In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Johannes Albertus Bloo, curator in het faillissement van International Clothing Company B.V., en een gedaagde partij. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.F.P.J. Coppus, vorderde een bedrag van € 28.300,00 op basis van ongerechtvaardigde verrijking. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.J.M.G. Kunzeler, heeft betwist dat hij dit bedrag verschuldigd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet in staat is geweest om het bewijs te leveren van zijn stellingen met betrekking tot betalingen aan derden, wat heeft geleid tot de conclusie dat de vordering van de curator toewijsbaar is. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft ook beslagkosten en proceskosten toegewezen. De rechtbank heeft de vordering tot betaling van een bedrag van € 477,68 afgewezen, omdat de eiser geen bewijs heeft geleverd van onrechtmatige onttrekking van dit bedrag aan de boedel. De uitspraak benadrukt de vereisten voor ongerechtvaardigde verrijking en de bewijslast die op de gedaagde rustte.