ECLI:NL:RBLIM:2021:7369

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
ROE 21/2059, ROE 21/2058, ROE 21/2266 en ROE 21/2265
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het bouwen van 24 woningen in 2 appartementengebouwen te Echt

Op 28 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaken ROE 21/2059, ROE 21/2058, ROE 21/2266 en ROE 21/2265, betreffende een omgevingsvergunning voor het bouwen van 24 woningen in twee appartementengebouwen in Echt. De aanvraag voor de omgevingsvergunning werd ingediend op 23 december 2020, en het bestemmingsplan dat de bouw mogelijk maakt, werd op 5 november 2020 vastgesteld en op 31 december 2020 in werking gesteld. Eisers, bewoners van de omgeving, hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren, waarin de vergunning werd verleend. Zij voerden aan dat de hoogte van de appartementengebouwen, die 13,92 meter bedraagt, niet inpasbaar is in de omgeving, waar de bestaande woningen een goothoogte van maximaal 7 meter hebben. De voorzieningenrechter oordeelde dat de aanvraag in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan en dat de bezwaren van eisers niet ter beoordeling konden komen in deze procedure, maar in de bestemmingsplanprocedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De voorzieningenrechter concludeerde dat het gebrek in de besluitvorming, namelijk de verkeerde toepassing van de voorbereidingsprocedure, kon worden gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat eisers niet benadeeld waren door dit gebrek. De beroepen werden ongegrond verklaard en de verzoeken om voorlopige voorziening werden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 21/2059, ROE 21/2058, ROE 21/2266 en ROE 21/2265
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 september 2021 op de beroepen en de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen
[naam 1] , [naam 2] , [naam 3]en
[naam 4], eisers 1, en
[naam 5]en
[naam 6], eisers 2, allen te [plaatsnaam] , gezamenlijk eisers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren, verweerder
(gemachtigde: mr. L.M.C. Cloodt).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
MVJ Ontwikkelingen B.V., te Echt
(gemachtigden: E. Stassen en mr. N.E.M.A. Passau).
Procesverloop
In het besluit van 19 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder aan de derde-partij (hierna: vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 24 woningen in 2 appartementengebouwen met parkeerkelder op het adres Julianastraat 51A tot en met 51K (blok 1) en Julianastraat 53A tot en met 53P (blok 2) te Echt (hierna: het bouwplan).
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroepen ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 21 september 2021 op zitting behandeld. [naam 1] en [naam 5] zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden.
Overwegingen
1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaken. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet alleen uitspraak op de verzoeken om voorlopige voorziening, maar ook op de beroepen.
2. Vergunninghouder heeft op 23 december 2020 een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor het bouwplan. Om het bouwplan planologisch mogelijk te maken heeft de gemeenteraad van de gemeente Echt-Susteren op 5 november 2020 het bestemmingsplan “Woningbouw Julianastraat-Emmastraat Echt” (hierna: bestemmingsplan) vastgesteld. Het bestemmingsplan is op 31 december 2020 in werking getreden. Eisers hebben tegen het bestemmingsplan beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling). Op dit beroep is nog niet beslist.
3. Eisers voeren aan dat de Julianastraat en omgeving zich kenmerken door hoofdzakelijk vrijstaande- en geschakelde woningen, met twee bouwlagen met dak. De omliggende woningen van het bouwplan hebben een goothoogte van maximaal 7 meter, terwijl de appartementengebouwen een hoogte hebben van 13,92 meter, wat een veel forsere bouwmassa is dan in de omgeving aanwezig. Hiermee zal het straatbeeld negatief worden gedomineerd. Eisers willen daarom dat 1 á 2 bouwlagen uit het appartementencomplex geschrapt worden. Tevens voeren eisers aan dat het stedenbouwkundige volume niet inpasbaar is in de directe omgeving. Verweerder heeft zijn mening dat het bouwplan het straatbeeld niet zal domineren en de afmetingen niet buitenproportioneel zijn, niet inhoudelijk onderbouwd door bijvoorbeeld een advies van een onafhankelijk stedenbouwkundig advies bureau.
4. Verweerder stelt zich in de ‘Nota van beantwoording zienswijzen’ op het standpunt dat de aan het bouwplan grenzende bebouwing op grond van het oude bestemmingsplan “Stedelijk gebied” in totaal maximaal 11 meter hoog mocht worden (met binnenplanse afwijking). De Omgevingscommissie MER (welstand) heeft het bouwplan op 18 januari 2020 beoordeeld en goedgekeurd, waarbij vooral ook het stedenbouwkundige beeld is meegewogen. Er is sprake van een gemengd gebied, waarbinnen de beoogde functies en bebouwing goed inpasbaar worden geacht. Doordat de situering van het gebouw aan de Emmastraat bewust is teruggelegd ten opzichte van de rooilijn, is de bouwmassa minder dominant aanwezig en wordt deze meer gerelativeerd.
5. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet betwist is dat het bouwplan in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan. Voor het onderhavige bouwplan, dat niet in strijd is met het bestemmingsplan, ziet de omgevingsvergunning enkel op de activiteit “bouwen” als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Als verweerder een aanvraag voor een dergelijke activiteit ontvangt, dan moet verweerder het bouwplan toetsen aan artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo. Bij die toetsing geldt een limitatief-imperatief stelsel. Dit wil zeggen dat verweerder moet beoordelen of zich één of meer van de weigeringsgronden uit artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo voordoen. Als dat niet het geval is,
moetde gevraagde vergunning worden verleend op basis van de reguliere procedure. Verweerder heeft daarbij geen ruimte om een eigen belangenafweging te maken.
6.1. Uit het bestreden besluit leidt de voorzieningenrechter af dat de omgevingsvergunning is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure vanwege strijdigheid van de aanvraag met het op het moment van het indienen van die aanvraag geldende bestemmingsplan “Stedelijk gebied”. Verweerder heeft gelet hierop gemeend de uitgebreide voorbereidingsprocedure te moeten toepassen, waarbij het bestemmingsplan is aangemerkt als de goede ruimtelijke onderbouwing. Dit heeft tot gevolg dat in de ‘Nota van beantwoording zienswijzen’ door verweerder is ingegaan op de ruimtelijke bezwaren die eisers hebben ingebracht. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had verweerder echter de reguliere voorbereidingsprocedure moeten toepassen, omdat ten tijde van de beslissing op de aanvraag (of zoals in het onderhavige geval, ten tijde van het ontwerpbesluit) het bestemmingsplan reeds in werking was getreden. Ook van een andere weigeringsgrond uit artikel 2.10 van de Wabo is niet gebleken waardoor verweerder gehouden was om de omgevingsvergunning te verlenen met toepassing van de reguliere procedure. Omdat geen sprake is van strijd van het bouwplan met de bestemmingsplanregels, betekent toepassing van deze procedure dat ruimtelijke bezwaren enkel in de bestemmingsplanprocedure getoetst kunnen worden. Er is in dat geval geen ruimte voor een beoordeling door verweerder van de ingebrachte ruimtelijke bezwaren. Dit betekent dat de door eisers genoemde belangen door verweerder bij het besluit op de aanvraag om een omgevingsvergunning niet betrokken mochten worden [1] .
6.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het gebrek in de besluitvorming worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Dit is alleen mogelijk indien aannemelijk is dat de belanghebbende door het gebrek in het bestreden besluit niet is benadeeld. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit het geval is, nu de uitgebreide procedure met minstens evenveel waarborgen is omkleed als de reguliere voorbereidingsprocedure en eisers hun zienswijze op de ontwerp-omgevingsvergunning hebben kunnen geven. Verweerder heeft daardoor alle door eisers genoemde ruimtelijke bezwaren kunnen meenemen bij de beoordeling van de aanvraag. Bovendien komen de aangevoerde ruimtelijke bezwaren sowieso ook nog aan bod bij de bestemmingsplanprocedure bij de Afdeling. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter het gebrek van de verkeerde toegepaste voorbereidingsprocedure met toepassing van artikel 6:22 van de Awb passeren.
7.
Het voorgaande betekent dat alle aangevoerde gronden over de privacy, hoogte van de appartementen, mogelijke alternatieven, stedenbouwkundige analyse en de verkeersproblematiek niet in deze procedure ter beoordeling voor kunnen liggen, maar in de bestemmingsplanprocedure bij de Afdeling aan bod kunnen komen.

8.De beroepen zijn ongegrond.

9. Omdat de beroepen ongegrond zijn, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

10.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. mr. P.M. van den Brekel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 28 september 2021
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:782