ECLI:NL:RBLIM:2021:7493

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
C/03/260322 / HA ZA 19-85
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vergoeding van meerwerk in aannemingsovereenkomst afgewezen wegens gebrek aan inzicht in kosten door opdrachtgever

In deze zaak vorderde de eiseres, een besloten vennootschap, betaling van meerwerk door de gedaagden, die een aannemingsovereenkomst met haar hadden gesloten. De rechtbank Limburg oordeelde dat de gedaagden geen reëel inzicht hadden gekregen in de omvang van de te verwachten meerkosten. De eiseres had op 23 december 2015 een offerte uitgebracht voor verbouwwerkzaamheden, die door de gedaagden op 30 december 2015 werd aanvaard. De aanneemsom bedroeg € 90.696,76 inclusief btw. Later vorderde de eiseres betaling voor extra werkzaamheden, waaronder verhuis- en tuinwerkzaamheden, die niet in de oorspronkelijke overeenkomst waren opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet had aangetoond dat de gedaagden op de hoogte waren van de noodzaak van een prijsverhoging voor deze extra werkzaamheden. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseres af, omdat zij niet had voldaan aan haar stelplicht en de gedaagden niet voldoende waren geïnformeerd over de kosten van het meerwerk. De rechtbank benadrukte dat de opdrachtgever niet geconfronteerd mag worden met aanzienlijke prijsverhogingen zonder dat hij daarover tijdig is geïnformeerd. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die op € 2.356,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/260322 / HA ZA 19-85
Vonnis van 29 september 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R.T.L.J. Jongen te Heerlen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. W.J.F. Geertsen te Maastricht.
Partijen worden hierna [eiseres] en (in enkelvoud) [gedaagden] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 21
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 3
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties 22 tot en met 32
  • de akte overlegging producties zijdens [gedaagden] van 29 mei 2019 met productie 4
  • de akte betreffende het wijzigen en vermeerderen van de eis in reconventie, tevens overlegging van producties zijdens [gedaagden] van 2 juli 2021 met productie 5
  • het B8 formulier met productie 33 zijdens [eiseres] van 2 juli 2021
  • de akte houdende overlegging productie zijdens [gedaagden] van 2 juli 2021 met productie 6
  • het proces-verbaal van de comparitie van 2 juli 2021 met de pleitnotities van partijen
  • het proces-verbaal van de comparitie van 21 juli 2021 met bijbehorende stukken
  • het doorhalen van de procedure in reconventie op de rol van 21 juli 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft op 23 december 2015 een offerte aan [gedaagden] uitgebracht voor verbouwwerkzaamheden aan de woning van [gedaagden] Op 30 december 2015 heeft [gedaagden] de offerte ondertekend en opdracht gegeven aan [eiseres] om de geoffreerde werkzaamheden uit te voeren. De aanneemsom bedroeg € 90.696,76 inclusief btw.
2.2.
[eiseres] heeft op 21 juli 2016 een factuur met nummer [nummer] aan [gedaagden] gestuurd. De factuur zag op verhuis- en tuinwerkzaamheden en beliep een bedrag van € 19.360,00 inclusief btw.
2.3.
[eiseres] heeft [gedaagden] aangemaand tot betaling van de hiervoor genoemde factuur. Dit is gedaan op 20 september 2017, 5 oktober 2017 en 17 april 2018. [gedaagden] heeft op 28 mei 2018 gereageerd op de aanmaningen.

3.Het geschil

3.1.
Partijen hebben een regeling getroffen die is vastgelegd in het proces-verbaal van 21 juli 2021. Als gevolg daarvan is de procedure in reconventie doorgehaald en is een deel van de vorderingen in conventie (II en III) ingetrokken of verminderd (IV). Hierna worden daarom uitsluitend nog de resterende, deels gewijzigde, vorderingen in conventie besproken.
3.2.
[eiseres] stelt dat zij op verzoek van [gedaagden] diverse werkzaamheden heeft uitgevoerd die geen onderdeel uitmaakten van de oorspronkelijke overeenkomst. De daarvoor gestuurde factuur (met nummer [nummer] ) is niet betaald door [gedaagden] In de factuur zijn de in rekening gebrachte kosten afgerond op een bedrag van € 16.000,00 exclusief btw. De specificatie bij deze factuur sluit op een bedrag van € 16.439,23 exclusief btw en bestaat uit de volgende posten (exclusief btw):
  • verhuizing/verplaatsen dozen etc € 5.733,00
  • tuin + afrastering (vier sub-posten) € 6.522,40
  • algemeen (uitvoering/begeleiding) € 2.650,00
  • minderwerk (lamelparketvloer kelder) -€ 501,22
3.3.
[eiseres] vordert daarom dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
“I. [gedaagden] hoofdelijk dan wel afzonderlijk veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van factuur 20160235, in totaal een bedrag van € 19.360,- inclusief BTW, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2018 tot de dag der algehele voldoening, een en ander tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
IV. [gedaagden] hoofdelijk dan wel afzonderlijk veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van de buitengerechtelijke incassokosten van € 968,60;
V. [gedaagden] hoofdelijk dan wel afzonderlijk veroordeelt in de volledige kosten van het geding, te voldoen binnen 14 dagen na het ten deze te wijzen vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis;
VI. [gedaagden] hoofdelijk dan wel afzonderlijk veroordeelt in de nakosten van € 131,- dan wel, indien betekening van het vonnis plaatsvindt, van € 199,- te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf acht dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening.”
3.4.
[gedaagden] voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank dient te beoordelen of [gedaagden] de factuur die [eiseres] heeft gestuurd voor meerwerk moet betalen. De factuur ziet op elektra-, verhuis-, tuin- en begeleidingswerkzaamheden. Voorts is minderwerk opgevoerd.
4.2.
[eiseres] heeft in deze procedure geen toelichting gegeven op de posten ‘Algemeen’ (€ 2.650,00 exclusief btw) en ‘Electra’ (€ 2.035,05 exclusief btw) die op de factuur zijn vermeld. [gedaagden] heeft de gehele factuur betwist en heeft ter onderbouwing van die betwisting verwezen naar de notulen van de bouwvergadering van 28 juli 2016. In die notulen zijn concrete redenen opgenomen voor de betwisting van de hoogte van de hiervoor genoemde posten. Gelet hierop had het op de weg van [eiseres] gelegen om een toelichting te geven op de verschuldigdheid en de hoogte van de posten ‘Algemeen’ en ‘Electra’. Door dit niet te doen, heeft [eiseres] niet aan haar stelplicht voldaan en zal vordering sub I worden afgewezen voor zover zij ziet op deze posten.
4.3.
[gedaagden] heeft de factuur voorts gemotiveerd betwist ten aanzien van de verhuis- en tuinwerkzaamheden. [gedaagden] betwist dat sprake is van meerwerk en, als dat wel zo is, betwist hij dat hij gehouden is te betalen voor het meerwerk.
Is sprake van meerwerk?
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] verhuiswerkzaamheden heeft verricht. Evenmin is in geschil dat die werkzaamheden een aanvulling op de oorspronkelijke opdracht waren. [gedaagden] heeft namelijk in punt 9 van de conclusie van antwoord aangevoerd dat hij zelf de verhuiswerkzaamheden zou verrichten, maar dat dit vanwege uitloop van de bouwwerkzaamheden en verblijf in het buitenland niet meer mogelijk was. Verder is niet in geschil dat tussen partijen overeenstemming bestond dat [eiseres] de werkzaamheden zou uitvoeren. Ten aanzien van de verhuiswerkzaamheden is daarom sprake van meerwerk.
4.5.
[gedaagden] heeft betoogd dat de tuinwerkzaamheden onderdeel uitmaakten van de oorspronkelijke overeenkomst. Het betrof volgens [gedaagden] namelijk werkzaamheden om de tuin in de oorspronkelijke staat terug te brengen en om die reden zou geen sprake zijn van meerwerk. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Tijdens de comparitie van 2 juli 2021 is duidelijk geworden dat oorspronkelijk de bedoeling was om slechts de haag te verwijderen op de plek waar de nieuw te bouwen aanbouw gerealiseerd zou worden. Nadat de haag op die plek was verwijderd, heeft [gedaagden] echter aan [eiseres] gevraagd om ook de rest van de haag te verwijderen. Op de plek van die haag is daarna eveneens op verzoek van [gedaagden] een hekwerk geplaatst. De tuinwerkzaamheden maakten dus geen onderdeel uit van de oorspronkelijke overeenkomst, zodat ook ten aanzien hiervan sprake is van meerwerk.
Moet [gedaagden] betalen voor het meerwerk?
4.6.
[eiseres] heeft niet gesteld dat tussen partijen overeenstemming bestond over de prijs van het meerwerk. Evenmin heeft [eiseres] gesteld dat zij [gedaagden] heeft gewezen op de noodzaak van een uit het meerwerk voortvloeiende prijsverhoging. [eiseres] kan daarom ingevolge artikel 7:755 BW slechts aanspraak maken op betaling van het meerwerk als [gedaagden] de noodzaak van een prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen.
4.7.
Volgens [eiseres] had [gedaagden] de noodzaak van een prijsverhoging uit zichzelf moeten begrijpen, omdat voor zowel de verhuis- als de tuinwerkzaamheden sprake was van een aanzienlijke tijdsbesteding. Volgens [eiseres] heeft bovendien te gelden dat als [gedaagden] begreep dat sprake was van meerwerk, het op diens weg lag om vragen te stellen over de hoogte van de aan dat meerwerk verbonden kosten. Verder stelt [eiseres] dat zij de architect van [gedaagden] heeft betrokken bij de tuin- en verhuiswerkzaamheden. De architect zou telkens de door [eiseres] opgestelde dagstaten hebben geaccordeerd.
4.8.
[gedaagden] heeft betwist dat hij de noodzaak van een prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen. Hij heeft erop gewezen dat andere meerwerkopdrachten aan [eiseres] telkens werden voorafgegaan door schriftelijke offertes. Bij de verhuis- en tuinwerkzaamheden is geen schriftelijke offerte uitgebracht, waardoor hij geen rekening heeft hoeven houden met een prijsverhoging, aldus [gedaagden] Hij heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat hij geen rekening heeft hoeven houden met een prijsverhoging van € 19.630,00. Dat is immers een aanzienlijk bedrag, ook in relatie tot de oorspronkelijke aanneemsom. [gedaagden] heeft daarnaast het aantal uren dat aan de werkzaamheden is besteed en het uurtarief dat daarvoor in rekening is gebracht, betwist.
4.9.
Ten aanzien van het vereiste begrip van een prijsverhoging stelt de rechtbank voorop dat artikel 7:755 BW het belang van de opdrachtgever beschermt. Hij dient niet te worden geconfronteerd met vaak aanzienlijke prijsverhogingen waar hij vanwege gebrek aan kennis niet op bedacht kon zijn. Door het verstrekken van tijdige informatie over de noodzaak van prijsverhoging als gevolg van meerwerk krijgt de opdrachtgever de gelegenheid om te beslissen of hij het meerwerk ondanks de hogere prijs aan de aannemer wil opdragen. Aan die beschermingsgedachte zou afbreuk worden gedaan als slechts vereist zou zijn dat de opdrachtgever zich heeft gerealiseerd dat een aanvulling op het oorspronkelijke werk tot
eenprijsverhoging zou leiden. De rechtbank is daarom van oordeel dat het erop aankomt of de opdrachtgever een
reëelinzicht heeft gekregen in de omvang van de concreet te verwachten meerkosten.
4.10.
Met betrekking tot de verhuiswerkzaamheden is op de factuur een bedrag van € 5.733,00 exclusief btw vermeld. Dit is € 6.936,93 inclusief btw. Gelet op de omvang van de oorspronkelijke aanneemsom, € 90.696,76 inclusief btw, hebben de verhuiswerkzaamheden geresulteerd in een aanzienlijke prijsverhoging. De verhuiswerkzaamheden waren nodig om de oorspronkelijke overeenkomst te kunnen uitvoeren. [gedaagden] kon die werkzaamheden niet zelf uitvoeren, omdat hij in het buitenland verbleef. [eiseres] heeft toegelicht dat met name een tafel en wat losse spullen zijn opgeslagen op de eigen bedrijfslocatie. Voor het overige zien de verhuiswerkzaamheden op het heen en weer verplaatsen van spullen in het huis van [gedaagden] [eiseres] heeft niet weersproken dat eerdere meerwerkopdrachten altijd werden voorafgegaan door een schriftelijke offerte en dat een dergelijke offerte in dit geval ontbrak. Gelet op al deze omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat [gedaagden] de noodzaak van een prijsverhoging niet en in ieder geval niet in deze omvang, uit zichzelf had hoeven te begrijpen.
4.11.
Ten aanzien van de tuinwerkzaamheden is op de factuur een totaalbedrag van € 6.522,40 exclusief btw vermeld. Dit is € 7.892,10 inclusief btw. Ook hiervoor geldt dat dit een aanzienlijke prijsverhoging is, gelet op de omvang van de oorspronkelijke aanneemsom. De rechtbank acht aannemelijk dat [gedaagden] zich ervan bewust was dat de tuinwerkzaamheden gepaard zouden gaan met extra kosten. Eerst zou immers slechts een deel van de haag worden verwijderd, omdat dat noodzakelijk was voor de bouw van een in de oorspronkelijke opdracht opgenomen aanbouw. Later is op verzoek van [gedaagden] de hele haag verwijderd en is een hekwerk op de plek van de haag geplaatst. [gedaagden] heeft de materiaalkosten van het hekwerk voldaan. Daaruit blijkt dat [gedaagden] rekening heeft gehouden met extra kosten. Dat is echter onvoldoende om de vordering van [eiseres] ook voor het overige toe te wijzen. Van belang is immers of [gedaagden] een reëel inzicht heeft gekregen in de omvang van de kosten die verbonden zijn aan het meerwerk. [eiseres] heeft niet concreet gesteld op basis waarvan [gedaagden] had kunnen of moeten verwachten dat er zoveel uren aan de tuinwerkzaamheden besteed zouden worden. Ook ten aanzien van de tuinwerkzaamheden geldt dat eerdere meerwerkopdrachten altijd werden voorafgegaan door een schriftelijke offerte en dat een dergelijke offerte in dit geval ontbrak. Gelet op al deze omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat [gedaagden] de noodzaak van een prijsverhoging ook ten aanzien van de tuinwerkzaamheden niet in deze omvang uit zichzelf had hoeven te begrijpen.
4.12.
De stellingen van [eiseres] dat zij dagstaten aan de architect van [gedaagden] heeft voorgelegd, dat die zijn geaccordeerd en dat tussentijds foto’s van de werkzaamheden zijn gestuurd, leiden niet tot een ander oordeel. Met het toesturen van tussentijdse dagstaten, die overigens niet zijn overgelegd, en foto’s is nog niet gezegd dat [gedaagden] zich op dat moment realiseerde wat de
uiteindelijkeaanzienlijke tijdsbesteding (126 uur voor verhuiswerkzaamheden, 80 uur voor de tuinwerkzaamheden en 42 uur huur van een container en minigraver) en daaraan verbonden kosten zouden worden. Verder is in de bouwnotulen nooit over dergelijke dagstaten gesproken, zelfs niet toen [gedaagden] de hoogte van de factuur op de bouwvergadering van 28 juli 2016 betwistte en zich daarbij al op het standpunt stelde dat zij nimmer is gewaarschuwd voor de prijsverhoging.
4.13.
Schending van de waarschuwingsplicht door een aannemer voor een prijsverhoging door meerwerk leidt in beginsel tot verval van zijn aanspraak op vergoeding. De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit geval van dat beginsel af te wijken. De gevorderde vergoeding voor de verhuis- en tuinwerkzaamheden ligt daardoor voor afwijzing gereed. Dit betekent in combinatie met overweging 4.2. ook dat vordering sub I volledig wordt afgewezen.
Wat gebeurt met de nevenvorderingen en de proceskosten?
4.14.
De overige vorderingen van [eiseres] zien op rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Zij zijn slechts toewijsbaar bij het slagen van vordering sub I. Omdat die vordering wordt afgewezen, zullen ook vorderingen IV., V en VI worden afgewezen.
4.15.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op € 914,00 aan griffierecht en € 1.442,00 aan salaris advocaat (2,0 punten × tarief III € 721,00), in totaal € 2.356,00.
4.16.
De door [gedaagden] gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 2.356,00,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.4.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de veroordelingen 5.2. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Dohmen en in het openbaar uitgesproken.
Type: TD