ECLI:NL:RBLIM:2021:7603

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
8 oktober 2021
Zaaknummer
8946992 CV EXPL 20-6553
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgverzekeringspremies door VGZ Zorgverzekeraar N.V. aan gedaagde partij

In deze zaak vordert VGZ Zorgverzekeraar N.V., rechtsopvolgster van VGZ voor de Zorg N.V. betreffende IZZ Zorgverzekering, betaling van een bedrag van € 500,00 aan hoofdsom van de gedaagde partij. De vordering is beperkt tot dit bedrag, terwijl VGZ oorspronkelijk een bedrag van € 6.366,44 aan hoofdsom vorderde, dat onbetaald was gelaten door de gedaagde partij. De gedaagde partij heeft een zorgverzekering afgesloten bij IZZ, dat onderdeel is van VGZ, maar stelt niet op de hoogte te zijn geweest van deze relatie en heeft geprobeerd een betalingsregeling te treffen voor haar betalingsachterstand.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat VGZ onbetwist heeft gesteld dat de gedaagde partij op de hoogte was van haar zorgverzekering en dat zij in staat was om haar gegevens in te zien via het portaal van MijnVGZ. De kantonrechter oordeelt dat het niet aannemelijk is dat de gedaagde partij niet wist dat haar zorgverzekering bij VGZ liep en dat zij met VGZ afspraken moest maken over de betalingsachterstand. De vordering van VGZ wordt toegewezen, waarbij de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening ook wordt toegewezen.

De gedaagde partij wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van VGZ zijn begroot op € 381,09. De kantonrechter heeft ook overwogen dat indien de gedaagde partij een betalingsregeling wenst te treffen, zij zich tot VGZ moet wenden, aangezien dit buiten de onderhavige procedure valt. Het vonnis is uitgesproken door mr. H.H. Dethmers op 6 oktober 2021.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8946992 CV EXPL 20-6553
Vonnis van de kantonrechter van 6 oktober 2021
in de zaak van
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V., rechtsopvolgster van
VGZ VOOR DE ZORG N.V., betreffende
IZZ ZORGERZEKERING,
statutair gevestigd en kantoorhoudend te Arnhem,
eisende partij,
gemachtigde Inkassier, Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde partij],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna VGZ en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 6 november 2020,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
VGZ vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde partij] veroordeelt tot betaling aan VGZ van een bedrag van € 500,00 aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten, nakosten en de daarover verschuldigde btw.
2.2.
VGZ stelt dat [gedaagde partij] bij haar een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet heeft afgesloten. Op basis van die verzekering is [gedaagde partij] verzekeringspremie en andere kosten (zoals eigen risico, eigen bijdrage, eventueel niet voor vergoeding in aanmerking komende maar wel voorgeschoten zorgkosten) verschuldigd aan VGZ. Van de in rekening gebrachte bedragen heeft [gedaagde partij] een bedrag van € 6.366,44 aan hoofdsom onbetaald gelaten. Daarnaast is [gedaagde partij] de wettelijke rente ad € 403,90 (berekend tot 28 oktober 2020) en buitengerechtelijke kosten ad € 810,49 verschuldigd geworden, aldus VGZ. VGZ stelt dat zij om haar moverende redenen haar vordering tot € 500,00 aan hoofdsom beperkt waarbij zij haar rechten met betrekking tot de invordering van het nog resterende deel reserveert.
2.3.
[gedaagde partij] stelt dat zij een betalingsachterstand heeft bij IZZ Zorgverzekering, hierna IZZ. Voor die betalingsachterstand heeft zij geprobeerd een regeling te treffen maar dat is niet gelukt. Na een gesprek met haar contactpersoon van Sociale Zaken is het voor haar duidelijk geworden dat IZZ een onderdeel is van VGZ. VGZ heeft haar mails gestuurd maar daar heeft zij nooit op gereageerd omdat zij niet wist dat IZZ een onderdeel is van VGZ en omdat zij dacht dat het valse mails waren. [gedaagde partij] stelt dat zij bereid is een betalingsregeling te treffen.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Aangezien VGZ de rechtsopvolgster is van VGZ voor de Zorg N.V. betreffende IZZ Zorgverzekering en [gedaagde partij] stelt dat zij een betalingsachterstand heeft bij IZZ, wordt in het navolgende ervan uit gegaan dat de onderhavige vordering van VGZ betrekking heeft op de door [gedaagde partij] bedoelde betalingsachterstand – waarvoor nog geen betalingsregeling is getroffen, en dat [gedaagde partij] in het onderhavige geschil de in rechte aan te spreken wederpartij is van VGZ. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat VGZ onbetwist heeft gesteld dat [gedaagde partij] niet alleen mails en herinneringsbrieven van VGZ heeft ontvangen maar dat zij ook kon inloggen op het portaal van MijnVGZ en dus haar gegevens kon inzien. Het is dan ook niet aannemelijk dat [gedaagde partij] niet wist – of redelijkerwijs niet had kunnen weten – dat haar zorgverzekering via VGZ liep en dat zij ter zake van de betalingsachterstand met VGZ afspraken moest maken.
3.2.
Ter zake van de hoogte van de door VGZ ingestelde vordering geldt het volgende. Uit de specificatie die VGZ als productie 1 dagvaarding heeft overgelegd, maakt de kantonrechter op dat de onderhavige vordering betrekking heeft op door [gedaagde partij] onbetaald gelaten zorgverzekeringspremies en declaraties (voor o.a. ambulancevervoer, laboratoriumonderzoek, farmacie, ziekenhuis hulp etc.) over de jaren 2014 tot en met 2020. [gedaagde partij] heeft het voorgaande alsmede de hoogte van de vordering evenmin betwist zodat van de juistheid van de in productie 1 dagvaarding opgenomen gegevens alsmede van de juistheid van de daarin opgenomen bedragen wordt uitgegaan. Gelet daarop wordt er ook vanuit gegaan dat [gedaagde partij] nog een bedrag van € 6.366,44 aan hoofdsom aan VGZ verschuldigd is. Nu VGZ haar vordering beperkt heeft tot € 500,00 aan hoofdsom, onder reserve van rechten op invordering van het restant, zal € 500,00 aan hoofdsom worden toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke rente vanaf datum dagvaarding is eveneens toewijsbaar.
3.3.
Gelet op de beperking van de vordering tot € 500,00 aan hoofdsom, hoeft de kantonrechter geen inhoudelijk oordeel te geven over de wettelijke rente berekend tot 28 oktober 2020 en de buitengerechtelijke incassokosten.
3.4.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat indien en voor zover [gedaagde partij] een betalingsregeling met VGZ wenst te treffen, zij zich daartoe tot VGZ dient te wenden. Het treffen van een betalingsregeling gaat immers de onderhavige procedure te buiten.
3.5.
[gedaagde partij] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van VGZ worden begroot op:
- dagvaarding € 105,09
- griffierecht € 126,00
- salaris gemachtigde €
150,00(2 x tarief € 75,00)
totaal € 381,09
De gevorderde nakosten zullen op de hierna in de beslissing weergegeven wijze worden toegewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan VGZ, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen een bedrag van € 500,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke vanaf de dag der dagvaarding (6 november 2020) tot de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van VGZ gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 381,09,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door VGZ volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 37,50 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, dit bedrag te vermeerderen met de hierover verschuldigd zijnde btw,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken.
Type: NZ