ECLI:NL:RBLIM:2021:7301

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
ROE 21/ 2313
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 23 september 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een last onder bestuursdwang, opgelegd door de burgemeester van de gemeente Beekdaelen. De burgemeester had op 20 augustus 2021 besloten om de woning van verzoeker te sluiten voor de duur van drie maanden op basis van artikel 13b van de Opiumwet, nadat er een hennepplantage was aangetroffen. Verzoeker, die al meer dan een jaar niet op het adres woonde, verzocht de voorzieningenrechter om de sluiting te voorkomen, omdat hij stelde dat hij niet langer bij zijn vader kon verblijven en dat er spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet op het adres van zijn vader kan verblijven en dat er geen spoedeisend belang aanwezig is. De rechter heeft vastgesteld dat verzoeker op het moment van de zitting woonruimte had en dat de situatie bij zijn vader niet voldoende onderbouwd was om een spoedeisend belang aan te nemen. Bovendien is er geen evident onrechtmatig besluit van de burgemeester vastgesteld. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2313
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 september 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[Naam] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. D. Dronkers),
en

de burgemeester van de gemeente Beekdaelen, verweerder

(gemachtigde: mevr. D.M. Lammers)

Procesverloop

Bij besluit van 20 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van artikel 13b van de Opiumwet aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd, die strekt tot sluiting van de woning en het bijbehorende lokaal gelegen aan de [straatnaam] [huisnr.] te [plaatsnaam] , gemeente Beekdaelen (hierna: de woning) voor de duur van drie maanden.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft voorafgaand aan de zitting toegezegd te wachten met het effectueren van de sluiting in afwachting van de uitspraak op de verzochte voorlopige voorziening.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoeker is eigenaar van de woning. In de bestuurlijke rapportage van de politie van 14 juli 2021 is vermeld dat er op 13 juli 2021 in de woning een in werking zijnde hennepplantage met 221 hennepplanten van circa acht weken oud is aangetroffen. Tevens was de elektriciteitskabel van de kweekinrichting aangesloten aan de bovenzijde van de zekeringshouder van Enexis BV. Verzoeker heeft gesteld dat hij de woning tijdelijk aan een vriend verhuurde die niet zal terugkeren in de woning. De huurder stond niet ingeschreven op het adres.
2. Bij brief van 28 juli 2021 heeft verweerder verzoeker bericht voornemens te zijn de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De door verzoeker naar voren gebrachte mondelinge zienswijze op 16 augustus 2021 heeft geen verandering gebracht in dit voornemen.
3. In artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is bepaald dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de toetsing aan het in dit artikel neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in een (eventueel) bodemgeding. De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de twee in artikel 8:81 van de Awb neergelegde formele vereisten is voldaan, nu verzoeker een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het besluit ter zake waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de bestuursrechter bevoegd moet worden geacht om van de eventuele hoofdzaak kennis te nemen.
Spoedeisend belang
4. De voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van (in dit geval) de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol. Van voldoende spoedeisendheid is sprake, wanneer een besluit onomkeerbare gevolgen heeft en een beslissing op het bezwaar van verzoeker niet kan worden afgewacht.
5. Verzoeker heeft, samengevat, gesteld dat hij niet langer op zijn huidige adres kan verblijven. Ter zitting heeft gemachtigde van verzoeker aanvullend verklaard dat dit het adres van verzoekers vader betreft en dat verzoeker daar in ieder geval vanaf juni 2020 woont. De situatie bij zijn vader is onhoudbaar geworden. Verzoeker was van plan met ingang van 1 september 2021 terug te keren naar zijn eigen woning op het adres [straatnaam] [huisnr.] . Verzoeker heeft gezocht naar alternatieve, tijdelijke, huisvesting, maar is daarin -nog- niet geslaagd. Verzoeker is daarom van mening dat hij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening en dat hij de besluitvorming in de bezwaarprocedure niet kan afwachten.
6. Verweerder heeft gesteld en onderbouwd dat er vanaf juni 2020 geen bewoners zijn geregistreerd op het genoemde adres. Bij de belangenafweging is er derhalve geen rekening gehouden met enige bewoner. Verweerder is van mening dat er geen sprake is van een spoedeisend belang.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er, gelet op de betrokken belangen, geen sprake is van een spoedeisend belang dat een beslissing vereist. Verzoeker heeft op dit moment woonruimte en heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet langer op het adres van zijn vader kan verblijven. De enkele stelling ter zitting dat de situatie is geëscaleerd, is daartoe onvoldoende. Ook het gestelde winterklaar maken van de tuin bij de woning is niet onderbouwd, zodat ook daarin geen spoedeisend belang kan worden aangenomen. Verzoeker heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat sluiting van de woning tot onomkeerbare gevolgen zal leiden en hij de beslissing op bezwaar niet kan afwachten.
8. De gevraagde voorziening kan verder alleen nog worden getroffen als het besluit van verweerder evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure stand zal houden. Daarvan is de voorzieningenrechter niet gebleken.
9. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.P.A. van Wijlick, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 september 2021. .
De griffier is verhinderd om te tekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 23 september 2021.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.