In deze zaak heeft de kantonrechter op 20 september 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder (eiser) en een huurder (gedaagde) over ontruiming van een woonruimte en huurachterstand. De huurovereenkomst tussen partijen was op 15 juli 2020 ingegaan voor een bepaalde tijd van twaalf maanden. De huurder had verzocht om de ingangsdatum van de huur te verschuiven naar 1 augustus 2021. De verhuurder heeft de huurder tijdig geïnformeerd over het verstrijken van de huurovereenkomst, die op 31 juli 2021 eindigde. De huurder heeft de woning echter niet ontruimd en verblijft sindsdien zonder recht of titel in de woning.
De verhuurder vorderde in kort geding ontruiming van de woning, betaling van huurachterstand en gebruiksvergoeding, alsook buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verhuurder voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. De huurder heeft geen verweer gevoerd tegen de huurachterstand en de hoogte daarvan is voldoende komen vast te staan. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de huurachterstand en gebruiksvergoeding.
De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, alsook tot betaling van de huurachterstand en proceskosten. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn afgewezen, omdat niet is aangetoond dat aanmaningen conform de wettelijke eisen zijn verzonden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.