ECLI:NL:RBLIM:2021:7482

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 oktober 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
C/03/290920 / HA RK 21-175
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van rechter wegens vermeende vooringenomenheid

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 4 oktober 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van rechter N.J.J. Derks-Voncken. Verzoeker had op 14 april 2021 een wrakingsverzoek ingediend, waarin hij stelde dat de rechter vooringenomen was in zijn zaak. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De rechter had in een eerdere procedure, die verband hield met het verzoek van verzoeker om een volledige schriftelijke behandeling, niet gereageerd op verzoekers verzoek, wat door verzoeker werd geïnterpreteerd als een aanwijzing voor partijdigheid.

De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de rechter niet op de hoogte was van het verzoek om schriftelijke behandeling, en dat het niet reageren op een verzoek als een afwijzing kan worden beschouwd, wat een procesbeslissing is. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing vormen voor vooringenomenheid. Aangezien verzoeker geen objectieve aanwijzingen heeft kunnen geven voor zijn vrees voor partijdigheid, heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen. De beslissing is openbaar gemaakt op 4 oktober 2021.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/290920 / HA RK 21-175
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
dat strekt tot wraking van mr.
N.J.J. Derks-Voncken, rechter in de rechtbank Limburg, verder te noemen rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
Op 14 april 2021 heeft verzoeker een verzoek tot wraking ingediend in de zaak met zaaknummer ROE 20/1542 BESLU.
De rechter heeft de wrakingskamer op 11 mei 2021 bericht dat zij niet in de wraking berust en niet ter zitting zal verschijnen. Zij heeft in een schriftelijke reactie haar zienswijze gegeven.
De wrakingskamer heeft verzoeker in haar oproeping voor de zitting van 17 juni 2021 in verband met COVID-19 gevraagd zijn voorkeur aan te geven voor de behandeling van zijn verzoek, mondeling of schriftelijk. Verzoeker heeft hierop niet gereageerd waarop de mondelinge behandeling doorgang heeft gevonden.
Verzoeker is ter zitting niet verschenen. De wrakingskamer heeft vervolgens besloten alsnog tot een schriftelijke behandeling over te gaan, omdat verzoeker dat in zijn verzoek tot wraking heeft gevraagd.
Op 15 juni 2021 heeft verzoeker een aanvullend stuk betreffende het verzoek tot wraking ingediend. Dit stuk is pas na 23 juni 2021 door de griffier van de wrakingskamer ontvangen omdat het abusievelijk in een verkeerd postvak terechtgekomen.
Op 23 juni 2021 heeft verzoeker zijn reactie van 15 juni 2021 opnieuw ingediend met het bericht dat hij al een reactie op het verweerschrift van de rechter had gegeven.
Gelet op de agenda’s van de betrokken leden van de wrakingskamer is het niet eerder mogelijk geweest een beslissing te nemen.
De datum van de uitspraak is bepaald op heden.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1.
Verzoeker voert -zakelijk weergegeven- aan dat zijn verzoek van 29 maart 2021, waarin hij om een volledige schriftelijke behandeling van zijn beroepsprocedure vraagt, door de rechter is genegeerd evenals zijn beperkingen en zijn veiligheid.
2.2.
Door het handelen en/of nalaten van de rechter is er sprake van een ongelijke situatie in hoor en wederhoor tussen verweerder en verzoeker. Verzoeker stelt dat het handelen en/of nalaten van de rechter, los van de werkelijke intenties, zo onbegrijpelijk is dat het niet anders kan dan dat haar handelen en/of nalaten is ingegeven door en/of zwaarwegende aanwijzingen oplevert voor enige vooringenomenheid aan de zijde van de rechter.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De rechter stelt zich op het standpunt dat in de procedure van verzoeker in de zaak van AWB/ROE 20/1542 geen omstandigheden zijn aangedragen die zouden moeten leiden tot een objectiveerbare vrees voor vooringenomenheid bij de behandeling van de zaak.
3.2.
Na het versturen van de vooraankondiging op 25 maart 2021 heeft verzoeker bij brief van 29 maart 2021 een vervolgberoepschrift ingediend en een aantal verzoeken gedaan waaronder het verzoek om de zaak (volledig) schriftelijk te behandelen. Dat verzoek is om een onbekende reden niet aan de rechter voorgelegd, zodat deze daarvan geen kennis heeft kunnen nemen voorafgaand aan het versturen van de definitieve kennisgeving betreffende de behandeling van het beroep. Op 6 april 2021 is verzoeker vervolgens geïnformeerd over de datum van de zitting en de naam van de behandelend rechter, mr. Derks-Vonken met daarbij de kanttekening dat de behandelend rechter niet definitief is en deze dus nog kan wijzigen. Op 7 april 2021 is verzoeker meegedeeld dat mr. P. Broier de zaak zal behandelen. De rechter stelt zich op het standpunt dat voor zover zij al als behandelend rechter kan worden aangemerkt er geen sprake is van vooringenomenheid, nu zij (noch mr. Broier) kennis droeg van het verzoek om de zaak schriftelijk te behandelen en voorts het niet reageren op een verzoek als een afwijzing geldt, hetgeen een procesbeslissing is.

4.De beoordeling

4.1.
De wrakingskamer stelt voorop dat zij uitsluitend bevoegd is uitspraak te doen over de al dan niet bestaande vooringenomenheid dan wel de schijn van vooringenomenheid van de rechter. Voor wat betreft het overige dat door verzoeker is verzocht merkt de wrakingskamer op dat zij niet bevoegd is om daarover uitspraak te doen. De wrakingskamer laat dit dan ook verder onbesproken.
4.2.
De wrakingskamer beoordeelt of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter ten opzichte van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
4.3.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker in zijn verzoek van 14 april 2021 geen feiten of omstandigheden heeft gesteld, waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is van subjectieve partijdigheid. De wrakingskamer zal dan ook enkel beoordelen of sprake geweest zou kunnen zijn van objectieve partijdigheid.
4.4.
Na ontvangst van de vooraankondiging van 25 maart 2021 stuurt verzoeker op 29 maart 2021 de rechtbank een brief met onder meer het verzoek zijn zaak volledig schriftelijk af te doen. De beslissing om een zaak op zitting te behandelen, de wijze van afdoening dus, wordt onder verantwoordelijkheid van een rechter genomen. Verzoekers brief met daarin zijn verzoek om volledige schriftelijke behandeling wordt ‘gemist’ en niet voorgelegd aan de rechter. In de brief van 6 april 2021 wordt kenbaar gemaakt dat de zaak voor 29 april 2021 op zitting wordt gepland. Verzoeker wraakt op 14 april 2021 de rechter die in de brief van 6 april is genoemd.
4.5.
De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker ervan uit mocht gaan dat
mr. Derks-Vonken de behandelend rechter was, nu zij in de brief van 6 april 2021 als (vooralsnog) behandelend rechter werd genoemd en in deze brief de beslissing is opgenomen dat de zaak op zitting behandeld zou worden. Daarmee is zij als rechter verantwoordelijk voor de beslissing over de wijze van afdoening. Dat zij verzoekers brief met daarin zijn verzoek om een volledige schriftelijke behandeling niet heeft gezien doet hier niets aan af.
4.6.
De beslissing die onder verantwoordelijkheid van de rechter is genomen is een procesbeslissing, die in beginsel geen grond voor wraking kan zijn. Dat kan anders zijn indien geen andere verklaring te geven is, dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven en een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Met inachtneming van hetgeen door de rechter in haar schriftelijke reactie daarop is gesteld met betrekking tot die genomen procesbeslissing is de wrakingskamer van oordeel dat er geen sprake is van feiten of omstandigheden die een aanwijzing opleveren voor het aannemen van vooringenomenheid van de rechter, laat staan een zwaarwegende aanwijzing. Het verzoek is dan ook ongegrond en wordt afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.P. van Deventer, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. Y.J.C.A. Roeffen, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen als griffier. De beslissing is openbaar gemaakt op 4 oktober 2021.