ECLI:NL:RBLIM:2021:7085

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
03/034506-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag en voorhanden hebben van een vuurwapen in Vaals

Op 15 september 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Syrië in 1999, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 5 december 2020 in Vaals, waarbij de verdachte meermalen met een omgebouwd gaspistool op het slachtoffer heeft geschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het wapen in handen had en daarmee heeft geschoten, wat leidde tot de verwondingen van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorbedachte raad, maar dat de verdachte wel opzettelijk heeft geschoten, wat resulteerde in de bewezenverklaring van poging doodslag. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank achtte de verklaringen van getuigen en forensisch bewijs overtuigend. De verdachte heeft geen spijt betuigd en de rechtbank heeft de ernst van de feiten meegewogen in de strafmaat. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding gevorderd, waarvan een deel is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/034506-21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 september 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedag] 1999, (hierna de verdachte),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in P.I. Sittard te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. K. Kuster, advocaat kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 1 september 2021. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, nadat ter terechtzitting van 10 augustus 2021 aanpassing omschrijving feiten in de tenlastelegging is toegelaten, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 5 december 2020 in Vaals:
Feit 1:heeft geprobeerd [slachtoffer] en/of een of meer onbekend gebleven personen opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven door meermalen met een omgebouwd gaspistool op hen te schieten; subsidiair dat hij heeft geprobeerd genoemde personen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen; meer subsidiair dat hij genoemde personen heeft bedreigd;
Feit 2:een vuurwapen voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde poging tot doodslag en het onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van een pistool.
Met betrekking tot feit 1 heeft de officier van justitie verwezen naar forensisch bewijs, de verklaring van aangever [slachtoffer] en de verklaring van getuige [naam getuige] . Hiertegenover staan de verklaringen van de verdachte, waarbij opvalt dat hij aanvankelijk niet heeft willen verklaren om daarna kennelijk zijn verklaringen aan te passen aan de stand van het forensisch onderzoek op dat moment.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair integrale vrijspraak bepleit van beide feiten.
Er is geen sprake van voorbedachte raad, en geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Subsidiair heeft zij bepleit verdachte vrij te spreken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging moord althans poging doodslag. Hooguit zou bedreiging bewezen kunnen worden verklaard, omdat niet is komen vast te staan of, en zo ja met welk wapen [slachtoffer] is geraakt, in welke richting is geschoten, of is gericht op vitale delen en wat de intentie was van de verdachte.
De verdediging betwist dat het in de mouw van de verdachte aangetroffen vuurwapen van de verdachte is. Na de aanrijding is de verdachte uitgestapt en werd hij onder schot gehouden. Vervolgens heeft er een worsteling om dit wapen plaatsgevonden. In die worsteling heeft hij het wapen kunnen afpakken. De patroonhouder is in de worsteling uit het wapen gevallen, waarna de verdachte die patroonhouder weer in het wapen heeft gedaan. Dit verklaart dat op verschillende plekken op en in het wapen DNA van de verdachte is gevonden.
Uit het dossier blijkt niet uit welk wapen de kogel afkomstig is waardoor [slachtoffer] is geraakt. Getuigen verklaren dat er meermaals is geschoten en NFI-onderzoek heeft uitgewezen dat er minimaal met twee wapens is geschoten. Op basis van het dossier kan enkel worden vastgesteld dat de verdachte en [slachtoffer] in een worsteling zijn geraakt om een wapen, waarbij het wapen tot twee keer toe is afgegaan. Ook duidelijk is dat de verdachte een keer in de lucht heeft geschoten. De vraag met welk wapen is geschoten en in welke richting, is onbeantwoord gebleven.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijs feit 1 en feit 2
De rechtbank acht de onder feit 1 ten laste gelegde poging doodslag en het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Op 5 december 2020 omstreeks 16.25 uur kregen verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] opdracht te gaan naar de [straat 1] in Vaals waar op dat moment een schietpartij gaande zou zijn. Een aantal minuten later troffen zij op de [straat 1] ter hoogte van de [straat 2] een groep personen en twee voertuigen aan. Een van de voertuigen betrof een donkerkleurige BMW die met de voorzijde tegen een stenen muur ter hoogte van de [straat 2] stond. Het andere voertuig betrof een zilverkleurige BMW die ter hoogte van de [straat 2] op de [straat 1] stond. Tussen beide voertuigen zat een afstand van ongeveer drie meter. Tussen de twee BMW’s zat een persoon die een gele deken over zich heen droeg, geknield op het wegdek. [2] Het bleek naderhand [slachtoffer] te zijn. [3] Verbalisanten hoorden mensen schreeuwen dat deze persoon beschoten en gewond was. Op de [straat 1] ter hoogte van [huisnummer] stond een blauwe bestelbus. Voor deze bus op de grond lag een persoon in donkere kleding op zijn rug op de grond. Verbalisanten hoorden deze persoon hard schreeuwen. [4] Het bleek naderhand te gaan om [verdachte] [5] , de verdachte. Verdachte had een schotwond in zijn rechterschouder en een wond aan zijn achterhoofd.
Omstreeks 16.47 uur is verbalisant [naam verbalisant 3] aangekomen op de T-splitsing [straat 1] - [straat 2] . Verbalisant hoorde dat de verdachte zei dat hij meende dat hij in zijn schouder en in zijn hoofd was geschoten. Verbalisant [naam verbalisant 3] heeft verdachte gefouilleerd, maar geen wapen aangetroffen. Vervolgens heeft hij een zwarte jas onderzocht, die ongeveer drie meter van de verdachte af op de weg lag. Verdachte heeft deze jas herkend als zijn jas. [6] Bij het aftasten van de jas voelde verbalisant in de mouw een zwaar voorwerp. Vervolgens heeft hij in de mouw gekeken en zag een zwarte kolf van een pistool met daarin een zwart magazijn. [7]
Naar aanleiding van het schietincident op zaterdag 5 december 2020 omstreeks 16.25 uur op de kruising [straat 1] / [straat 2] in Vaals is forensisch onderzoek verricht.
Met betrekking tot de jas is bevonden dat de mouwen van de jas binnenstebuiten waren gedraaid. Het pistool zat in de binnenzijde van de linkermouw, bij het versmalde elastiek mouwboordje. Dit pistool was voorzien van een houder en de slede stond open. Er was geen patroon in het wapen aanwezig en de houder was leeg. De wijze waarop het wapen is aangetroffen, kan passen bij het beeld dat de jas werd uitgetrokken terwijl het wapen in de hand werd gehouden.
Bij het sporenonderzoek zijn op de plaats van het voorval zes hulzen, kaliber .380 Auto aangetroffen, passend bij het pistool. Met dit vuurwapen en deze munitie kan een persoon dodelijk worden getroffen. [8]
Het aangetroffen pistool [9] en de aangetroffen hulzen zijn voorzien van SIN-nummers. [10]
Bij onderzoek aan het pistool is vastgesteld dat het een semi-automatisch pistool betreft in het kaliber .380 Auto van het merk Zoraki. Van origine was dit een gaspistool in het kaliber 9 mm P.A.K. Het pistool is echter op zodanige wijze bewerkt en getransformeerd dat met dit wapen kogelpatronen in het kaliber .380 Auto verschoten kunnen worden.
Het pistool is derhalve een vuurwapen dat valt onder Categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie. [11]
Het NFI (Nederlands Forensisch Instituut) heeft onderzocht of de verschoten munitiedelen (kogel en hulzen) uit het aangeboden pistool afkomstig zijn en heeft geconcludeerd dat het vergelijkend onderzoek aanwijzingen heeft opgeleverd dat de verschoten munitiedelen zijn verschoten met het aangeboden pistool. De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn minimaal zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1, inhoudende dat de huls is verschoten met het vuurwapen, waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is, inhoudende dat de huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen. [12]
Het TMFI (The Maastricht Forensic Institute) heeft vergelijkend DNA-onderzoek verricht, in die zin dat het referentiemateriaal van verdachte is vergeleken met een aantal profielen die zijn bemonsterd, onder andere op het pistool.
Het pistool is bemonsterd met een wattenstaafje op een aantal posities waaronder het bloedvlekje op de kolf van het pistool (#01), de buitenzijde van de loop (#04) en het doorlaadmechanisme (#05). Ook de hulzen zijn bemonsterd. [13]
Het DNA-profiel van verdachte matcht met een van de hulzen en met een bloedvlekje op de kolf van het pistool, de buitenzijde van de loop van het pistool en het doorlaadmechanisme van het pistool. DNA-materiaal op (de ingang van) de patroonhouder kan eveneens van de verdachte afkomstig zijn. [14]
Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij op 5 december 2020 om 16.20 uur op zijn slaapkamer was toen hij een harde knal hoorde, waarvan hij dacht dat het een voertuig was dat ergens tegenaan botste. Minder dan een minuut later hoorde hij meerdere schoten. Getuige is vervolgens naar de eerste verdieping gegaan naar een raam dat zicht heeft op de [straat 1] en de hoek [straat 2] .
Vanuit het raam heeft getuige [naam getuige] gezien dat een man wegliep van een auto, die midden op de weg stond. Het was een zilverkleurige BMW met vier deuren, een kleine kofferbak met een groot raam. De man had een Albert Heijn-tas en rende weg richting de flats bij de [straat 2] . Het leek alsof er iets in de tas zat omdat de hengsels stak gespannen
stonden. De getuige zag ook een auto die gebotst was tegen een muur. Nadat die man met de Albert Heijn tas wegliep, zag hij een groep van drie tot vier personen, rechts van de auto die midden op de straat stond, van de auto weglopen richting [straat 3] . Een andere persoon, die niet meeliep met die drie à vier personen, schoot in de richting van de zilverkleurige auto. Getuige [naam getuige] zag dat hij schoot met een handvuurwapen, zwart van kleur. Hij hoorde een hard geluid, maar heeft de inslag van het schot niet gezien. Getuige zag dat twee personen bij de zilverkleurige auto stonden. Die persoon leek in hun richting te schieten. Vervolgens werd de man die schoot zelf geraakt. Getuige hoorde het schot maar zag niet waar het vandaan kwam. Deze man heeft nog één of twee stappen gezet en viel toen op de grond. Getuige [naam getuige] omschrijft de schutter als een man met een zwart t-shirt met korte mouwen. Zijn jas lag 2 meter verderop. [15] Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde gekleed in een zwart t-shirt met korte mouwen. Na bestudering van de camerabeelden stelden verbalisanten vast dat geen van de andere aanwezige personen zonder jas liep. [16]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 5 december 2020 rond 16.00 uur had afgesproken in Vaals met een verkoper van auto’s. Hij is met zijn vriend [naam vriend] naar een afgesproken locatie in Vaals gereden in zijn BMW. Hij had € 25.000,- bij zich in verband met de mogelijke koop van een vrachtauto. Op de afgesproken plek is hij door zes mannen die gemaskeerd waren met een bivakmuts en die vuurwapens hadden, beroofd van zijn geld. De mannen zijn weggereden in hun BMW en aangever is samen met [naam vriend] in zijn auto achter die auto aangereden. Plotseling duwde de andere BMW op de rem, waardoor ze een aanrijding kregen en aangever met zijn auto tegen een muurtje aan is gereden. Aangever is uitgestapt en naar de andere BMW toegelopen.
Op de plek van de aanrijding zijn alle zes de andere mannen uitgestapt. Hij en [naam vriend] zijn vervolgens door die mannen beschoten, maar niet geraakt.
Een van de vier mannen lag hierna op de straat. Mogelijk dat hij geraakt is door een
van de andere (eigen) mannen, toen deze schoten.
Deze man stond hierna op. Aangever zag dat hij een wapen in zijn linkerhand vasthield. Aangever pakte het vuurwapen vast en zei dat de andere man het los moest laten. Ze stonden toen voor een bus, die daar geparkeerd stond. Er vond een worsteling tussen beiden plaats. De man had zijn vinger nog om de trekker van het vuurwapen. De man wilde op aangever schieten, hij probeerde dit. Tijdens de worsteling is het wapen 2 of 3 keer afgegaan.
Aangever heeft het vuurwapen uiteindelijk uit zijn handen kunnen halen. Mogelijk dat de man tijdens de worsteling hierdoor geraakt is. De man is op straat blijven liggen. Hij had een wond aan de achterzijde van zijn hoofd.
Het was een klein vuurwapen, (
de rechtbank begrijpt:kaliber) ongeveer 6 millimeter en het was zwart van kleur. [17]
Bewijsoverweging feit 1 en feit 2
Aan de hand van het dossier valt niet met zekerheid vast te stellen wat zich precies allemaal heeft afgespeeld. Wel komt uit de verschillende verklaringen een beeld naar voren waarin aangever door personen, die zich volgens de aangever tevoren hadden voorgedaan als
bona fideautoverkopers, onder bedreiging met een vuurwapen wordt beroofd van zijn geld, waarna de aangever de achtervolging inzet. Daarbij rijdt hij achter op de door de overvallers bestuurde auto, waarna hij met zijn auto tegen een muur tot stilstand komt. Als iedereen is uitgestapt, maakt een deel van de daders zich uit de voeten, vermoedelijk met de buit. De verdachte blijft achter bij de auto met een vuurwapen in de hand, en er vallen schoten waarbij de verdachte zelf gewond raakt.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen is wel vast te stellen dat de verdachte het op de plaats delict aangetroffen pistool heeft vastgehad en hiermee heeft geschoten. Het pistool is in de jas van de verdachte aangetroffen en zijn DNA is op verschillende onderdelen van het pistool, waaronder ook het doorlaadmechanisme, aangetroffen. Uit het onderzoek van het NFI is komen vast te staan dat met dat wapen op de plaats delict is geschoten. Het wapen en de daarmee verschoten munitie zijn geschikt om iemand dodelijk te verwonden.
Vrijspraak feit 1 primair impliciet primair
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de verdachte kans heeft gehad voor kalm overleg en bedaard nadenken voorafgaand aan de uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf. De verdachte zal derhalve van de tenlastegelegde voorbedachte raad worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring feit 1 primair impliciet subsidiair
De rechtbank leidt uit de getuigenverklaring van [naam getuige] af dat de verdachte willens en wetens in de richting van twee personen heeft geschoten die bij de zilverkleurige auto stonden. Verdachte stond op dat moment rechts van de auto die midden op straat stond, gezien de door [naam getuige] bij zijn verhoor gemaakte situatieschets: op korte afstand van de zilverkleurige auto. Gelet op de omschrijving van de plaats delict, de locaties van de auto’s, die volgens de bevindingen van de politie op slechts 3 meter afstand van elkaar stonden en de door [naam getuige] beschreven locaties van de personen, zoals uitgetekend in de door [naam getuige] opgestelde situatieschets, stond de verdachte op een zodanig korte afstand dat hij die personen zonder meer dodelijk had kunnen verwonden. Hieruit volgt dat hij de opzet heeft gehad die personen van het leven te beroven.
Bovendien blijkt uit de verklaring van aangever [slachtoffer] dat op enig moment een worsteling om het wapen heeft plaatsgevonden. In die worsteling om het wapen is het pistool een aantal keren afgegaan. Door met een geladen pistool in de hand, met de vinger aan de trekker, te vechten, heeft de verdachte op de koop toe genomen dat het pistool afgaat terwijl het op een lichaamsdeel wordt gericht waar vitale delen zitten. Hiermee heeft hij dus de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever [slachtoffer] van het leven zou worden beroofd. Uit dit tweede moment is naar het oordeel van de rechtbank het voorwaardelijk opzet af te leiden dat de verdachte heeft gehad aangever [slachtoffer] van het leven te beroven.
De rechtbank volgt niet de versie van de gang van zaken die de verdediging presenteert en die erop neerkomt dat een ander dan de verdachte – dit zou [slachtoffer] moeten zijn geweest – hem met het wapen onder schot hield en dat de verdachte juist het wapen heeft willen afpakken. De DNA-sporen wijzen erop dat hij degene is geweest die het wapen als eerste heeft vasthad en heeft geladen, nu ook DNA op de patroonhouder is aangetroffen dat van hem afkomstig kan zijn. De verdachte heeft, nadat bekend werd dat zijn DNA op de patroonhouder zat, een verklaring afgelegd, die erop neerkomt dat tijdens de worsteling om het wapen de patroonhouder eruit is gevallen en dat hij deze er toen weer in terug heeft gestopt. Deze gang van zaken acht de rechtbank uiterst onaannemelijk en valt niet te rijmen met de verklaringen van de aangever en getuige [naam getuige] . De rechtbank hecht dan ook geen geloof aan deze verklaring van de verdachte.
Bewijsoverweging feit 2
De omstandigheid dat de verdachte het vuurwapen in handen heeft gehad en hiermee heeft geschoten, is voldoende voor een bewezenverklaring van het ‘voorhanden hebben’ van het wapen in de zin van de Wet wapens en munitie. Aan wie het wapen toebehoorde, kan in het midden blijven.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1
primair
op 5 december 2020 in de gemeente Vaals, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] en een of meer tot op heden onbekend gebleven personen opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een omgebouwd gaspistool (categorie III, sub 1) op voornoemde [slachtoffer] en een of meer tot op heden onbekend gebleven personen heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 5 december 2020 in de gemeente Vaals een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair
Poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
Feit 2
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf van zes jaren op te leggen. Het gaat om zeer ernstige feiten en daar hoort een forse gevangenisstraf bij. Het gegeven dat in een woonwijk in Vaals is geschoten, heeft grote indruk gemaakt op de omwonenden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen.
De verdachte is hoe dan ook gestraft voor zijn betrokkenheid bij het incident op 5 december 2020. Hij is zelf levensgevaarlijk gewond geraakt, heeft weken in het ziekenhuis gelegen en zijn familie in onzekerheid achter gelaten. De verdachte heeft fysieke en mentale schade overgehouden aan het incident.
De verdachte wil zijn leven weer op orde krijgen en wil na de detentie terug naar zijn moeder. Zijn moeder is ziek en zwak, en heeft zijn hulp nodig. Bovendien verslechtert de situatie van het broertje van de verdachte door zijn afwezigheid. Hij spijbelt vaak van school, is daar geschorst en een niveau terug gezet.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging doodslag en aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Hij heeft overdag in een woonwijk in Vaals meermalen gericht geschoten. Met zijn handelwijze heeft hij vele mensen die hiervan ongewild getuige waren, schrik en angst aangejaagd.
Het slachtoffer heeft die dag voor zijn leven moeten vrezen, en ondervindt ook nu nog de negatieve gevolgen van het gebeurde.
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven en geen spijt heeft betuigd van hetgeen is gebeurd.
Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een straf anders dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Bij een poging doodslag wordt doorgaans een jarenlange gevangenisstraf opgelegd.
In het reclasseringsadvies van 4 augustus 2021 wordt geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen en om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet vooralsnog geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken.
De rechtbank neemt in het voordeel van de verdachte mee dat hij zelf gewond is geraakt en blijvende klachten van zijn letsel ondervindt. Hij lijdt eronder dat hij gescheiden is van zijn familie. Bovendien bevat het strafblad van de verdachte tot op heden geen ernstige geweldsdelicten.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van vijf jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van in totaal € 43.316,54, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering heeft betrekking op immateriële schade ter hoogte van € 5.000,- en op materiële schade ter hoogte van € 38.316,54, bestaande uit een geldbedrag van € 18.066,54, kleding van € 50,- en schade aan de auto van € 20.200,-. De immateriële schade is onder meer daardoor ontstaan, dat ook hij door een schot is geraakt, waarbij zijn arm is gebroken.
Daarnaast vordert de benadeelde partij vergoeding van de proceskosten ter hoogte van in totaal € 193,88, bestaande uit de telefoonkosten ten bedrage van € 25,-, de reiskosten voor het doen van aangifte ter hoogte van € 71,81, de reiskosten voor bespreking met de advocaat van € 25,89 en de reiskosten voor de zitting van € 71,18.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij volledig toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente en vordert hierover de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat vrijspraak is bepleit.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de genoemde bedragen niet passend zijn, omdat hoogstens een veroordeling tot poging zware mishandeling aan de orde zou kunnen zijn.
De verdediging verzoekt afwijzing dan wel niet-ontvankelijkverklaring van het gedeelte van de vordering dat ziet op immateriële schade, nu deze schade niet is onderbouwd met stukken van een psycholoog of iets dergelijks. Daarnaast verzoekt de verdediging rekening te houden met het eigen aandeel dat de benadeelde partij bij het incident heeft gehad. Dit zou moeten leiden tot een sterke matiging van de schadevergoeding voor immateriële schade.
De verdediging verzoekt de vordering tot vergoeding van materiële schade af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Niet is komen vast te staan hoeveel geld is meegenomen en wat daarvan aan de verdachte kan worden toegerekend. Bovendien is geen diefstal met geweld ten laste gelegd. De schade aan de auto kan evenmin op de verdachte worden verhaald. Vernieling staat niet op de dagvaarding. Bovendien heeft de benadeelde partij de auto waar de verdachte in zat gevolgd zodat ook voor deze schade geldt dat zijn eigen handelen moet worden verdisconteerd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materieel
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het materiële gedeelte van de schade onvoldoende rechtstreeks verband met het strafbare feit heeft. Het verlies van het geld en de schade aan de auto zijn niet voortgekomen uit de bewezenverklaarde poging doodslag. Dit gedeelte van de vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor wat betreft de schade aan de kleding heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen op welk moment de benadeelde partij geraakt is en of de verdachte de schutter is geweest. Mr. P.P.E. Buchele, de raadsvrouw van de benadeelde partij, heeft immers ter terechtzitting van 1 september 2021 aangegeven dat hij niet weet wanneer hij geraakt is.
Immaterieel
Bij bepaalde geweldsmisdrijven wordt ernstig psychisch letsel voorondersteld. In een geval als het onderhavige, waarin geprobeerd is de verdachte van het leven te beroven, is zonder meer aannemelijk dat de benadeelde partij last heeft gekregen van nachtmerries en angsten. Het verweer dat de benadeelde partij een eigen aandeel heeft gehad, kan de rechtbank niet volgen. De benadeelde partij had immers grond genoeg om de achtervolging in te zetten op personen die hem van zijn geld hadden beroofd – dat hij vervolgens wordt beschoten kan kwalijk worden beschouwd als ‘een eigen aandeel’ hebben.
Dit brengt met zich dat sprake is van aantasting in de persoon zoals bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade van de benadeelde partij in redelijkheid kan worden vastgesteld op € 1.000,-. Dat de rechtbank uitkomt op een lager bedrag dan gevorderd hangt daarmee samen dat niet is komen vast te staan dat de verwonding aan de arm is veroorzaakt door de verdachte. De rechtbank zal dit bedrag aan de benadeelde partij toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De vordering zal voor het meerdere niet-ontvankelijk worden verklaard.
Proceskostenvergoeding
De rechtbank begrijpt het standpunt van de raadsvrouw van de benadeelde partij aldus, dat zij afstand doet van proceskosten volgens het liquidatietarief.
De rechtbank begroot de proceskosten op een totaalbedrag van € 122,70, bestaande uit telefoonkosten ter hoogte van € 25,-, reiskosten in verband met de aangifte ter hoogte van
€ 71,81 en reiskosten voor een bespreking met de raadsvrouw ter hoogte van € 25,89. Nu de benadeelde partij door een professionele gemachtigde is bijgestaan, komen de reiskosten naar de terechtzitting van 1 september 2021 niet voor vergoeding in aanmerking, gelet op artikel 238, eerste lid, Rv.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1 primair impliciet subsidiair en onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van vijf jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering voor zover deze bestaat uit materiële schade;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer] , van een bedrag van € 1.000,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 122,70, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze betrekking heeft op immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer] van € 1.000,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat voor zover de verdachte aan zijn verplichting jegens de Staat heeft voldaan hij in zoverre jegens [slachtoffer] zal zijn bevrijd en omgekeerd, voor zover de verdachte aan zijn verplichting jegens [slachtoffer] heeft voldaan, hij in zoverre jegens de Staat zal zijn bevrijd;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. K.G. Witteman en
mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Eroktay, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 september 2021.
Buiten staat
Mr. Witteman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat ter terechtzitting van 10 augustus 2021 aanpassing omschrijving feiten in de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 5 december 2020 in de gemeente Vaals,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven
perso(o)n(en) opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te
beroven,
meermalen, althans eenmaal, met een omgebouwd gaspistool (categorie
III, sub 1) op voornoemde [slachtoffer] en/of een of meer tot op heden
onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 december 2020 in de gemeente Vaals,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven
perso(o)n(en)
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen, althans eenmaal, met een omgebouwd gaspistool (categorie
III, sub 1) op voornoemde [slachtoffer] en/of een of meer tot op heden
onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 december 2020 in de gemeente Vaals,
[slachtoffer] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven
perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,
door meermalen, althans eenmaal, met een omgebouwd gaspistool
(categorie III, sub 1) op voornoemde [slachtoffer] en/of een of meer tot op
heden onbekend gebleven perso(o)n(en) te schieten;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 5 december 2020 in de gemeente Vaals,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een omgebouwd gaspistool,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Districtsrecherche Zuid-West-Limburg PL 2417, onderzoeksnummer LB3R020222/VINK, gesloten d.d. 9 juli 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 862.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2020, pag. 228.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2020, pag. 233.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2020, pag. 228.
5.Proces-verbaal aanhouding verdachte d.d. 5 februari 2021, pag. 125
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 maart 2021, pag. 149.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2020, pag. 232 en 233.
8.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict d.d. 25 januari 2021, pag. 589 tot en met 591.
9.Idem voetnoot 8, pag. 594.
10.Idem voetnoot 8, pag. 595.
11.Proces-verbaal Expertise Wapens, munitie en explosieven d.d. 8 februari 2021, pag. 702 tot en met 704.
12.NFI-rapport wapen- en munitieonderzoek d.d. 15 maart 2021, pag. 743.
13.Deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek TMFI d.d. 11 januari 2021, pag. 457.
14.Deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek TMFI d.d. 25 februari 2021, pag. 463.
15.Proces-verbaal verhoor getuige [naam getuige] d.d. 7 december 2020, pag. 318 en 319 en 321
16.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek schutters d.d. 7 januari 2021, pag. 445.
17.PV verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 22 februari 2021, pag. 475 t/m 477.