist op de aanvraag van eiseres.
6. Niet in geschil is dat de reguliere procedure van toepassing is. Verweerder moet dan ook in beginsel binnen acht weken na de aanvraag daarover beslissen. De rechtbank stelt vast dat verweerder deze termijn op 8 juni 2021 heeft opgeschort in verband met het ontbreken van een aantal gegevens. De vraag die vervolgens beantwoording behoeft is wat de betekenis is van de daaropvolgende brief van 14 juni 2021 voor de opschorting. Met andere woorden, heeft de brief van 14 juni 2021 de opschorting van daarvoor weer teniet gedaan? De rechtbank stelt vast dat verweerder in de brief van 14 juni 2021 het volgende heeft opgenomen:
“De aanvraagWij handelen de aanvraag af volgens de reguliere voorbereidingsprocedure. Dit betekent dat wij voor 19 juni 2021 een beslissing moeten hebben genomen. Wij hebben hierbij rekening gehouden met het opschorten van de beslistermijn door het opvragen van aanvullende gegevens. Het lukt ons niet om binnen deze termijn een besluit te nemen op de deze aanvraag: omdat de behandeling van de aanvraag meer tijd vergt.
Nieuwe beslistermijn
Wij zijn bevoegd de beslistermijn op een omgevingsvergunning eenmaal met zes weken te verlengen. Dit staat in artikel 3.9 lid 2 van de Wabo. In dit geval maken wij gebruik van deze bevoegdheid. Dit houdt in dat wij nu voor 31 juli 2021 een beslissing moeten nemen. Vanzelfsprekend proberen we de aanvraag zo snel mogelijk af te handelen.”
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder het einde van de beslistermijn in deze brief op 30 juli 2021 heeft gesteld en daarbij volgens de brief ook rekening heeft gehouden met het feit dat de beslistermijn eerder was opgeschort. Die opschorting was voor verweerder nu juist de reden om de beslistermijn met zes weken te verlengen tot 31 juli 2021. Omdat expliciet is benoemd dat moet zijn beslist vóór 31 juli 2021 en daarbij geen voorbehoud meer is gemaakt voor wat betreft de opschorting, heeft eiseres hier naar het oordeel van de rechtbank dan ook vanuit mogen gaan. Van de eerdere opschorting van de beslistermijn kan na de verlenging van de beslistermijn tot 31 juli 2021 dan ook geen sprake meer zijn. Indien verweerder heeft willen betogen dat de beslistermijn alleen eindigde op 30 juli 2021 voor zover de eerdere opschorting van de beslistermijn zich daar niet tegen zou verzetten, overweegt de rechtbank dat dit het voorgaande niet anders maakt, omdat dit niet als zodanig is opgenomen bij de verlenging van de beslistermijn. Zoals verweerder het nu heeft geformuleerd eindigde de beslistermijn immers op 30 juli 2021, onafhankelijk van de vraag of verweerder deze al dan niet eerder heeft opgeschort.
Conclusie
8. Het voorgaande heeft tot gevolg dat verweerder niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eiseres. Dit brengt met zich mee dat de omgevingsvergunning van rechtswege is verleend op 31 juli 2021. Dit betekent ook dat de beslissing die verweerder op 24 augustus 2021 heeft beoogd te nemen, geen rechtsgevolg heeft. De omgevingsvergunning was op dat moment immers al van rechtswege verleend.
8.1.
Een van rechtswege verleende beschikking moet door verweerder bekend gemaakt worden binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven. Dat betekent dat verweerder de omgevingsvergunning van rechtswege uiterlijk 14 augustus 2021 bekend moest maken. Verweerder heeft dit nagelaten. Het beroep is daarom gegrond.
9. Omdat verweerder de omgevingsvergunning van rechtswege niet tijdig bekend heeft gemaakt, verbeurt verweerder een dwangsom vanaf het moment dat twee weken zijn verstreken sinds de ingebrekestelling van eiseres. Omdat eiseres daarom heeft verzocht, zal de rechtbank de hoogte van de verbeurde dwangsom vaststellen. Eiseres heeft verweerder op 26 augustus 2021 in gebreke gesteld. Verweerder is daarom een dwangsom verschuldigd vanaf de dag dat twee weken zijn verstreken sinds die ingebrekestelling, in dit geval vanaf 10 september 2021. De hoogte van de dwangsom stelt de rechtbank op grond van artikel 4:20d, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 4:17, eerste en tweede lid, van de Awb, vast op € 1.127,- (14 x € 23,- + 14 x € 35,- + 7 x € 45,-).
10. Omdat het beroep gegrond is en verweerder nog geen omgevingsvergunning bekend heeft gemaakt, bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen twee weken na heden de omgevingsvergunning van rechtswege alsnog bekend maakt. De rechtbank moet hieraan een dwangsom verbinden voor iedere dag dat verweerder in gebreke blijft om deze uitspraak na te leven. De rechtbank zal deze dwangsom bepalen op € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank handelt hiermee in overeenstemming met landelijk beleid (gepubliceerd op rechtspraak.nl).
11. Omdat het beroep gegrond is dient verweerder het betaalde griffierecht ter hoogte van € 360,- aan eiseres te vergoeden.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gericht tegen het uitblijven van de bekendmaking van de van rechtswege gegeven omgevingsvergunning gegrond;
  • stelt de hoogte van de door verweerder verschuldigde dwangsom vast op
  • draagt verweerder op om binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak de van rechtswege verleende omgevingsvergunning bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 748,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, rechter, in aanwezigheid van
mr. K. Mestrom, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2021.
griffier de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: 15 oktober 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht
4:5
1. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
(…)
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
4:15
1. De termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag na die waarop het bestuursorgaan:
a. de aanvrager krachtens artikel 4:5 uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken (…).
4:17
1.Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. (…).
2. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de overige dagen € 45 per dag.
3. De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
(…).
4:20b
1. Indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking is beslist, is de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven.
(…).
4:20c
1. Het bestuursorgaan maakt de beschikking bekend binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven.
(…).
4:20d
1. Indien het bestuursorgaan de beschikking niet overeenkomstig artikel 4:20c binnen twee weken heeft bekendgemaakt, verbeurt het na een daarop volgende ingebrekestelling door de aanvrager een dwangsom vanaf de dag dat twee weken zijn verstreken sinds die ingebrekestelling.
(…).
8:55d
1. Indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt.
2. De bestuursrechter verbindt aan zijn uitspraak een nadere dwangsom voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. De artikelen 611c en 611g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
(…).
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
3.91.
1. Het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. (…)
2. Het bevoegd gezag kan de in het eerste lid bedoelde termijn eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen. (…).
3. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is, met uitzondering van de artikelen 4:20b, derde lid, en 4:20f, van toepassing op de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag. (…).