In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, naar aanleiding van een verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser had in eerste instantie een verzoek ingediend op 8 juli 2019, waarop verweerder had gereageerd met een besluit dat niet alle gevraagde informatie openbaar maakte. Na een bezwaarschrift van eiser, heeft verweerder op 11 oktober 2019 een aangepast besluit genomen, maar ook dit besluit voldeed niet volledig aan de eisen van de Wob. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, wat leidde tot een tussenuitspraak van de rechtbank op 31 mei 2021, waarin verweerder werd opgedragen om de gebreken in de besluiten te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak aanvullende motivering ingediend en op 22 april 2021 vond er een zitting plaats. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de ongecensureerde versies van de documenten niet had ingediend, waardoor de rechtbank niet kon beoordelen of het algemeen belang bij openbaarmaking opwoog tegen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verweerder niet voldoende had toegelicht waarom bepaalde gegevens als persoonsgegevens werden aangemerkt en waarom deze niet openbaar konden worden gemaakt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep gegrond was, de bestreden besluiten heeft vernietigd, maar de rechtsgevolgen van deze besluiten in stand heeft gelaten omdat verweerder de gebreken had hersteld. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder het griffierecht aan eiser moet vergoeden, maar heeft geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.