ECLI:NL:RBLIM:2021:7138

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
03.012083.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontploffing, bedreiging en vernieling met bijzondere voorwaarden

Op 17 september 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het teweegbrengen van een ontploffing, bedreiging en vernieling. De verdachte, geboren in 1988 en gedetineerd in P.I. Sittard, werd bijgestaan door mr. R.H.A. Julicher. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 3 september 2021, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van het veroorzaken van een ontploffing in een woning op 14 januari 2021, waarbij gevaar voor personen en goederen ontstond. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van bedreigingen aan het adres van twee slachtoffers en het vernielen van een ruit.

De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische problematiek, waaronder ADHD en een stoornis in cocaïnegebruik. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder opname in een zorginstelling en een meldplicht bij de reclassering.

De benadeelde partij, slachtoffer 1, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat onvoldoende bewijs was geleverd voor de gestelde schade en het causale verband met de feiten. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling voor de verdachte om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.012083.21
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 september 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
gedetineerd in P.I. Sittard te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.H.A. Julicher, advocaat kantoorhoudende te Venray.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 september 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Ook is verschenen het slachtoffer, tevens benadeelde partij [slachtoffer 1] , bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. Amine. Zij hebben de vordering tot schadevergoeding toegelicht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 14 januari 2021 een ontploffing teweeg heeft gebracht in een woning/appartement waardoor personen en/of goederen in gevaar werden gebracht;
Feit 2:op 12 december 2020 en/of 14 januari 2021 [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
Feit 3:op 14 januari 2021 een (voordeur)ruit heeft vernield;
Feit 4:op 24 december 2020 [slachtoffer 2] heeft bedreigd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft bekend dat hij een stuk vuurwerk in de woning van aangever heeft gegooid hetgeen vervolgens is ontploft. Uit het onderzoek van de politie en de aangifte is gebleken dat goederen in de woning zijn beschadigd en derhalve was er gemeen gevaar voor goederen. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte partieel vrij te spreken van het bestanddeel van het levensgevaar voor personen, nu het bestaan van dat gevaar niet is gebleken uit het onderzoek van de Forensische Opsporing.
Wel was sprake van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, nu verdachte een Cobra super 6 in de woning tot ontploffing heeft gebracht waardoor de deuren zijn ontzet en de ramen kapot zijn gegaan. In dit geval was aangever in de woning aanwezig. Voorts acht de officier van justitie feit 2 wettig en overtuigend bewezen. Uit de telefoongegevens blijkt dat er op
14 januari 2021 telefonisch contact is geweest tussen verdachte en aangever. In het 20 seconden durende gesprek kunnen bedreigingen zijn geuit en de officier van justitie ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever. De berichten die op 12 december 2020 door verdachte naar aangever zijn verstuurd, bevinden zich in het dossier met onder meer het bericht ’ [naam bericht] ’, hetgeen op dat moment het adres van aangever betrof. Het gaat om bedreigingen met in ieder geval zware mishandeling. Ten slotte acht de officier van justitie feit 3 en feit 4 wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging betwist met betrekking tot feit 1 niet dat verdachte een Cobra in de woning heeft gegooid en daardoor gevaar voor die woning, de goederen in die woning en lichamelijk letsel voor het slachtoffer is ontstaan. Volgens de raadsman was er geen sprake van levensgevaar voor de bewoners van de woning en de naastgelegen woningen. Het enkel gooien van een Cobra in de woning levert in beginsel geen levensgevaar voor anderen op, hetgeen ook niet is geconstateerd door de Forensische Opsporing. Ook was er geen gevaar voor lichamelijk letsel voor de bewoners van de naastgelegen woningen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor het tweede gedachtestreepje van dat feit in de tenlastelegging, nu daarvoor de bewijsmiddelen ontbreken. Ook het bericht ’ [naam bericht] ’ betreft geen bedreiging, maar enkel een mededeling van het adres van aangever. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat feit 3 bewezen kan worden verklaard. Ten slotte heeft de raadsman ten aanzien van feit 4 aangevoerd dat van dat feit enkel het tweede gedachtestreepje bewezen kan worden verklaard. De raadsman merkt op dat verdachte het overige aan hem tenlastegelegde ook bekent.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Het onder 1 ten laste gelegde
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het ten laste gelegde feit, overeenkomstig de bewezenverklaring zoals weergegeven onder 3.4, wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte dit feit ter terechtzitting van 3 september 2021 heeft bekend en de raadsman geen bewijsverweer heeft gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 september 2021;
- de aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 14 januari 2021; [2]
- het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] Venray) d.d. 14 januari 2021. [3]
Het onder 2 ten laste gelegde
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het ten laste gelegde feit, overeenkomstig de bewezenverklaring zoals weergegeven onder 3.4, wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte dit feit ter terechtzitting van 3 september 2021 heeft bekend en de raadsman geen bewijsverweer heeft gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 september 2021;
- de aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 14 januari 2021. [4]
Het onder 3 ten laste gelegde
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte dit feit ter terechtzitting van 3 september 2021 heeft bekend en de raadsman geen bewijsverweer heeft gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 september 2021;
- de aangifte van [naam aangever] namens [bedrijfsnaam 1] d.d. 23 februari 2021. [5]
Het onder 4 ten laste gelegde
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het ten laste gelegde feit, overeenkomstig de bewezenverklaring zoals weergegeven onder 3.4, wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte dit feit ter terechtzitting van 3 september 2021 heeft bekend en de raadsman geen bewijsverweer heeft gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 september 2021;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 24 december 2020. [6]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1
op 14 januari 2021 te Venray, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een woning/appartement gelegen aan het [adres] door een Cobra super 6 aan te steken/ontsteken en vervolgens die aangestoken/ontstoken Cobra super 6, die woning/dat appartement in te gooien waardoor die Cobra super 6, in die woning/dat appartement tot ontploffing is gekomen/gebracht, en daarvan:
- gemeen gevaar voor die woning/dat appartement gelegen aan het [adres] en de zich in voornoemde woning/appartement bevindende goederen, en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner/aanwezige van het [adres] , te duchten was;
2
op 12 december 2020 te Venray [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, - middels een sms-bericht dreigend de woorden geuit - zakelijk weergegeven - 'je hebt een engel nu kan je altijd achter je kijken';
3
op 14 januari 2021 te Venray opzettelijk en wederrechtelijk een (voordeur)ruit, die aan een ander, te weten aan [bedrijfsnaam 1] en/of [bedrijfsnaam 2] en/of [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield;
4
op 24 december 2020 te Venray [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen en/of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond, immers heeft hij, verdachte,
- middels een geluidsfragment gedreigd de gaskraan open te zetten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1: opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 4: bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Psycholoog mr. drs. R.A. Sterk heeft over de geestvermogens van verdachte op 2 augustus 2021 een rapport uitgebracht.
In de rapportage komt – zakelijk weergegeven – het volgende naar voren.
Er is bij verdachte sprake van ADHD, een stoornis in cocaïnegebruik en een persoonlijkheidsstoornis. De intellectuele capaciteiten laten een uiteenlopend profiel zien, als gevolg waarvan hij in zijn functioneren wordt beperkt. Volgens de rapporteur is sprake van een doorwerking van de geconstateerde psychische problematiek op het gedrag van verdachte. Verdachte moet verstandelijk in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde in te kunnen zien. Hij kan echter als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat worden geacht om zijn wil overeenkomstig voornoemd inzicht geheel in vrijheid te bepalen. Van bovengenoemde psychische problematiek lijkt sprake te zijn geweest ten tijde van het tenlastegelegde. De rapporteur adviseert de tenlastegelegde feiten - indien bewezen - verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel, met name gelet op de inzichtelijk gemotiveerde conclusie van de psycholoog over de toerekeningsvatbaarheid, dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend. De verdachte is echter wel strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid volledig uitsluiten. De rechtbank heeft dit dan ook bij haar oordeelsvorming omtrent de op te leggen straf betrokken.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 15 maanden voorwaardelijk met aftrek van de duur van het voorarrest van de verdachte en met een proeftijd van 3 jaren en daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden, zoals deze door de reclassering in haar advies zijn verwoord, te weten: een meldplicht, opname in een zorginstelling en verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat het ernstige feiten betreffen en voor het teweegbrengen van een ontploffing waarbij geen sprake is van letsel een gevangenisstraf van 24 tot 30 maanden wordt opgelegd. De officier van justitie heeft bij het formuleren van de eis rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Zowel de psycholoog als de reclassering spreekt over een hoge kans op herhaling en adviseert behandeling van verdachte. Volgens de officier van justitie is behandeling nodig en is verdachte daar ook voor gemotiveerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in combinatie met een langere voorwaardelijke straf zodat verdachte zo snel mogelijk naar een kliniek kan. Verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar en een behandeling is in het belang van verdachte, hetgeen hij ook zelf wil.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft een ontploffing teweeg gebracht in een woning door een aangestoken Cobra super 6 die woning in te gooien. Dit betreft een ernstig misdrijf, omdat als gevolg van dit delict onbeheersbare, zeer gevaarzettende situaties voor personen of goederen kunnen ontstaan. Verdachte heeft door zijn handelen gevaar doen ontstaan voor andermans goederen en het slachtoffer, welk gevaar zich ook heeft verwezenlijkt. De explosie heeft schade gebracht aan de woning van het slachtoffer en ook het slachtoffer zelf heeft schade geleden. Het slachtoffer heeft ter zitting verklaard nog steeds oorsuizen en slaapproblematiek te ondervinden en ervaart angstklachten. De gevolgen van het handelen van verdachte hadden vele malen ernstiger kunnen zijn, wanneer door de explosie bijvoorbeeld brand in de woning was ontstaan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan tweemaal een bedreiging en vernieling van een (voordeur)ruit.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 9 augustus 2021, dat beperkt is tot twee oude zaken. Het strafblad werkt derhalve niet strafverzwarend.
De rechtbank houdt verder rekening met het psychologisch rapport zoals hiervoor genoemd. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van ADHD, een stoornis in cocaïnegebruik en een persoonlijkheidsstoornis. Uit de HKT-R komen op alle indicatoren diverse risicofactoren naar voren hetgeen statistisch een matig tot hoge kans op herhaling met zich meebrengt. Wanneer de individuele en contextuele omstandigheden worden meegewogen dan ontstaat eveneens een matig tot hoge kans op herhaling van agressief gedrag. Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is vanuit forensisch oogpunt behandeling geïndiceerd. Deze behandeling dient zich te richten op zijn persoonlijkheidsstoornis, meer specifiek op zijn inadequate coping, waaronder zijn stoornis in cocaïnegebruik. Tevens dient aandacht uit te gaan naar de ADHD. De geconstateerde psychische problematiek is fors en hardnekkig, waardoor een ambulante behandeling als onvoldoende wordt ingeschat. De rapporteur adviseert een klinische behandeling in een justitiële verslavingskliniek, waarbij er zowel aandacht voor het middelengebruik als voor zijn persoonlijkheidsstoornis in brede zin kan zijn. In aansluiting op zijn klinische behandeling is het van belang om verdachte toe te leiden naar een begeleide woonvorm, omdat verdachte als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat is om zelfstandig een huishouding te voeren. De rapporteur adviseert om voornoemde behandeling en begeleiding, teneinde verdachte optimaal te motiveren, als bijzondere voorwaarden bij een (deels)voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
De reclassering acht in haar rapport van 19 augustus 2021 het risico op recidive hoog en het risico op letselschade gemiddeld-hoog. Een grote risicofactor blijft zich volgens de reclassering vooral voordoen in het gegeven dat verdachte snel emotioneel ontregeld kan raken, hetgeen een terugval in het gebruik van middelen met zich kan meebrengen. De reclassering heeft geadviseerd tot oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, zoals een meldplicht, opname in een zorginstelling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De rechtbank acht alle relevante omstandigheden afwegende tegen de ernst van het bewezenverklaarde de door de officier van justitie gevorderde straf- en strafmodaliteiten passend en geboden. De rechtbank is op grond van voorstaande van oordeel dat, gelet op de problematiek van verdachte en de verminderde toerekeningsvatbaarheid, thans met name ingezet moet worden op de voorkoming van recidive en daarom op hulpverlening. Alles afwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 15 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht met een proeftijd 3 jaren opleggen. Hieraan zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals de reclassering in haar advies van 19 augustus 2021 heeft geformuleerd en hierna in de beslissing zijn omschreven.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft met betrekking tot feit 1 een schadevergoeding gevorderd van € 7.500,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Bij toewijzing van enig bedrag verzoekt de benadeelde partij om de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op vergelijkbare gevallen, gevorderd de vordering gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Zij heeft hierbij rekening gehouden met het feit dat de benadeelde partij via de reclassering een bedreiging heeft geuit richting verdachte en de uitspraken waar in de vordering naar verwezen wordt geen vergelijkbare zaken betreffen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De beoordeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafproces op, nu de vordering niet eenvoudig is vast te stellen. Tevens heeft verdachte onvoldoende de gelegenheid gehad in het kader van de vordering alles naar voren te brengen. Voorts blijkt niet dat de gestelde psychische klachten van de benadeelde partij rechtstreekse schade betreft door het ten laste gelegde feit en blijkt nergens uit dat de benadeelde partij blijvend last heeft van oorsuizen en ook niet dat hij daardoor extra voorzichtig dient te zijn.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de uitspraken vermeld in de Smartengeldgids, de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 700,00 à € 800,00.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 7.500,00. Hiertoe heeft de benadeelde partij onder meer aangevoerd dat hij last heeft van oorsuizen, angstklachten en slaapproblemen. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij onvoldoende heeft onderbouwd dat er op dit moment sprake is van een gestelde diagnose ter zake van een medisch-somatisch of in de psychiatrie erkend ziektebeeld, nu geen medische stukken zijn overgelegd waaruit de vermeende diagnosen blijken. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het causale verband tussen het bewezenverklaarde feit en de gestelde schade vooralsnog onvoldoende is onderbouwd. Het is niet eenvoudig te beoordelen of en zo ja in hoeverre de gestelde schade, zou deze genoegzaam zijn onderbouwd, enkel zou voortvloeien uit het door verdachte gepleegd strafbaar feit of dat er mogelijk sprake kan zijn van alternatieve causaliteit nu de gegevens van de behandelaars van de benadeelde partij, zoals overgelegd ter onderbouwing van de gevorderde schade, indicaties geven voor mogelijk andere reeds bestaande problematiek die aan de klachten (mede) ten grondslag ligt. Ook is onduidelijk of de vermeende gehoorklachten blijvend van aard zijn. Verder onderzoek hiernaar zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal daarom in de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 157, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 2, 3 en 4 tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde meldt zich na het ingaan van de proeftijd bij SVG Reclassering Limburg Mondriaan op het telefoonnummer 088-5068888. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en volgt de aanwijzingen op die hem ter plekke gegeven worden;
de veroordeelde laat zich opnemen bij een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname start zodra mogelijk. De opname duurt een jaar of zoveel korter of langer als de reclassering nodig vindt.
De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
de veroordeelde verblijft in een nog nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf start zodra aan de orde. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1) niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.M.G. Rulkens, voorzitter, mr. F.H. Machiels en mr. drs. J.M.A. van Atteveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C.G. Taranto, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 september 2021.
Buiten staat
Mr. R.J.M.G. Rulkens en mr. drs. J.M.A. van Atteveld zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 14 januari 2021 te Venray, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in/aan/bij een woning/appartement gelegen aan de [adres] door een Cobra super 6, althans een stuk vuurwerk met knaleffect, althans een onbekend gebleven voorwerp, aan te steken/ontsteken en/of vervolgens die aangestoken/ontstoken Cobra super 6, althans dat stuk vuurwerk, die woning/appartement in te gooien waardoor die Cobra super 6, althans dat stuk vuurwerk, in die woning/appartement tot ontploffing is gekomen/gebracht, en daarvan:
- gemeen gevaar voor die woning/appartement gelegen aan de [adres] en/of de naastgelegen/belendende woning(en)/appartement(en) van de [adres] en/of de zich in voornoemde woning(en)/appartement(en) bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar voor de bewoner(s)/aanwezige(n) van de [adres] en/of personen welke zich in de naastgelegen/belendende woning(en)/appartement(en) van de [adres] bevonden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners(s)/aanwezige(n) van de [adres] en/of personen welke zich in de naastgelegen/belendende woning(en)/appartement(en) van de [adres] bevonden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2
hij op of omstreeks 12 december 2020 en/of 14 januari 2021 te Venray [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, - middels een sms-bericht dreigend de woorden geuit - zakelijk weergegeven - ' [naam bericht] ' en/of 'je hebt een engel nu kan je altijd achter je kijken', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- dreigend de woorden geuit - zakelijk weergegeven - 'dat hij een grote fout heeft begaan' en/of 'zijn hele familie achter hem aan zit' en/of 'dat hij een engel op zijn schouder moet hebben' en/of 'vanaf nu altijd over zijn schouder moet kijken', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 14 januari 2021 te Venray opzettelijk en wederrechtelijk een (voordeur)ruit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [bedrijfsnaam 1] en/of [bedrijfsnaam 2] en/of [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij op of omstreeks 24 december 2020 te Venray [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enige misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen en/of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond en/of enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of brandstichting, immers heeft hij, verdachte,
- middels een of meerdere telefoongesprek(ken) dreigend de woorden geuit - zakelijk weergegeven - 'jij hebt alles, ik heb niets' en/of 'fucking bitches' en/of 'fucking animals' en/of 'wie van ons twee is als eerste aan de beurt, voor jou een vraag en voor mij een weet' en/of 'de duivel is geopend' en/of 'ik ben een psychopaat' en/of 'wie van ons zal de eerste zijn' en/of 'morgen ben ik er niet meer' en/of 'ik ga vastzitten of ik ben dood, alle problemen zijn weg, ik hoop dat je familie niets overkomt' en/of
- middels een of meerdere film- en/of geluidsfragment(en) gedreigd de gaskraan open te zetten en/of brand te stichten en/of
- dreigend op de ra(a)m(en) en/of deur(en) van die [slachtoffer 2] geslagen/gebonkt en/of tegen de deur van die [slachtoffer 2] getrapt/geschopt.

Voetnoten

1.Waar hierna met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3 wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg-Noord, Districtsrecherche Noord- midden Limburg, proces-verbaalnummer 2021006669, gesloten d.d. 18 april 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 131. Waar hierna met betrekking tot feit 4 wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, basisteam Venray/Gennep, proces-verbaalnummer PL233R-2020206863, gesloten d.d. 7 januari 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 45.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 14 januari 2021, pagina 13-19.
3.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] Venray) d.d. 14 januari 2021, pagina 99-118.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 14 januari 2021, pagina 13-19.
5.Proces-verbaal van aangifte van [naam aangever] namens [bedrijfsnaam 1] d.d. 23 februari 2021, pagina 24-25.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 24 december 2020, pagina 22-24.