Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 21
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 3
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 22 tot en met 32
- de akte overlegging producties zijdens [gedaagden] van 29 mei 2019 met productie 4
- de akte betreffende het wijzigen en vermeerderen van de eis in reconventie, tevens overlegging van producties zijdens [gedaagden] van 2 juli 2021 met productie 5
- het B8 formulier met productie 33 zijdens [eiseres] van 2 juli 2021
- de akte houdende overlegging productie zijdens [gedaagden] van 2 juli 2021 met productie 6
- het proces-verbaal van de comparitie van 2 juli 2021 met de pleitnotities van partijen
- het proces-verbaal van de comparitie van 21 juli 2021 met bijbehorende stukken
- het doorhalen van de procedure in reconventie op de rol van 21 juli 2021.
2.De feiten
3.Het geschil
- verhuizing/verplaatsen dozen etc € 5.733,00
- tuin + afrastering (vier sub-posten) € 6.522,40
- algemeen (uitvoering/begeleiding) € 2.650,00
- minderwerk (lamelparketvloer kelder) -€ 501,22
4.De beoordeling
eenprijsverhoging zou leiden. De rechtbank is daarom van oordeel dat het erop aankomt of de opdrachtgever een
reëelinzicht heeft gekregen in de omvang van de concreet te verwachten meerkosten.
uiteindelijkeaanzienlijke tijdsbesteding (126 uur voor verhuiswerkzaamheden, 80 uur voor de tuinwerkzaamheden en 42 uur huur van een container en minigraver) en daaraan verbonden kosten zouden worden. Verder is in de bouwnotulen nooit over dergelijke dagstaten gesproken, zelfs niet toen [gedaagden] de hoogte van de factuur op de bouwvergadering van 28 juli 2016 betwistte en zich daarbij al op het standpunt stelde dat zij nimmer is gewaarschuwd voor de prijsverhoging.