ECLI:NL:RBLIM:2021:7462

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
9325069 CV EXPL 21-3306
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident betreffende vordering onbepaalde waarde en verwijzing naar kamer voor andere zaken

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht, is op 29 september 2021 een vonnis in incident gewezen door kantonrechter R.P.J. Quaedackers. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. J.F.M. Sondeijker, heeft vorderingen ingediend tegen de gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. J.L.H. Holthuijsen. De vorderingen van de eisende partij omvatten onder andere het verzoek om gedaagden te veroordelen tot het staken van werkzaamheden die overlast veroorzaken, het aanpassen van een garagepoort, en het vergoeden van buitengerechtelijke kosten. De gedaagde partij heeft in het incident verzocht om verwijzing naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken, stellende dat enkele vorderingen van onbepaalde waarde zijn en niet op geld waardeerbaar. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen niet in waarde bepaalbaar zijn en dat de zaak daarom niet door de kantonrechter kan worden behandeld. De kantonrechter heeft de zaak vervolgens verwezen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht. Tevens is de eisende partij veroordeeld in de proceskosten van het incident. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en partijen zijn erop gewezen dat zij na verwijzing alleen bij advocaat kunnen procederen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: 9325069 CV EXPL 21-3306
Vonnis in incident van de kantonrechter van 29 september 2021
in de zaak van
1.
[eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident sub 1],
2.
[eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident sub 2]
beiden wonend te [woonplaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
gemachtigde mr. J.F.M. Sondeijker,
tegen

1.[gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident sub 1] ,

2.
[gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident sub 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
gemachtigde mr. J.L.H. Holthuijsen.
Partijen zullen hierna [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] en [gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 5
  • de incidentele conclusie tot verwijzing
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil

in de hoofdzaak2.1. [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] . vorderen dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. primair: (naar de kantonrechter begrijpt) gedaagden zal veroordelen om binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis, de werkzaamheden in de garage/aanbouw en/of op het perceel aan de [adres] te [plaats 1] per ommegaande te staken, dan wel gedaagden zal veroordelen om geen overlast of hinder te veroorzaken bij eisers;
2. subsidiair: zal bepalen dat toekomstige (geluidsoverlast veroorzakende en hinderlijke werkzaamheden aan auto’s of anderszins alleen nog kunnen en mogen worden uitgevoerd
in de door gedaagden gehuurde loods in [plaats 2] , dan wel de werkzaamheden op het perceel van gedaagden zodanig in te richten dat er geen overlast en hinder meer door wordt veroorzaakt in de vorm van geluidsoverlast of welke hinder of overlast dan ook;
3. gedaagden zal veroordelen tot het aanpassen van de garagepoort zodat deze niet meer dichtslaat vanwege het met deze garagepoort samenhangende systeem van veren, dan wel de garagepoort te vervangen door een poort die geen overlast veroorzaakt bij openen en sluiten en welke garagepoort overeenstemt met de garagepoorten/deuren bij alle vergelijkbare panden in deze buurt;
4. gedaagden zal veroordelen om de eerder afgesproken (niet uitgevoerde) aanpassingen aan de zwembadpomp aan te brengen zodat de overlast hiervan tot een minimum wordt beperkt dan wel dat de overlast hiervan geheel wordt weggenomen;
5. gedaagden zal veroordelen om de in hun tuin aanwezige (veiligheids)lamp zo af te stellen dat deze niet meer rechtstreeks in de woning/slaapkamer van eisers schijnt;
6. zal bepalen dat een descente plaatsvindt om ter plekke de situatie op te nemen en te ervaren waar de klachten van eisers uit bestaan;
7. gedaagden zal veroordelen tot het moeten voldoen van een dwangsom ter grootte van
€ 250,00 per dag - of gedeelte daarvan - dat gedaagden in gebreke blijven met het te geven
gebod van staking dan wel aanpassing/verplaatsing werkzaamheden, garagepoort, zwembadpomp en tuinlamp zulks met een maximum van € 15.000,00, dan wel ieder ander bedrag alsook te nemen maatregel een en ander in goede justitie te bepalen;
8. gedaagden zal veroordelen om aan eiser tegen kwijting te betalen een vergoeding terzake van buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 6.933,00;
9. gedaagden zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
in het incident
2.2.
[gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] vorderen dat de kantonrechter de zaak verwijst naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken. De kantonrechter begrijpt uit hun verweer dat zij van mening zijn dat de kantonrechter niet bevoegd is, nu enkele vorderingen van onbepaalde waarde zijn en deze vorderingen niet op geld waardeerbaar zijn en dat er ook verder niet is gebleken van een grondslag die kan leiden tot bevoegdheid van de sector kanton.
2.3.
[eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] . voeren verweer en stellen dat hun vorderingen 1 t/m 6 inderdaad niet in waarde bepaalbaar zijn, maar dat de onbepaalde waarde geen hogere waarde vertegenwoordigt dan een bedrag van € 25.000,00.

3.De beoordeling in het incident3.1. Zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde worden alleen door de kantonrechter behandeld en beslist indien duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vorderinggeen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval. Ten minste de vorderingen als opgenomen onder punt 1, 2 en 5 zijn niet op geld waardeerbaar.

3.2.
De kantonrechter zal dan ook de zaak in de staat en stand waarin deze zich bevindt verwijzen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht.
3.3.
Wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure alleen bij advocaat kunnen procederen.
3.4.
[eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] . zullen in de proceskosten van het incident worden veroordeeld, nu uit het voorgaande volgt dat zij dit incident nodeloos hebben veroorzaakt.

4.De beslissing

De kantonrechter
in het incident
4.1.
wijst de vordering toe,
4.2.
veroordeelt [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] . in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] tot op heden begroot op € 124,00,
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.4.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt, naar de civiele rolzitting voor de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van deze rechtbank, locatie Maastricht van
woensdag 13 oktober 2021voor stellen advocaat,
4.5.
wijst partijen erop dat zij na verwijzing dienen te procederen bij advocaat,
4.6.
wijst [eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident] . erop dat na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat deze verhoging binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort,
4.7.
wijst [gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] erop dat na verwijzing griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH