ECLI:NL:RBLIM:2021:7670

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
C/03/296756 / JE RK 21-1908
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp verleend zonder persoonlijk onderzoek door gedragswetenschapper

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 1 oktober 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. De gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg heeft verzocht om deze machtiging, omdat er ernstige zorgen waren over het gedrag van [minderjarige], die zichzelf en anderen in gevaar bracht. De moeder van [minderjarige] stemde in met de gesloten plaatsing, terwijl de vader geen verweer voerde. De advocaat van [minderjarige] was van mening dat gesloten plaatsing niet nodig was en verzocht om afwijzing van het verzoek.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] onder toezicht was gesteld en dat er een machtiging tot uithuisplaatsing was verleend. Ondanks dat de gedragswetenschapper [minderjarige] niet persoonlijk had onderzocht, was er voldoende informatie beschikbaar om te concluderen dat er sprake was van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De kinderrechter oordeelde dat de gesloten plaatsing noodzakelijk was om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp zou onttrekken en om zijn ontwikkeling te waarborgen. De beschikking werd verleend voor de duur van zes maanden, met ingang van 1 oktober 2021.

De kinderrechter benadrukte dat naast de gesloten plaatsing ook aandacht moest zijn voor het gezinssysteem, zodat er op termijn mogelijkheden voor een thuisplaatsing zouden zijn. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummer: C/03/296756 / JE RK 21-1908
Datum uitspraak: 1 oktober 2021
Beschikking machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van:
de gecertificeerde instelling STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Roermond,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] .
advocaat: mr. B.H.S. Brinkman, kantoorhoudend te Heerlen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonend in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonend in [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI, ingekomen bij de griffie op 20 september 2021;
- de verklaring d.d. 20 september 2021 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder;
- de instemmende verklaring d.d. 23 september 2021 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper [naam gedragswetenschapper] .
1.2
Op 1 oktober 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI;
- mr. B.H.S. Brinkman.
1.3
De vader en [minderjarige] zijn - hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen - niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1
Het gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de moeder, maar verblijft op dit moment feitelijk bij de grootmoeder moederszijde.
2.2
Bij beschikking van 16 juni 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar, derhalve tot 16 juni 2022. Bij diezelfde beschikking is ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend, eveneens voor de duur van een jaar.

3.Het verzoek en het verweer

3.1
De GI verzoekt een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
De GI stelt daartoe dat sinds de start van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] in juni 2021 in toenemende mate sprake is van situaties waarbij [minderjarige] zichzelf en anderen in gevaar brengt. Er komen zorgen vanuit de moeder binnen vanwege fysieke en verbale agressie, brandstichting in de keldergang, het vernielen van ramen bij een kerk, vernielingen in huis en het hebben van onvoldoende zicht op [minderjarige] .
Resumerend kan worden gesteld dat bij [minderjarige] sprake is van een fors bedreigde kindontwikkeling die zijn weg richting volwassenheid ernstig in gevaar brengt. [minderjarige] is hierin een gevaar voor zijn omgeving en lijkt hierin door niemand meer te sturen. [minderjarige] heeft grote nood aan een behandeling gericht op de vastgestelde (gedrags-)problematiek echter heeft hij geen enkele motivatie hieraan mee te werken. Een plaatsing binnen de open setting is - vanwege het gebrek aan motivatie en daarmee gepaard gaande kans op weglopen (vanuit zijn vermijdingsgedrag) - niet haalbaar. Als er nu niet wordt ingegrepen, is de kans zeer groot dat [minderjarige] steeds verder afglijdt waarmee zijn kansen op een positieve positie in de maatschappij steeds kleiner worden.
De GI wil inzetten op een traject inhoudende observatie, diagnostiek en stabilisatie middels de externe structuur van een gesloten plaatsing. Bij het vaststellen van diagnostiek kan er een passende behandeling voor [minderjarige] worden gestart waarbij [minderjarige] zich verder kan ontwikkelen.
3.2
De moeder stemt in met de gesloten plaatsing omdat zij dit in het belang van [minderjarige] acht. Na een incident bij de moeder thuis waarbij ook de politie en crisisdienst betrokken waren, is afgesproken dat [minderjarige] voorlopig bij de grootmoeder zal verblijven die in dezelfde straat van de moeder woont. De moeder krijgt daardoor nog steeds mee dat [minderjarige] midden in de nacht nog op straat verblijft en ook wiet gebruikt. Gisteren is [minderjarige] bij de moeder langsgekomen en volgde opnieuw een confrontatie waarbij [minderjarige] de moeder meermaals heeft geslagen en geschopt. Sinds [minderjarige] plotseling is gestopt met het gebruik van zijn medicatie lukt het de moeder niet meer om hem te begrenzen.
3.3
De vader heeft geen verweer gevoerd.
3.4
De advocaat heeft [minderjarige] telefonisch gesproken. De advocaat geeft aan dat hij in een lastige positie zit als belangenbehartiger van [minderjarige] . [minderjarige] wil niet gesloten geplaatst worden en dit is volgens [minderjarige] ook niet nodig. [minderjarige] is van mening dat hij door middel van een juiste dagbesteding en het slikken van zijn medicatie de situatie voldoende kan verbeteren. Formeel verzoekt de advocaat daarom afwijzing van het verzoek van de GI.

4.De beoordeling

4.1
Op grond van het bepaalde in artikel 6.1.2 aanhef en onder a Jeugdwet (hierna te noemen: Jw) kan de kinderrechter een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven (gesloten jeugdhulp), indien de jeugdige onder toezicht is gesteld.
Een machtiging gesloten jeugdhulp kan, gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 5 Jw, in beginsel alleen worden verleend indien het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, of de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert of de voogdij uitoefent, heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van de jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is. De GI die de ondertoezichtstelling uitvoert heeft bij verklaring van 20 september 2021 aangegeven dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 6 Jw dient bij het verzoek ook te zijn overgelegd een instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht. Deze instemmingsverklaring van [naam gedragswetenschapper] van 23 september 2021 is aan de rechtbank overgelegd. Uit deze verklaring blijkt dat de gedragswetenschapper [minderjarige] niet persoonlijk heeft onderzocht omdat dit voor hem feitelijk niet mogelijk was daar [minderjarige] een gesprek met hem weigerde. Ook uit de stukken en de toelichting van de GI en de moeder ter zitting blijkt dat op meerdere manieren is geprobeerd [minderjarige] te doen meewerken aan een gesprek met de gedragswetenschapper, maar dat [minderjarige] dit heeft geweigerd.
4.2
Een machtiging om een jeugdige te doen opnemen in een gesloten accommodatie kan slechts worden verleend indien jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Ook dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Op grond van de stukken van de GI en hetgeen ter zitting verder naar voren is gekomen, oordeelt de kinderrechter dat bij [minderjarige] sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, waarvoor jeugdhulp en uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk zijn, ook om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan deze jeugdhulp onttrekt. Weliswaar heeft de gedragswetenschapper [minderjarige] niet persoonlijk onderzocht, maar uit alle informatie die uit de stukken en uit de verklaringen ter zitting naar voren is gekomen, is een voldoende helder beeld van de zorgwekkende situatie gebleken en daarom staat het vereiste van artikel 6.1.2 lid 6 Jw niet in de weg aan het verlenen van de verzochte machtiging.
Gebleken is dat [minderjarige] zeer zelfbepalend is in zijn gedrag en nog steeds kampt met agressie en opstandigheid. [minderjarige] luistert niet meer naar de moeder en de moeder kan [minderjarige] in de thuissituatie niet begrenzen. Op momenten dat de moeder [minderjarige] probeert te begrenzen resulteert dit in enorme escalaties waarbij [minderjarige] de moeder zelfs schopt en slaat. Door dit gedrag vormt [minderjarige] een gevaar voor zichzelf en voor de overige gezinsleden. Het is niet gelukt om dit gedrag te doen stoppen. Daarnaast weigert [minderjarige] iedere vorm van hulpverlening en/of behandeling en lijkt hij niet meer te motiveren. Dit blijkt ook uit de recente verslaglegging van zowel Mondriaan als de Catamaran. De kinderrechter stelt tevens vast dat [minderjarige] het contact met de gezinsvoogd weigert, zodat in het kader van de ondertoezichtstelling evenmin vooruitgang wordt geboekt. [minderjarige] heeft geen enkele daginvulling en is met de politie in aanraking gekomen. De kinderrechter oordeelt dat de negatieve spiraal doorbroken dient te worden en dat dit enkel nog mogelijk is door middel van een gesloten plaatsing. Daarom zal het verzoek worden toegewezen.
De kinderrechter wijst erop dat een machtiging gesloten jeugdhulp op grond van het bepaalde in artikel 6.1.12, eerste lid Jw, van rechtswege bij voorraad uitvoerbaar is.
De kinderrechter overweegt tot slot dat parallel aan de gesloten plaatsing ook ingezet dient te worden op het gezinssysteem nu de GI desgevraagd heeft aangegeven dat de systeemtherapie in het vrijwillig kader eerder niet van de grond is gekomen, terwijl dit wel al langere tijd geïndiceerd is. Aan de thuissituatie dient intensief gewerkt te worden, zodat een eventuele thuisplaatsing op termijn ook echt kans van slagen heeft.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden, met ingang van 1 oktober 2021 tot 1 april 2022.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.E.L. Arets, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2021 en nadien op schrift gesteld op 6 oktober 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.