3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1
Op 23 januari 2020 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan tegen haar zoon, de verdachte. [slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte die dag in haar woning in Geleen, gemeente Sittard-Geleen, op een gegeven moment een pistool tevoorschijn haalde en op [slachtoffer] richtte. De verdachte hield het pistool recht voor zich, met de loop in de richting van [slachtoffer] . Vervolgens liep de verdachte naar de tussendeur van de hal. [slachtoffer] zag en hoorde dat de verdachte bij de tussendeur een schot loste. [slachtoffer] schrok behoorlijk en was bang dat de verdachte haar iets aan zou doen en dat ze dood zou gaan.
De politie heeft onderzoek verricht in de woning van [slachtoffer] . Naast de tafelpoot van de eetkamertafel werd een huls gevonden. Aan de voor- en achterkant van de binnendeur tussen de gang en de woonkamer werden beschadigingen aangetroffen, en er was een beschadiging in het stucwerk van de muur zichtbaar. De politie beschrijft dat het zeer aannemelijk is dat het projectiel door de deur is heengegaan en in de muur is afgeketst. Het projectiel werd onder een van de bankstellen aangetroffen. Op het projectiel was een witte verkleuring, overeenkomstig met het stucwerk, zichtbaar.te aangetrof
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 23 januari 2020 met een vuurwapen met munitie naar de woning van zijn moeder is gegaan en dat hij dit wapen op zijn moeder heeft gericht.
Bewijsoverwegingen feit 1
Het richten van een vuurwapen op een persoon kan niet anders worden begrepen dan een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het wapen per ongeluk afging toen hij hiermee tegen de tussendeur sloeg. Hij wist niet dat het wapen was doorgeladen. Hij hoorde pas achteraf dat het wapen was afgegaan: hij hoorde wel een knal maar dacht dat dit kwam doordat hij met het wapen tegen het hout sloeg. Mogelijk was zijn waarneming door de alcohol vertroebeld.
Omtrent het verweer overweegt de rechtbank het volgende.
De moeder van de verdachte verklaart in haar aangifte dat zij heeft gezien en gehoord dat de verdachte een schot loste en daar kennelijk zelf niet van schrok. Zij vermeldt niet dat de verdachte op datzelfde moment met het wapen tegen de deur sloeg. Wel verklaren zowel de verdachte bij de rechter-commissaris als zijn moeder in haar aangifte dat de verdachte in de woonkamer met het wapen op de salontafel heeft geslagen. Als het toen al was doorgeladen, zoals uit de verklaring van de verdachte zou volgen, valt niet in te zien waarom het wapen niet toen reeds is afgegaan. Ook is niet aannemelijk dat de verdachte, zelfs al was hij onder invloed van alcohol, van een per ongeluk gelost schot niets zou hebben gemerkt: het geluid van een schot dat zonder demper wordt gelost, is immers in geen enkel opzicht te vergelijken met het slaan van een metalen voorwerp tegen hout.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de verdachte het schot actief, en daarmee bewust, heeft gelost.
Partiële vrijspraak feit 1
Van de ten laste gelegde bedreiging met de woorden ‘Het is jouw schuld, jij hebt contact met pappa’ zal de rechtbank de verdachte vrijspreken, daar de woorden naar hun aard geen bedreiging inhouden.
Bewijsmiddelen feit 2
Nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal forensisch onderzoek woning, pagina 76-77;
- het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 24 maart 2020, pagina 95-96;
- de bekennende verklaring van de verdachte, ter terechtzitting afgelegd.