In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 30 september 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, eigenaar van een garagebedrijf, en gedaagde, die zijn honden uitlaat op een nabijgelegen groenstrook. Eiser vorderde een straat-, gebieds- en contactverbod tegen gedaagde, omdat hij psychisch letsel en klachten ondervond na een voorval op 19 mei 2021, waarbij gedaagde hem zou hebben mishandeld. Eiser stelde dat de dagelijkse confrontaties met gedaagde zijn herstel belemmerden en vorderde daarom een verbod om zich in de nabijheid van zijn garagebedrijf te begeven.
De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser voldoende spoedeisend belang had bij zijn vorderingen, gezien de psychische klachten die hij ondervond. De rechter overwoog dat een straat- en gebiedsverbod een inbreuk vormt op het recht van vrij verkeer, maar dat deze inbreuk gerechtvaardigd kon zijn indien er voldoende aannemelijke feiten waren die dit rechtvaardigden. De voorzieningenrechter achtte het aannemelijk dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld jegens eiser, op basis van de camerabeelden die het voorval op 19 mei 2021 vastlegden.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van eiser toegewezen, met uitzondering van enkele specifieke gedragingen die niet bewezen waren. Gedaagde werd verboden om zich tot en met 2 december 2021 in de nabijheid van het garagebedrijf van eiser te begeven, en hij werd veroordeeld tot het betalen van een dwangsom bij overtreding van dit verbod. Tevens werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eiser.