3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijs feit 1 en feit 2
De rechtbank acht de onder feit 1 ten laste gelegde poging doodslag en het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Op 5 december 2020 omstreeks 16.25 uur kregen verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] opdracht te gaan naar de [straat 1] in Vaals waar op dat moment een schietpartij gaande zou zijn. Een aantal minuten later troffen zij op de [straat 1] ter hoogte van de [straat 2] een groep personen en twee voertuigen aan. Een van de voertuigen betrof een donkerkleurige BMW die met de voorzijde tegen een stenen muur ter hoogte van de [straat 2] stond. Het andere voertuig betrof een zilverkleurige BMW die ter hoogte van de [straat 2] op de [straat 1] stond. Tussen beide voertuigen zat een afstand van ongeveer drie meter. Tussen de twee BMW’s zat een persoon die een gele deken over zich heen droeg, geknield op het wegdek.Het bleek naderhand [slachtoffer] te zijn.Verbalisanten hoorden mensen schreeuwen dat deze persoon beschoten en gewond was. Op de [straat 1] ter hoogte van [huisnummer] stond een blauwe bestelbus. Voor deze bus op de grond lag een persoon in donkere kleding op zijn rug op de grond. Verbalisanten hoorden deze persoon hard schreeuwen.Het bleek naderhand te gaan om [verdachte], de verdachte. Verdachte had een schotwond in zijn rechterschouder en een wond aan zijn achterhoofd.
Omstreeks 16.47 uur is verbalisant [naam verbalisant 3] aangekomen op de T-splitsing [straat 1] - [straat 2] . Verbalisant hoorde dat de verdachte zei dat hij meende dat hij in zijn schouder en in zijn hoofd was geschoten. Verbalisant [naam verbalisant 3] heeft verdachte gefouilleerd, maar geen wapen aangetroffen. Vervolgens heeft hij een zwarte jas onderzocht, die ongeveer drie meter van de verdachte af op de weg lag. Verdachte heeft deze jas herkend als zijn jas.Bij het aftasten van de jas voelde verbalisant in de mouw een zwaar voorwerp. Vervolgens heeft hij in de mouw gekeken en zag een zwarte kolf van een pistool met daarin een zwart magazijn.
Naar aanleiding van het schietincident op zaterdag 5 december 2020 omstreeks 16.25 uur op de kruising [straat 1] / [straat 2] in Vaals is forensisch onderzoek verricht.
Met betrekking tot de jas is bevonden dat de mouwen van de jas binnenstebuiten waren gedraaid. Het pistool zat in de binnenzijde van de linkermouw, bij het versmalde elastiek mouwboordje. Dit pistool was voorzien van een houder en de slede stond open. Er was geen patroon in het wapen aanwezig en de houder was leeg. De wijze waarop het wapen is aangetroffen, kan passen bij het beeld dat de jas werd uitgetrokken terwijl het wapen in de hand werd gehouden.
Bij het sporenonderzoek zijn op de plaats van het voorval zes hulzen, kaliber .380 Auto aangetroffen, passend bij het pistool. Met dit vuurwapen en deze munitie kan een persoon dodelijk worden getroffen.
Het aangetroffen pistoolen de aangetroffen hulzen zijn voorzien van SIN-nummers.
Bij onderzoek aan het pistool is vastgesteld dat het een semi-automatisch pistool betreft in het kaliber .380 Auto van het merk Zoraki. Van origine was dit een gaspistool in het kaliber 9 mm P.A.K. Het pistool is echter op zodanige wijze bewerkt en getransformeerd dat met dit wapen kogelpatronen in het kaliber .380 Auto verschoten kunnen worden.
Het pistool is derhalve een vuurwapen dat valt onder Categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
Het NFI (Nederlands Forensisch Instituut) heeft onderzocht of de verschoten munitiedelen (kogel en hulzen) uit het aangeboden pistool afkomstig zijn en heeft geconcludeerd dat het vergelijkend onderzoek aanwijzingen heeft opgeleverd dat de verschoten munitiedelen zijn verschoten met het aangeboden pistool. De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn minimaal zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1, inhoudende dat de huls is verschoten met het vuurwapen, waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is, inhoudende dat de huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.
Het TMFI (The Maastricht Forensic Institute) heeft vergelijkend DNA-onderzoek verricht, in die zin dat het referentiemateriaal van verdachte is vergeleken met een aantal profielen die zijn bemonsterd, onder andere op het pistool.
Het pistool is bemonsterd met een wattenstaafje op een aantal posities waaronder het bloedvlekje op de kolf van het pistool (#01), de buitenzijde van de loop (#04) en het doorlaadmechanisme (#05). Ook de hulzen zijn bemonsterd.
Het DNA-profiel van verdachte matcht met een van de hulzen en met een bloedvlekje op de kolf van het pistool, de buitenzijde van de loop van het pistool en het doorlaadmechanisme van het pistool. DNA-materiaal op (de ingang van) de patroonhouder kan eveneens van de verdachte afkomstig zijn.
Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij op 5 december 2020 om 16.20 uur op zijn slaapkamer was toen hij een harde knal hoorde, waarvan hij dacht dat het een voertuig was dat ergens tegenaan botste. Minder dan een minuut later hoorde hij meerdere schoten. Getuige is vervolgens naar de eerste verdieping gegaan naar een raam dat zicht heeft op de [straat 1] en de hoek [straat 2] .
Vanuit het raam heeft getuige [naam getuige] gezien dat een man wegliep van een auto, die midden op de weg stond. Het was een zilverkleurige BMW met vier deuren, een kleine kofferbak met een groot raam. De man had een Albert Heijn-tas en rende weg richting de flats bij de [straat 2] . Het leek alsof er iets in de tas zat omdat de hengsels stak gespannen
stonden. De getuige zag ook een auto die gebotst was tegen een muur. Nadat die man met de Albert Heijn tas wegliep, zag hij een groep van drie tot vier personen, rechts van de auto die midden op de straat stond, van de auto weglopen richting [straat 3] . Een andere persoon, die niet meeliep met die drie à vier personen, schoot in de richting van de zilverkleurige auto. Getuige [naam getuige] zag dat hij schoot met een handvuurwapen, zwart van kleur. Hij hoorde een hard geluid, maar heeft de inslag van het schot niet gezien. Getuige zag dat twee personen bij de zilverkleurige auto stonden. Die persoon leek in hun richting te schieten. Vervolgens werd de man die schoot zelf geraakt. Getuige hoorde het schot maar zag niet waar het vandaan kwam. Deze man heeft nog één of twee stappen gezet en viel toen op de grond. Getuige [naam getuige] omschrijft de schutter als een man met een zwart t-shirt met korte mouwen. Zijn jas lag 2 meter verderop.Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde gekleed in een zwart t-shirt met korte mouwen. Na bestudering van de camerabeelden stelden verbalisanten vast dat geen van de andere aanwezige personen zonder jas liep.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 5 december 2020 rond 16.00 uur had afgesproken in Vaals met een verkoper van auto’s. Hij is met zijn vriend [naam vriend] naar een afgesproken locatie in Vaals gereden in zijn BMW. Hij had € 25.000,- bij zich in verband met de mogelijke koop van een vrachtauto. Op de afgesproken plek is hij door zes mannen die gemaskeerd waren met een bivakmuts en die vuurwapens hadden, beroofd van zijn geld. De mannen zijn weggereden in hun BMW en aangever is samen met [naam vriend] in zijn auto achter die auto aangereden. Plotseling duwde de andere BMW op de rem, waardoor ze een aanrijding kregen en aangever met zijn auto tegen een muurtje aan is gereden. Aangever is uitgestapt en naar de andere BMW toegelopen.
Op de plek van de aanrijding zijn alle zes de andere mannen uitgestapt. Hij en [naam vriend] zijn vervolgens door die mannen beschoten, maar niet geraakt.
Een van de vier mannen lag hierna op de straat. Mogelijk dat hij geraakt is door een
van de andere (eigen) mannen, toen deze schoten.
Deze man stond hierna op. Aangever zag dat hij een wapen in zijn linkerhand vasthield. Aangever pakte het vuurwapen vast en zei dat de andere man het los moest laten. Ze stonden toen voor een bus, die daar geparkeerd stond. Er vond een worsteling tussen beiden plaats. De man had zijn vinger nog om de trekker van het vuurwapen. De man wilde op aangever schieten, hij probeerde dit. Tijdens de worsteling is het wapen 2 of 3 keer afgegaan.
Aangever heeft het vuurwapen uiteindelijk uit zijn handen kunnen halen. Mogelijk dat de man tijdens de worsteling hierdoor geraakt is. De man is op straat blijven liggen. Hij had een wond aan de achterzijde van zijn hoofd.
Het was een klein vuurwapen, (
de rechtbank begrijpt:kaliber) ongeveer 6 millimeter en het was zwart van kleur.
Bewijsoverweging feit 1 en feit 2
Aan de hand van het dossier valt niet met zekerheid vast te stellen wat zich precies allemaal heeft afgespeeld. Wel komt uit de verschillende verklaringen een beeld naar voren waarin aangever door personen, die zich volgens de aangever tevoren hadden voorgedaan als
bona fideautoverkopers, onder bedreiging met een vuurwapen wordt beroofd van zijn geld, waarna de aangever de achtervolging inzet. Daarbij rijdt hij achter op de door de overvallers bestuurde auto, waarna hij met zijn auto tegen een muur tot stilstand komt. Als iedereen is uitgestapt, maakt een deel van de daders zich uit de voeten, vermoedelijk met de buit. De verdachte blijft achter bij de auto met een vuurwapen in de hand, en er vallen schoten waarbij de verdachte zelf gewond raakt.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen is wel vast te stellen dat de verdachte het op de plaats delict aangetroffen pistool heeft vastgehad en hiermee heeft geschoten. Het pistool is in de jas van de verdachte aangetroffen en zijn DNA is op verschillende onderdelen van het pistool, waaronder ook het doorlaadmechanisme, aangetroffen. Uit het onderzoek van het NFI is komen vast te staan dat met dat wapen op de plaats delict is geschoten. Het wapen en de daarmee verschoten munitie zijn geschikt om iemand dodelijk te verwonden.
Vrijspraak feit 1 primair impliciet primair
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de verdachte kans heeft gehad voor kalm overleg en bedaard nadenken voorafgaand aan de uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf. De verdachte zal derhalve van de tenlastegelegde voorbedachte raad worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring feit 1 primair impliciet subsidiair
De rechtbank leidt uit de getuigenverklaring van [naam getuige] af dat de verdachte willens en wetens in de richting van twee personen heeft geschoten die bij de zilverkleurige auto stonden. Verdachte stond op dat moment rechts van de auto die midden op straat stond, gezien de door [naam getuige] bij zijn verhoor gemaakte situatieschets: op korte afstand van de zilverkleurige auto. Gelet op de omschrijving van de plaats delict, de locaties van de auto’s, die volgens de bevindingen van de politie op slechts 3 meter afstand van elkaar stonden en de door [naam getuige] beschreven locaties van de personen, zoals uitgetekend in de door [naam getuige] opgestelde situatieschets, stond de verdachte op een zodanig korte afstand dat hij die personen zonder meer dodelijk had kunnen verwonden. Hieruit volgt dat hij de opzet heeft gehad die personen van het leven te beroven.
Bovendien blijkt uit de verklaring van aangever [slachtoffer] dat op enig moment een worsteling om het wapen heeft plaatsgevonden. In die worsteling om het wapen is het pistool een aantal keren afgegaan. Door met een geladen pistool in de hand, met de vinger aan de trekker, te vechten, heeft de verdachte op de koop toe genomen dat het pistool afgaat terwijl het op een lichaamsdeel wordt gericht waar vitale delen zitten. Hiermee heeft hij dus de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever [slachtoffer] van het leven zou worden beroofd. Uit dit tweede moment is naar het oordeel van de rechtbank het voorwaardelijk opzet af te leiden dat de verdachte heeft gehad aangever [slachtoffer] van het leven te beroven.
De rechtbank volgt niet de versie van de gang van zaken die de verdediging presenteert en die erop neerkomt dat een ander dan de verdachte – dit zou [slachtoffer] moeten zijn geweest – hem met het wapen onder schot hield en dat de verdachte juist het wapen heeft willen afpakken. De DNA-sporen wijzen erop dat hij degene is geweest die het wapen als eerste heeft vasthad en heeft geladen, nu ook DNA op de patroonhouder is aangetroffen dat van hem afkomstig kan zijn. De verdachte heeft, nadat bekend werd dat zijn DNA op de patroonhouder zat, een verklaring afgelegd, die erop neerkomt dat tijdens de worsteling om het wapen de patroonhouder eruit is gevallen en dat hij deze er toen weer in terug heeft gestopt. Deze gang van zaken acht de rechtbank uiterst onaannemelijk en valt niet te rijmen met de verklaringen van de aangever en getuige [naam getuige] . De rechtbank hecht dan ook geen geloof aan deze verklaring van de verdachte.
Bewijsoverweging feit 2
De omstandigheid dat de verdachte het vuurwapen in handen heeft gehad en hiermee heeft geschoten, is voldoende voor een bewezenverklaring van het ‘voorhanden hebben’ van het wapen in de zin van de Wet wapens en munitie. Aan wie het wapen toebehoorde, kan in het midden blijven.