ECLI:NL:RBLIM:2021:6864

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
6 september 2021
Zaaknummer
C/03/278351 / HA ZA 20-281
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake aanstelling deskundige in een civiele procedure betreffende wilsbekwaamheid

In deze civiele procedure, aangespannen door [eiseres] tegen [gedaagde] in haar hoedanigheid van gevolmachtigde van [betrokkene], heeft de Rechtbank Limburg op 1 september 2021 een tussenvonnis uitgesproken. De zaak betreft de wilsbekwaamheid van [betrokkene] ten tijde van het opmaken van een levenstestament op 11 februari 2020. De rechtbank heeft partijen in eerdere procedures de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de benoeming van deskundigen die de geestelijke gesteldheid van [betrokkene] kunnen beoordelen. Beide partijen hebben verschillende deskundigen voorgedragen, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat geen van de voorgestelde deskundigen geschikt is om de vragen te beantwoorden die door de rechtbank zijn geformuleerd. De rechtbank heeft de partijen verzocht om gezamenlijk een deskundige voor te dragen die [betrokkene] in de relevante periode heeft gezien en behandeld. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat partijen hun standpunten over de benoeming van een deskundige hebben verduidelijkt.

De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 13 januari 2021 al een aantal vragen geformuleerd die aan de deskundige voorgelegd dienen te worden. De vragen zijn gericht op de wilsbekwaamheid van [betrokkene] en de mogelijkheid dat deze kan fluctueren. De rechtbank heeft benadrukt dat het van belang is dat de deskundige bekend is met de situatie van [betrokkene] in de periode rondom het opmaken van het levenstestament. De partijen zijn verzocht om opnieuw in overleg te treden en een gezamenlijke voordracht te doen voor een deskundige, waarbij de rechtbank de voorkeur geeft aan een deskundige die eerder contact heeft gehad met [betrokkene].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/278351 / HA ZA 20-281
Vonnis van 1 september 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. R.M.J.K.M. Teeuwen,
tegen
[gedaagde]
in haar hoedanigheid van gevolmachtigde van [betrokkene],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. I.K. Decupere.
Partijen zullen hierna “ [eiseres] ” en “ [gedaagde] ” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 januari 2021,
  • de akte uitlating na tussenvonnis van [eiseres] ,
  • de akte uitlaten deskundigenbericht van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft partijen in het tussenvonnis van 13 januari 2021 in de gelegenheid gesteld om zich bij gelijktijdig te nemen akte uit te laten over het aantal en de persoon van de te benoemen deskundige(n), het maximaal acceptabele voorschotbedrag en de aan de deskundige(n) te stellen vragen.
2.2.
Partijen hebben op de rol van 7 april 2021 een akte genomen.
De aan de deskundige voor te leggen vragen
2.3.
[eiseres] heeft in haar akte, in aanvulling op de reeds door de rechtbank voorgestelde vragen, de navolgende vragen voorgesteld.
  • Indien u vaststelt dat betrokkene ten tijde van het opmaken van het levenstestament op 11 februari 2020 leed aan een geestelijke stoornis, acht u betrokkene in dat kader in staat om de, voor het passeren van het levenstestament benodigde informatie, tot hem te nemen, te begrijpen, zich een zelfstandige oordeel over te vormen en een beslissing te nemen?
  • Wanneer heeft u persoonlijk contact gehad met betrokkene en gedurende welke periode heeft u die ontstane contacten gehad?
2.4.
[gedaagde] wenst, in aanvulling op de reeds door de rechtbank voorgestelde vragen, nog de hierna volgende vragen aan de te benoemen deskundige voorgelegd te zien.
Bent u bekend met het onderscheid tussen tijdelijke en blijvende wilsonbekwaamheid? Zo ja wat is uw mening daarover en kunt u daarover iets meer zeggen in relatie tot de betrokkene?
Indien u vaststelt dat de betrokkene ten tijde van het opmaken van het levenstestament op 11 februari 2020 leed aan een geestelijke stoornis die volgens u ook gevolgen heeft voor zijn wilsbekwaamheid, is het dan volgens uw kennis en ervaring mogelijk dat de betrokkene episodes kent van wilsbekwaamheid, die worden afgewisseld met episodes van wilsonbekwaamheid? Met andere woorden is het volgens u mogelijk dat die gevolgen voor de wilsbekwaamheid zich niet noodzakelijk voortdurend openbaren maar tijdelijk kunnen zijn?
Indien u vaststelt dat de betrokkene ten tijde van het opmaken van het levenstestament op 11 februari 2020 leed aan een geestelijke stoornis die volgens u ook gevolgen heeft voor zijn wilsbekwaamheid, is het dan volgens uw kennis en ervaring mogelijk dat de betrokkene zijn wil ten aanzien van bepaalde onderwerpen (bijvoorbeeld van complexe aard) niet, en ten aanzien van andere onderwerpen (bijvoorbeeld van eenvoudige en persoonlijke aard) wel kan vormen? Met andere woorden is het volgens u mogelijk dat die gevolgen voor de wilsbekwaamheid zich niet over het gehele beslissingspatroon van de betrokkene uitstrekken maar gedifferentieerd kunnen zijn naar onderwerp?
Kunt u met zekerheid stellen dat de betrokkene op 11 februari 2020 niet in staat is geweest om zijn wil te bepalen ten overstaan van een (bekwaam en ervaren) notaris, zulks ten aanzien van de persoon van zijn belangenbehartiger? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo neen, waarom niet?
Kunt u iets zeggen over de relatie tussen de geestelijke stoornis van betrokkene en de mogelijkheid van de betrokkene om desondanks zijn wil te kunnen bepalen, in het bijzonder ten aanzien van de persoon die zijn belangenbehartiger moet zijn?
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat zowel de door [eiseres] als door [gedaagde] aanvullend geformuleerde vragen voldoende concreet en ter zake dienend zijn. De rechtbank zal deze vragen aan de te benoemen deskundige voorleggen.
De te benoemen deskundige(n)
2.6.
Partijen hebben in hun respectievelijke akten allebei aangegeven, dat zij hebben getracht overeenstemming te bereiken over de voor te dragen deskundige(n), maar dat zij hier niet in zijn geslaagd. Partijen zijn het er echter wel over eens dat het zinvol is dat de te benoemen deskundige [betrokkene] in het verleden reeds heeft gezien en behandeld, nu het de beoordeling van zijn geestelijke gesteldheid op een moment in het verleden betreft. De deskundige kan dan uit eigen ervaring putten en hij heeft bovendien een beeld van het verloop van het ziekteproces.
2.7.
[eiseres] heeft in haar akte de volgende twee deskundigen voorgedragen:
  • drs. H.A.J.M. van den Heuvel (hierna: “drs. Van den Heuvel”), indicerend en adviserend arts en geregistreerd VIA-arts, verbonden aan Aandacht Medisch Advies te Nijmegen, die [betrokkene] in december 2019 heeft onderzocht in het kader van het opstellen van een advies rondom de wilsbekwaamheid van [betrokkene] ;
  • dr. A.G.G.C. Korten (hierna: “dr. Korten”), neuroloog verbonden aan het Laurentius Ziekenhuis te Roermond, die [betrokkene] gedurende ruim zes jaar onder behandeling heeft gehad, waaronder begrepen de periode voorafgaand aan het opmaken van het bestreden levenstestament.
Drs. Van den Heuvel heeft volgens [eiseres] speciale expertise en ervaring ten aanzien van het bepalen van wilsbekwaamheid en kan uit eigen ervaring en op basis van een zeer specifieke opleiding de door haar voorgestelde vragen beantwoorden.
2.8.
[gedaagde] heeft in haar akte de volgende twee deskundigen voorgedragen:
de behandelend geriater van [betrokkene] , te weten dr. T. Geerts (hierna: “dr. Geerts”), hoofd afdeling psychogeriatrie, verbonden aan het Ziekenhuis Oost-Limburg, Campus Maas en Kempen (België), gespecialiseerd in de aandoeningen alzheimer en dementie;
de huisarts van [betrokkene] , drs. P. Hoogsteder (hierna: “drs. Hoogsteder”), verbonden aan het gezondheidscentrum Haagsittard, eveneens verbonden aan de huidige woonomgeving van [betrokkene] (Nobama Care Sittard).
Bij deze artsen is [betrokkene] in behandeling (geweest). Deze artsen zijn volgens [gedaagde] te kwalificeren als onafhankelijk en onpartijdig, nu geen van hen als partij-deskundige (en/of getuige) in deze procedure is opgetreden of voorgedragen.
2.9.
De rechtbank is met partijen van oordeel dat het de voorkeur verdient om een deskundige te benoemen die [betrokkene] in de periode voorafgaand aan c.q. rondom het opstellen van het levenstestament op 11 februari 2020 daadwerkelijk heeft gezien en heeft behandeld. De rechtbank zal daarom niet drs. Hoogsteder tot deskundige benoemen, omdat niet is vast komen te staan dat [betrokkene] in die periode daadwerkelijk onder behandeling stond van drs. Hoogsteder. Uit productie 4, 5 en 6 bij dagvaarding leidt de rechtbank af dat drs. Schilderman in die periode de huisarts van [betrokkene] was. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat een huisarts een te algemene deskundigheid bezit om de hiervoor geformuleerde vragen in voldoende mate te beantwoorden. De rechtbank zal evenmin drs. Van den Heuvel tot deskundige benoemen, omdat hij [betrokkene] slechts eenmaal, te weten op 16 december 2019, tijdens een huisbezoek heeft gezien. Onder deze omstandigheden resteren enkel dr. Korten en dr. Geerts om als deskundige benoemd te worden, waarbij de rechtbank opmerkt dat beiden, gelet op hun specialismen, in beginsel voldoende specifieke deskundigheid moeten bezitten om de hiervoor geformuleerde vragen te beantwoorden. In eerste instantie heeft de rechtbank dr. Korten benaderd met de vraag of hij bereid is om in deze zaak als deskundige op te treden. De rechtbank heeft dr. Korten aangezocht, omdat hij [betrokkene] over een fors langere periode voorafgaand aan het opstellen van het levenstestament heeft onderzocht en behandeld dan dr. Geerts en de rechtbank aannam dat hij daarom naar alle waarschijnlijkheid meer informatie zou kunnen verstrekken over het verloop van de mogelijk vast te stellen geestelijke stoornis. De rechtbank heeft dit afgeleid uit productie 5 en 6 bij dagvaarding. Dr. Geerts heeft, blijkens productie 5, [betrokkene] enkel gezien op 13 september 2019 en 3 oktober 2019 en (waarschijnlijk) medio 2020. Dr. Korten daarentegen heeft [betrokkene] in elk geval op 5 januari 2018, 17 januari 2018, 9 maart 2018, 19 september 2018 en 4 september 2019 gezien. Bovendien moet op basis van productie 6 worden afgeleid dat dr. Korten [betrokkene] ook in 2020 nog heeft gezien. Dr. Korten heeft aldus meer contactmomenten met [betrokkene] gehad dan dr. Geerts.
2.10.
Bij e-mailbericht van 19 juli 2021 heeft dr. Korten aan de rechtbank laten weten dat hij niet als deskundige in deze zaak wenst op te treden. Dr. Korten is van mening dat onafhankelijkheid en deskundigheid voor wat betreft het opstellen van een medisch specialistische rapportage onvoldoende aanwezig zijn. Bovendien heeft hij twijfels over de mate waarin de hem in het medisch dossier als behandelaar ter beschikking staande gegevens gebruikt zouden kunnen worden zonder het medisch beroepsgeheim te schenden.
2.11.
De rechtbank heeft vervolgens dr. Geerts benaderd met de vraag of zij bereid is om in deze zaak als deskundige op te treden, omdat zij, hoewel zij minder contactmomenten met [betrokkene] heeft gehad, ook voldoende specifieke deskundigheid moet bezitten om de hiervoor geformuleerde vragen te beantwoorden.
2.12.
Bij brief van 25 juli 2019 heeft dr. Geerts echter aan de rechtbank laten weten dat zij niet als deskundige in deze zaak wenst op te treden, omdat zij niet beschikt over de nodige expertise om op de aan haar voor te leggen vraagstelling te kunnen antwoorden. Daarnaast heeft zij aangegeven dat haar contactmomenten met [betrokkene] beperkt en van korte duur zijn geweest en daarmee onvoldoende om zijn geestestoestand ten volle en correct te kunnen inschatten.
2.13.
Bij deze stand van zaken kan geen van de door partijen voorgedragen personen in deze zaak tot deskundige worden benoemd. De rechtbank ziet zich daarmee voor de moeilijkheid gesteld dat geen deskundige benoemd lijkt te kunnen worden, die [betrokkene] daadwerkelijk voorafgaand aan c.q. rondom het opstellen van het levenstestament op 11 februari 2020 heeft gezien en heeft behandeld. Dit terwijl een dergelijke deskundige wel de voorkeur van de rechtbank en van partijen geniet. De rechtbank verzoekt partijen dan ook opnieuw om zich bij akte uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en zijn of haar hoedanigheid en relevante kwaliteiten. De rechtbank verzoekt partijen wederom om hierover met elkaar in overleg te treden en zo mogelijk gezamenlijk een deskundige voor te dragen. Indien partijen niet slagen in een gezamenlijke voordracht, verzoekt de rechtbank partijen in hun tevoren over en weer aan elkaar toe te zenden akten in te gaan op de door de wederpartij voor te dragen deskundige en eventuele bezwaren daartegen dan kenbaar te maken.
2.14.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
29 september 2021voor zijdens beide partijen gelijktijdig te nemen akte uitlating omtrent hetgeen is opgenomen in rechtsoverweging 2.13 van dit vonnis.
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CB