Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding met 18 producties;
- de conclusie van antwoord met 5 producties;
- de nadien opnieuw overgelegde productie 13 van [eiser] ;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 21 juli 2021 en de
2.De feiten
Artikel 6.1 van de koopakte luidt als volgt:
‘De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze koopovereenkomst bevindt, derhalve met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, heersende erfdienstbaarheden en kwalitatieve rechten, zichtbare en onzichtbare gebreken en vrij van hypotheken, beslagen en inschrijvingen daarvan. Koper aanvaardt deze staat en daarmee ook de op de onroerende zaak rustende publiekrechtelijke beperkingen voor zover dat geen “bijzondere lasten” zijn.’
‘De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als: woning.
De Vragenlijst bevat, onder meer, het volgende:
‘2. Gevelsa. Is er sprake (geweest) van vochtdoorslag of aanhoudende vochtige plekken op de gevels? nee(…)c. Zijn de gevels tijdens de bouw geïsoleerd? ja(…)5. Vloeren, plafonds en wandena. Is er sprake (geweest) van vochtdoorslag of optrekkend vocht op vloeren, plafonds en/of wanden? neeb. Is er sprake (geweest) van schimmelvorming op de vloeren, plafonds en/of wanden? nee(…)e. Is er sprake (geweest) van gebreken aan de vloerconstructie, zoals scheve, doorbuigende, krakende, beschadigde en/of aangetaste vloerdelen? nee(…)6. Kelder, kruipruimte en funderinga. Is er sprake (geweest) van gebreken aan de fundering? nee(…)c. Is de kruipruimte droog? ja
De bevindingen van [naam bouwkundige 1] zijn daarna neergelegd in een schriftelijk rapport van zijn hand d.d. 22 maart 2018. In dit rapport heeft [naam bouwkundige 1] de woning op nagenoeg ieder geïnspecteerd onderdeel de beoordeling ‘goed’ gegeven. [naam bouwkundige 1] heeft de door [eiser] in verband met de woning te maken kosten (exclusief verbeterkosten) geraamd op in totaal € 2.730,00 (inclusief BTW).
In verband met de schoorsteen heeft [naam bouwkundige 1] , onder meer, het volgende geconstateerd:
‘3. Daken, schoorsteenGebreken schoorsteenResultaat: OnvoldoendeToelichting: De schorsteen kanaal waarop de gashaard is aangesloten vertoond aan de buitenzijde wat mankementen in het schilderwerk en metselwerk. Dit is niet afgeklopt maar hier heeft zich vocht verzameld achter het schilderwerk. Tevens is de betonnen afdekplaat gescheurd en die vervangen c.q. gerepareerd te worden. (…)’.
‘8. Keuken, toilet en badkamer(…)Keuken: geen gebrekenResultaat: goedToelichting: De aanwezig keuken is geïnspecteerd op gebreken aan o.a. tegelwerk, kitwerk, voegwerk, keukenkastdeuren, hang en sluitwerk, kastbodems, achterwanden, vocht, lamineerlagen, werkblad, wasbak, kraan en dergelijke. Hieraan zijn geen gebreken opgemerkt, het geheel kan als bedoeld functioneren.’In verband met de kruipruimte en de kelder heeft [naam bouwkundige 1] , onder meer, het volgende geconstateerd:
‘13. Kruipruimte en kelderKruipruimteResultaat: GoedToelichting: Er is een luik aanwezig dat kan worden geopend. Hierdoor is de inspectie van de kruipruimte uitgevoerd.Let op! Alle beoordelingen welke betrekking hebben op de kruipruimte gelden uiteraard alleen voor het zichtbare gedeelte vanaf luik of openingKruipruimte: condensatie vloer
‘17. Gevels exterieur(…)Gevels: vervuiling
De bevindingen van [naam bouwkundige 2] zijn neergelegd in een schriftelijk rapport van zijn hand d.d. 27 juni 2018. Dit rapport bevat, onder meer, het volgende:
‘Onderzoek: Het onderzoek richt zich op de oorzaak van de gebreken en de vochtproblematiek in de woning, op welke wijze deze gebreken zijn ontstaan en of de vorige eigenaar van de vochtproblematiek en de gebreken op de hoogte had kunnen zijn.(…)
‘Ons inziens is het uiterst aannemelijk dat de verkoper tijdens de bewoning de vochtproblematiek heeft waargenomen middels het optrekken van vocht in de wanden en het vocht in de vloeren. De gebreken zijn niet plots ontstaan, maar zijn een gevolg van bouwkundige gebreken. Aannemelijk zijn de gebreken kort na de verbouwing en het integreren van de patio in 2001 ontstaan.(…)
2. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 178.160,00 (+ p.m., althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedag) aan [eiser] wegens het onder 1. genoemde toerekenbare tekortschieten, het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met wettelijke rente,
4. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 178.160,00 (+ p.m., althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedag) aan [eiser] wegens het onder 1. genoemde tekortschieten, het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met wettelijke rente,
meer subsidiair
6. de gevolgen van de koopovereenkomst ter opheffing van het door [eiser] geleden nadeel te wijzigen en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 178.160,00
(+ p.m., althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedag) aan [eiser] , het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met wettelijke rente,
8. voor zoveel nodig een descente te gelasten;
9. althans zodanig te bepalen als het de rechtbank in goede jusitie vermeent te behoren,
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, met nakosten en rente.
4.De beoordeling
Dienaangaande geldt het volgende.
De bepaling komt (in elk geval in de onderhavige situatie; zie hiervoor) neer op een vergaande uitsluiting van de aansprakelijkheid van de verkoper. De koper kan zich hiertegen beschermen, met name door de woning voorafgaand aan de koop te (laten) onderzoeken op de al dan niet aanwezigheid van voor hem van belang zijnde gebreken.
In deze bepaling ligt (in elk geval in de onderhavige geval; zie hiervoor) een niet-onbelangrijke garantie ten gunste van de koper besloten, die met name van belang kan zijn als het verkochte een meer ingrijpend gebrek vertoont dat ten tijde van de koop voor zowel de verkoper als de koper bekend noch kenbaar was.
Deze bepaling vormt een betrekkelijk vergaande uitzondering op de in artikel 6.3.-eerste volzin opgenomen garantie ten gunste van de koper, en verwijst - opnieuw - naar (het belang van) kopers onderzoeksplicht.
4.8. In het geval de verkoper de koper onvoldoende heeft geïnformeerd (en daardoor is tekortgeschoten in zijn mededelingsplicht) én de koper vóór de koop onvoldoende onderzoek heeft verricht of heeft laten verrichten (en daardoor is tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht) geldt als hoofdregel dat de verkoper die een op hem rustende mededelingsplicht heeft geschonden, zich niet met succes tegen een beroep op de non-conformiteit van de woning of op dwaling zal kunnen verweren met de stelling dat de koper zijn onderzoeksplicht heeft geschonden.
(1) in verband met de vloer van de begane grond: verrotte houten vloerbalken in de woonkamer, vochtige kruipruimte, betonvloer van de buitenpatio verzadigd met vocht, aantasting van de vloeren van keuken, bijkeuken en hal (gedeeltelijk) door optrekkend vocht, leidingen onder de vloer doorgeroest;
(2) voorgevel en schoorsteen: gebreken aan schilderwerk en metselwerk;
(3) dak: naden van de dakbedekking niet volledig waterdicht, scheuren in de aluminium dakranden, ontbrekende afdichting bij de stenen schoorsteen;
(4) overige gebreken: gebrekkig hang- en sluitwerk, ontbrekende spouwmuur-isolering.
Voor zover [gedaagde] de aanwezigheid van de genoemde gebreken ten tijde van de aanvang van de renovatie/verbouwing heeft willen betwisten, verwerpt de rechtbank dit verweer als zijnde onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank verwijst in dit verband opnieuw naar de inhoud van het rapport van [naam bouwkundige 2] , en vooral naar zijn beschrijving en analyse van de oorzaken van de genoemde gebreken (zie rov. 2.8.). Heel kort samengevat komen de bevindingen van [naam bouwkundige 2] erop neer dat de woning in 2001 onoordeelkundig is verbouwd, dat de vochtproblematiek daardoor is ontstaan, en dat die problematiek daarna is verhevigd door de ‘vochtgevoelige’ ligging van de woning.
[gedaagde] heeft, gemotiveerd, gesteld dat de kruipruimte wel degelijk wordt geventileerd door middel van daartoe aangebrachte roosters, maar heeft de genoemde bevindingen van [naam bouwkundige 2] voor het overige niet, maar in elk geval onvoldoende gemotiveerd, betwist.
‘kenbare’gebreken in de zin van de vierde volzin van het genoemde artikel 6.3.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
‘visuele inspectie’, waarbij
‘uitsluitend zichtbare gebreken of tekortkomingen worden gesignaleerd en gerapporteerd’en waarbij
‘verborgen gebreken (…) niet worden (…) geconstateerd’, met dien verstande dat
‘een vermoeden hiervan (..) echter (zal ) worden aangegeven’.
[eiser] heeft onvoldoende toegelicht waarom met een dergelijk, beperkt, onderzoek kon worden volstaan. De rechtbank wijst in dit verband op de [eiser] bekende ouderdom van de woning (medio 1970), op de [eiser] eveneens bekende verbouwing van de woning in (of omstreeks) 2001, en op de voor [eiser] zichtbare ligging van de woning (onderaan een heuvel, aan de rand van de bebouwing). [eiser] heeft gesteld dat in de verkoopbrochure van de makelaar stond dat de woning in technisch perfecte staat was en dat [gedaagde] zich tijdens de bezichtiging louter positief heeft uitgelaten over de woning (en daarmee niet heeft gewezen op gebreken of achterstallig dan wel noodzakelijk onderhoud). Dergelijke uitlatingen ‘in algemene bewoordingen’ vormen echter - gelet op wat [eiser] verder bekend was en had kunnen zijn in verband met de woning - onvoldoende reden om te volstaan met het opdragen van een bouwkundige inspectie die alleen geëigend was om zichtbare gebreken op te merken. In verband hiermee verdient opmerking dat is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] bezwaar zou hebben gehad tegen een meer uitgebreide inspectie van de woning. [eiser] kan worden aangerekend dat hiertoe geen opdracht is gegeven.
inde kruipruimte zou hebben begeven en deze in zijn geheel visueel zou hebben geïnspecteerd. [naam bouwkundige 1] heeft dit laatste niet gedaan en kan worden aangerekend dat hij heeft volstaan met het werpen van een blik op de kruipruimte vanuit het door hem geopende luik, waarna hij - zonder verder voorbehoud en in algemene zin - (aantoonbaar onjuiste) positieve uitspraken heeft gedaan over de situatie ter plaatse.
‘kenbaar’vochtprobleem in en in verband met de vloer van de begane grond van de woning.
Deze kenbaarheid moet naar het oordeel van de rechtbank worden toegerekend aan [eiser] , zodat het ervoor moet worden gehouden dat het vochtprobleem toen ook voor [eiser] kenbaar is geweest. De rechtbank overweegt in verband met deze toerekening dat op [eiser] de eerder beschreven onderzoeksplicht rustte en dat [eiser] ervoor heeft gekozen om daaraan te voldoen door [naam bouwkundige 1] aan te wijzen als inspecteur en door hem de eerdere beschreven inspectieopdracht te verstrekken. Daarvan uitgaande ligt het voor de hand om te oordelen dat [eiser] de gevolgen van de té beperkte inspectie door [naam bouwkundige 1] - en de daarvan het gevolg zijnde eigen onkunde - voor zijn rekening dient te nemen. Dit is des te meer het geval, omdat geen goede reden is gesteld of gebleken om te oordelen dat [gedaagde] - die nu door [eiser] wordt aangesproken tot schadevergoeding - deze gevolgen voor zijn rekening dient te nemen.
- dat in de gevels van de woning geen sprake is (geweest) van vochtdoorslag of aanhoudende vochtige plekken op de gevels,
- dat in de vloeren, plafonds en wanden van de woning geen sprake is (geweest) van vochtdoorslag, optrekkend vocht of schimmelvorming en evenmin van aangetaste vloerdelen, en
- dat de kruipruimte droog was en dat geen sprake was van vochtdoorslag door de kelderwand.
heeft dit verweer onderbouwd door te stellen dat de verbouwing in 2001 is uitgevoerd door een gerenommeerde aannemer en dat daarna nooit sprake is geweest van water dat de woning is binnengedrongen op de wijze die [naam bouwkundige 2] beschrijft. Verder heeft [gedaagde] gesteld dat hij noch zijn (voormalige) echtgenote - die naar stelling van [gedaagde] hypergevoelig is voor geur en verontreiniging - ooit een muffe geur hebben geroken of schimmelplekken hebben gezien, al dan niet in de kelder. Zijn (voormalige) echtgenote zou schimmelvorming in de keukenkastjes ook meteen hebben opgemerkt. In de kruipruimte is hij nooit geweest. De laminaatvloer en de tegelvoer in de woning zijn vochtig gereinigd en zijn daarna steeds ‘normaal’ opgedroogd, aldus nog steeds [gedaagde] .
heeft er verder op gewezen dat niemand voorafgaand aan de koop vocht- of schimmelproblematiek heeft opgemerkt: zijn makelaar noch [eiser] noch de mensen met wie [eiser] voorafgaand aan de koop in de woning is geweest noch [naam bouwkundige 1] (die in zijn rapport heeft vermeld dat geen vochtmeting is uitgevoerd in de wanden en/of de plafonds, omdat er geen vocht is waargenomen en er geen aanleiding was om een vochtpercentage te meten).
In dit verband is met name van belang dat [naam bouwkundige 2] uitdrukkelijk is gevraagd
‘in hoeverre (…) het aannemelijk (is) dat verkoper geen kennis had van de geconstateerde (verborgen) gebreken aan de woning’, waarop [naam bouwkundige 2] heeft geantwoord (zie ook rov. 2.8):
[naam bouwkundige 2] komt niet verder dan de kwalificatie
‘aannemelijk’.De toevoeging
‘uiterst’suggereert méér overtuiging bij de deskundige, maar is niet van een toelichting voorzien. [naam bouwkundige 2] heeft ook niet toegelicht waaruit volgens hem blijkt dat (en waar en in welke mate) sprake is geweest het optrekken van vocht in de wanden en van vocht in de vloeren. Evenmin heeft [naam bouwkundige 2] aangegeven waaruit volgt dat deze (eventuele) vochtoverlast toen voor [gedaagde] waarneembaar is geweest.
inde keukenkastjes sprake was van schimmel. Die stelling bevindt bevestiging in de waarnemingen van [naam bouwkundige 1] , die - kennelijk - de bodems en de achterwanden van de keukenkasten heeft geïnspecteerd, onder meer op vocht en die geen (vocht- of schimmel-) problemen heeft opgemerkt (zie rov. 2.5.). [eiser] heeft zijn andersluidende stelling, gelet hierop, onvoldoende onderbouwd.
heeft in verband met zijn stelling inzake de geschonden mededelingsplicht ook geen passend, voldoende concreet, bewijsaanbod gedaan.
Ook hier geldt dat over de (al dan niet) toewijsbaarheid van de vorderingen dient te worden beslist op basis van het in de rov. 4.2. e.v. geschetste toetsingskader.
Gesteld noch gebleken is dat het (gestelde) gebrek afdoet aan de mogelijkheid om de woning te bewonen. Het (gestelde) gebrek valt daarmee buiten het bereik van de ‘garantie’ in artikel 6.3.-eerste volzin van de koopakte. Zou daar anders over worden gedacht, dan geldt dat sprake is (geweest) van een
‘aan koper bekend’althans
‘kenbaar’gebrek in de zin van artikel 6.3.-vierde volzin. [eiser] heeft niet, maar in elk geval onvoldoende gemotiveerd, gesteld dat [gedaagde] in verband met de schoorsteen zijn mededelingsplicht heeft geschonden. Het gebrek is als zodanig beperkt naar aard en omvang. Gesteld noch gebleken is dat het gebrek bewust is verhuld door de schoorsteen over te (laten) verven voordat [gedaagde] haar te koop heeft aangeboden.
Gelet op dit een en ander oordeelt de rechtbank dat in verband met het (gestelde) gebrek aan de schoorsteen geen sprake is van non-conformiteit (en daarmee van een tekortkoming door [gedaagde] ) en evenmin van (juridisch relevante) dwaling bij [eiser] .
Hier is, uitgaande van de stellingen van [eiser] , sprake van zichtbare dan wel onzichtbare gebreken die op grond van artikel 6.1. van de koopakte voor zijn rekening en risico komen, des te meer omdat zij buiten het bereik van artikel 6.3.-eerste volzin vallen.
heeft onvoldoende onderbouwd: (1) dat deze gebreken [gedaagde] bekend waren of dat zij voor hem kenbaar waren en/of (2) dat ter zake deze - naar aard en omvang geringe - gebreken op [gedaagde] een mededelingsplicht rustte.
In verband met de toepassing van de artikelen 6.1. en 6.3. van de koopakte is verder van belang dat [eiser] niet heeft toegelicht of en zo ja, welke invloed de (eventueel) ontbrekende spouwmuurisolatie heeft (gehad) op de bewoonbaarheid van de woning.
Al met al is (ook) in verband met de (mogelijk) ontbrekende spouwmuurisolatie sprake van onvoldoende onderbouwde vorderingen.
Partijen hebben geen feiten gesteld die de rechtbank, wanneer bewezen, tot andere dan de hiervoor gegeven oordelen kunnen leiden. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen.
3.540,00(2,0 punten × tarief € 1.770,00)