ECLI:NL:RBLIM:2021:6905

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
03/021951-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en wapenbezit door verdachte die een wapen op zijn moeder richtte en in haar woning een schot loste

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 31 augustus 2021, is de verdachte veroordeeld voor bedreiging en wapenbezit. De zaak betreft een incident op 23 januari 2020, waarbij de verdachte zijn moeder met een vuurwapen heeft bedreigd en in haar woning een schot heeft gelost. De verdachte heeft een pistool op zijn moeder gericht en een schot gelost, wat leidde tot ernstige angst bij het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte bewust heeft geschoten, ondanks zijn verweer dat het wapen per ongeluk afging. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de woordelijke bedreiging, maar heeft de bedreiging met het vuurwapen wel bewezen verklaard. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 180 uren geëist. De rechtbank heeft deze eis gevolgd, maar heeft geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, omdat de verdachte zijn leven weer op de rit lijkt te hebben. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaar en een taakstraf van 180 uren. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/021951-20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 augustus 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonende te [adres]
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 augustus 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:zijn moeder met een vuurwapen heeft bedreigd;
Feit 2:een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide feiten. Zij acht bewezen dat de verdachte zijn moeder met de dood heeft bedreigd door een doorgeladen vuurwapen op haar te richten en éénmaal met dit vuurwapen in haar woning te schieten. De verdachte heeft niet vooraf gecontroleerd of het wapen doorgeladen was, en daarmee de aanmerkelijke kans aanvaard dat het wapen geladen was en af kon gaan. Hij heeft dus bewust/opzettelijk geschoten. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken moet worden van de onder 1 ten laste gelegde woordelijke bedreiging. De woorden die de verdachte richting zijn moeder heeft geuit, leveren geen bedreiging op.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gedeeltelijke vrijspraak bepleit van feit 1. Volgens de raadsman kan niet worden bewezen dat de verdachte bewust/opzettelijk heeft geschoten: het wapen is per ongeluk afgegaan toen de verdachte hiermee tegen de deur sloeg. Verder dient vrijspraak te volgen voor de ten laste gelegde woordelijke bedreiging, omdat deze woorden geen bedreiging opleveren.
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van feit 2.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen feit 1
Op 23 januari 2020 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan tegen haar zoon, de verdachte. [slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte die dag in haar woning in Geleen, gemeente Sittard-Geleen, op een gegeven moment een pistool tevoorschijn haalde en op [slachtoffer] richtte. De verdachte hield het pistool recht voor zich, met de loop in de richting van [slachtoffer] . Vervolgens liep de verdachte naar de tussendeur van de hal. [slachtoffer] zag en hoorde dat de verdachte bij de tussendeur een schot loste. [slachtoffer] schrok behoorlijk en was bang dat de verdachte haar iets aan zou doen en dat ze dood zou gaan. [2]
De politie heeft onderzoek verricht in de woning van [slachtoffer] . Naast de tafelpoot van de eetkamertafel werd een huls gevonden. Aan de voor- en achterkant van de binnendeur tussen de gang en de woonkamer werden beschadigingen aangetroffen, en er was een beschadiging in het stucwerk van de muur zichtbaar. De politie beschrijft dat het zeer aannemelijk is dat het projectiel door de deur is heengegaan en in de muur is afgeketst. Het projectiel werd onder een van de bankstellen aangetroffen. Op het projectiel was een witte verkleuring, overeenkomstig met het stucwerk, zichtbaar. [3] te aangetrof
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 23 januari 2020 met een vuurwapen met munitie naar de woning van zijn moeder is gegaan en dat hij dit wapen op zijn moeder heeft gericht.
Bewijsoverwegingen feit 1
Het richten van een vuurwapen op een persoon kan niet anders worden begrepen dan een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het wapen per ongeluk afging toen hij hiermee tegen de tussendeur sloeg. Hij wist niet dat het wapen was doorgeladen. Hij hoorde pas achteraf dat het wapen was afgegaan: hij hoorde wel een knal maar dacht dat dit kwam doordat hij met het wapen tegen het hout sloeg. Mogelijk was zijn waarneming door de alcohol vertroebeld.
Omtrent het verweer overweegt de rechtbank het volgende.
De moeder van de verdachte verklaart in haar aangifte dat zij heeft gezien en gehoord dat de verdachte een schot loste en daar kennelijk zelf niet van schrok. Zij vermeldt niet dat de verdachte op datzelfde moment met het wapen tegen de deur sloeg. Wel verklaren zowel de verdachte bij de rechter-commissaris als zijn moeder in haar aangifte dat de verdachte in de woonkamer met het wapen op de salontafel heeft geslagen. Als het toen al was doorgeladen, zoals uit de verklaring van de verdachte zou volgen, valt niet in te zien waarom het wapen niet toen reeds is afgegaan. Ook is niet aannemelijk dat de verdachte, zelfs al was hij onder invloed van alcohol, van een per ongeluk gelost schot niets zou hebben gemerkt: het geluid van een schot dat zonder demper wordt gelost, is immers in geen enkel opzicht te vergelijken met het slaan van een metalen voorwerp tegen hout.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de verdachte het schot actief, en daarmee bewust, heeft gelost.
Partiële vrijspraak feit 1
Van de ten laste gelegde bedreiging met de woorden ‘Het is jouw schuld, jij hebt contact met pappa’ zal de rechtbank de verdachte vrijspreken, daar de woorden naar hun aard geen bedreiging inhouden.
Bewijsmiddelen feit 2
Nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal forensisch onderzoek woning, pagina 76-77;
- het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 24 maart 2020, pagina 95-96;
- de bekennende verklaring van de verdachte, ter terechtzitting afgelegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 23 januari 2020 in de gemeente Sittard-Geleen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door een vuurwapen op die [slachtoffer] te richten en
vervolgens in de richting van de buitendeur te lopen en met voornoemd wapen te schieten.
2.
op 23 januari 2020 in de gemeente Sittard-Geleen een vuurwapen van categorie II, te weten een semi-automatisch pistool, en munitie, van categorie III, te weten een patroon, merk Sellier & Bellot, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
t.a.v. feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden op te leggen met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf voor de duur van 180 uren met aftrek van voorarrest. Bij het bepalen van de strafeis heeft de officier van justitie meegewogen dat de verdachte eerder is veroordeeld voor bedreigingen en geweldsdelicten, en dat hij bij de onderhavige bedreiging gebruik heeft gemaakt van een vuurwapen. Ten voordele van de verdachte heeft de officier van justitie meegewogen dat de verdachte zich uit eigen beweging bij de politie heeft gemeld, dat hij zich anderhalf jaar lang aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en dat hij zich schuldbewust toont. De officier van justitie heeft geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist, hoewel dit wel passend is voor dit soort feiten, omdat de verdachte zijn leven inmiddels op orde lijkt te hebben. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de officier van justitie geen bijzondere voorwaarden verbonden, omdat de verdachte niet gemotiveerd is zich hieraan te onderwerpen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat volstaan moet worden met een lagere taakstraf dan door de officier van justitie is geëist. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf moeten volgens de verdediging geen bijzondere voorwaarden gekoppeld worden, omdat de verdachte hier niet aan mee wil werken. De raadsman vraagt met klem om de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat hij dan alles kwijtraakt wat hij de afgelopen anderhalf jaar heeft opgebouwd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte is met een geladen vuurwapen naar de woning van zijn moeder gegaan en heeft zijn moeder met de dood bedreigd door het wapen op haar te richten en vervolgens in haar woning een schot te lossen. De verdachte heeft hiermee niet alleen gezorgd voor ernstige gevoelens van angst en onveiligheid bij zijn moeder, maar ook voor gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Wapenbezit leidt immers meer dan eens tot wapengebruik, waarbij (dodelijke) slachtoffers kunnen vallen.
Hoewel de ernst van de feiten in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, acht de rechtbank dit in deze zaak voor deze verdachte niet de aangewezen straf. De verdachte heeft immers de schorsing van zijn voorlopige hechtenis aangegrepen om zijn leven weer op de rit te krijgen. Een detentie zou dit traject doorkruisen. De rechtbank zal daarom, in navolging van de eis van de officier van justitie, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte opleggen.
Uit het strafblad van de verdachte komt naar voren dat hij eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en bedreigingen. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsadvies van 4 augustus 2021. Volgens de reclassering is voortzetting van de ambulante behandeling en de begeleiding van de verdachte geïndiceerd om verdere en langdurige stabiliteit te behouden, maar is de oplegging van deze voorwaarden zonder instemming van de verdachte gedoemd te mislukken. De reclassering adviseert daarom enkel de oplegging van bijzondere voorwaarden indien de verdachte wil meewerken aan reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft ter terechtzitting meermalen aan de verdachte gevraagd of hij wil meewerken aan bijzondere voorwaarden. De verdachte is echter bij zijn standpunt gebleven dat hij geen begeleiding en toezicht meer wil, dat hij zijn leven op orde heeft en dat hij liever ‘kaal’ afgestraft wordt. Gelet op de houding van de verdachte op dit punt, in combinatie met het reclasseringsadvies, zal de rechtbank dan ook geen bijzondere voorwaarden aan de verdachte opleggen.
Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte overeenkomstig de eis van de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 180 uren. Met deze straf wordt enerzijds de ernst van de feiten tot uitdrukking gebracht, terwijl anderzijds de verdachte de kans wordt geboden de positieve lijn in zijn leven te bestendigen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Taakstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag.
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.L.J. Voogt, voorzitter, mr K.G. Witteman en
mr. M.M.L. Kalsbeek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 31 augustus 2021.
Buiten staat
Mr. Witteman en mr. Kalsbeek zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 januari 2020 in de Gemeente Sittard-Geleen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] de woorden ‘Het is jouw schuld, jij hebt contact met pappa’ toe te voegen, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking
en/of daarbij/daarna een vuur(wapen), althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] heeft gericht, althans dat wapen dreigend aan die [slachtoffer] heeft getoond, en/of (vervolgens) in de richting van de gang / buitendeur is gelopen en met voornoemd wapen heeft geschoten;
2.
hij op of omstreeks 23 januari 2020 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, een (vuur)wapen (semi-automatisch pistool) en/of munitie van categorie II en/of III, (te weten een patroon, merk Sellier & Beliot) voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam Westelijke Mijnstreek, proces-verbaalnummer PL2300-2020014051, gesloten d.d. 28 juni 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 119.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina 12 en 13.
3.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning, pagina 76-77.