ECLI:NL:RBLIM:2021:685

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
C/03/250721 / FA RK 18-2034
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot omgang tussen vader en kinderen afgewezen wegens belemmeringen bij de moeder

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader tot omgang met zijn minderjarige kinderen. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, waarbij de belemmeringen voor omgang voornamelijk bij de moeder liggen. De moeder heeft te maken met gevoelens van angst en onveiligheid, die haar dagelijks functioneren negatief beïnvloeden en ook invloed hebben op de zorg voor de kinderen. De vader heeft in het verleden foute keuzes gemaakt, waaronder belaging van de moeder, maar heeft sindsdien een positieve ontwikkeling doorgemaakt door intensieve hulpverlening. De rechtbank oordeelt dat de belemmeringen voor omgang niet langer bij de vader liggen, maar bij de moeder, die nog steeds niet in staat is om een omgangsregeling te ondersteunen. De rechtbank benadrukt het belang van rust voor de moeder en de kinderen, zodat zij kunnen werken aan hun trauma's en copingmechanismen. De rechtbank wijst het verzoek van de vader af en stelt dat er voorlopig geen informatieplicht meer is van de moeder naar de vader over de kinderen. De rechtbank vertrouwt erop dat de vader zal inzien dat de kinderen tijd en ruimte nodig hebben om met hun moeder aan hun problemen te werken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 27 januari 2021
Zaaknummer: C/03/250721 / FA RK 18-2034
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[de moeder] ,
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
wonend te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. L.E.I.K. Jaminon, kantoorhoudend te Heerlen,
en:
[de vader] ,
wederpartij, verder te noemen: de vader,
wonend te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. H.N.H. Dresschers, kantoorhoudend te Brunssum.
Met toepassing van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidoost Nederland,verder te noemen:
de raad, gevestigd te Maastricht, door de rechtbank als adviseur bij deze zaak betrokken.
Wederom gezien de stukken, waaronder thans ook een door deze rechtbank gegeven en op
8 januari 2020 uitgesproken beschikking.

1.Het verder verloop van de procedure

Het verder procesverloop blijkt uit:
- het rapport van de raad van 18 maart 2020, ingekomen bij de rechtbank op
20 maart 2020;
  • de reactie van de moeder op voormeld raadsadvies, ingekomen bij de rechtbank op 25 maart 2020;
  • de reactie van de vader op voormeld raadsadvies, ingekomen bij de rechtbank op
1 april 2020;
  • een reactie van de raad naar aanleiding van de brief van de vader op voormeld raadsadvies, ingekomen bij de rechtbank op 20 april 2020;
  • een F9-formulier met bijlagen van de moeder, ingekomen bij de rechtbank op
5 november 2020;
- een F9-formulier met bijlagen van de moeder, ingekomen bij de rechtbank op
11 november 2020;
  • een F9-formulier met een reactie op de door de moeder overgelegde producties, ingekomen bij de rechtbank op 13 november 2020;
  • een F9-formulier met bijlage, ingekomen bij de rechtbank op 16 november 2020.
De behandeling is voortgezet ter zitting van 24 november 2020 waar zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • twee vertegenwoordigers van de raad.

2.Het advies van de raad

De raad ziet, op grond van het aanvullend onderzoek, aanleiding om het eerder gegeven advies, te weten de vader het recht op omgang te ontzeggen, te wijzigen. De raad acht het op dit moment in het belang van de minderjarige kinderen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] , geen contact tussen hen en de vader vast te stellen.
De raad stelt hiertoe dat dit aanvullend onderzoek opnieuw aangetoond heeft dat in deze situatie de zorgen en de belemmeringen overheersen en dat de krachten, die ook zijn gebleken, deze onvoldoende kunnen compenseren. De belangrijkste contra-indicatie die door de raad gezien wordt, zit in het functioneren van de moeder en de kinderen. Binnen de opvoedingssituatie van de moeder overheersen nog steeds gevoelens van angst en onveiligheid in relatie tot (contact met) de vader. Het opwerpen van de vraag of een omgangsregeling tussen de kinderen en de vader in hun belang moet worden geacht roept al zodanig veel angst en onrust op bij de moeder en de kinderen dat hun dagelijks functioneren negatief wordt beïnvloed en hun gevoelens van onveiligheid fors worden aangewakkerd. Een toenemende invloed en rol van de vader onder de huidige omstandigheden betekenen een toename van de gevoelens van angst en onveiligheid, met mogelijk vergaande gevolgen voor het functioneren van de moeder als persoon en haar beschikbaarheid voor de kinderen.
De moeder is al jarenlang de constante en veilige ouder voor de kinderen en daardoor is er een sterke band en afhankelijkheid ontstaan tussen de moeder en de beide kinderen. Alleen al het risico dat de moeder weg zou vallen, is absoluut niet in het belang van de kinderen en zal een zeer negatief effect hebben op hun sociaal-emotionele ontwikkeling die de raad nu al zorgelijk acht. Ondanks dat het, in principe, ook in het belang is dat er contact is met een niet verzorgende ouder, weegt dit belang in dit geval niet op tegen het risico dat ontstaat door de belasting van en de gevolgen voor de kinderen indien er een traject zou worden ingezet om tot contact tot komen, zelfs als dit onder begeleiding zou plaatsvinden. Het is nu primair van belang dat de kinderen toe gaan komen aan hun ontwikkelingstaken en dat zij alternatieve coping mechanismen leren ontwikkelen in situaties van problemen en stress. Er moet dan ook eerst rust komen voor de moeder en de kinderen waarbinnen aan de bovenstaande doelen gewerkt kan worden. Deze rust kan ontstaan door het uitblijven van juridische procedures en andere inspanningen die als doel hebben om tot een contactregeling te komen. Pas als er voldoende en aanhoudende rust is kan er een situatie ontstaan waarbij, met hulpverlening, het normaliseren van het gedrag van de moeder, de opvoedingssituatie en daardoor de ontwikkeling van de kinderen een kans van slagen heeft. Naast de ingezette hulp voor de moeder, moet er ook hulp komen met een systemische insteek zodat de last voor de kinderen en de onderlinge relaties in kaart worden gebracht en worden ondersteund. Dit is enkel haalbaar als een lange periode van rust gaat ontstaan.
Bij de vader is sprake van een positieve ontwikkeling. Sinds maart 2019 heeft hij zich gehouden aan de voorwaarden die aan zijn Tbs-maatregel zijn gekoppeld. Hij heeft een goede daginvulling gevonden en hij heeft al een behoorlijke tijd een relatie die goed verloopt en een structureel contact met zijn zoon [naam zoon] . De vader werkt goed mee met zijn behandeling, hij is gemotiveerd en de behandeling lijkt ook te beklijven. Desondanks heeft het onderzoek uitgewezen dat er nog steeds aandachtspunten zijn ten aanzien van zijn functioneren. Aangegeven wordt dat de vader zich niet aan een aantal voorwaarden kan houden. De vader heeft hulp nodig bij het slikken van zijn medicatie omdat hij niet medicatietrouw was. De vader vertoont impulsief gedrag en houdt van spanningen. Omdat hij nu bezig is om vanuit een beschermde woonvorm naar een meer zelfstandige woonvorm te verhuizen, kan dat leiden tot situaties die voor de vader moeilijk te hanteren zijn, waarbij het risico ontstaat dat de vader niet adequaat handelt. Er kan pas contact komen tussen de vader en de kinderen als er aan de zijde van de vader geen enkel risico meer is omdat een contact met de vader stress zal opleveren bij de kinderen en de moeder. De positieve ontwikkeling van de vader is pril. De veiligheid van de kinderen moet in hoge mate gegarandeerd zijn en er moet een voldoende aannemelijk perspectief zijn om te komen tot onbegeleide omgang, gelet op de problematiek en beleving van de moeder. Niet te voorspellen is wanneer er mogelijk ruimte kan komen voor een contact.
De raad handhaaft zijn advies ter zitting. Waar de raad in zijn eerste rapport adviseerde de vader het recht op omgang te ontzeggen is door het beschikbaar zijn van nadere informatie het advies in het tweede rapport gewijzigd en wel in het advies om geen omgang vast te stellen tussen de vader en de kinderen. Er zijn gesprekken gevoerd met de moeder en de kinderen en uit die verkregen informatie zijn belemmeringen gebleken waaruit wordt afgeleid dat de omgang tussen de kinderen en de vader niet mogelijk is. De vader heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt maar deze is nog heel pril. Dit alles heeft meegewogen in het herziene advies van de raad, maar dient wel gezien te worden in de combinatie met het eerste rapport van de raad. De raad heeft naar aanleiding van de beschikking van de rechtbank van 8 januari 2020 getracht informatie over de behandeling van de moeder bij Lionarons te krijgen, maar Lionarons heeft geen informatie willen verstrekken over de moeder. De raad heeft wel de brief van Lionarons, die ontvangen is van de moeder, meegewogen in zijn advies. De moeder heeft aangegeven dat de reden voor deze brief van Lionarons was dat de verzekering haar behandelingen niet verder bekostigt. Bedoelde brief ondersteunt de conclusie dat bij de moeder sprake is van een zodanige problematiek (PTSS en een angststoornis) dat zij omgang tussen de kinderen en de vader niet kan ondersteunen. Dit alles heeft bij de raad geleid tot een heroverweging, maar niet tot een gewijzigd advies. Hoewel de moeder hard gewerkt heeft aan haar problematiek, blijkt dat nog steeds sprake is van een angststoornis op het moment dat de vader in beeld komt. Er dient systemische hulp te komen voor de moeder en de kinderen. De moeder is dusdanig getraumatiseerd dat dit zijn weerslag heeft op de kinderen en daarom is hulp nodig om te werken aan het verminderen van haar angst en een veranderde houding ten opzichte van de vader, zodat de kinderen een positieve omslag kunnen maken. De kinderen zijn veilig gehecht aan de moeder, maar wanneer het trauma bij de moeder de overhand gaat krijgen is zij niet voldoende beschikbaar voor de kinderen. Dat is en blijft een ongezonde situatie voor de kinderen. Een eerdere ondertoezichtstelling van de kinderen heeft te weinig resultaat gehad. De raad is al jaren van mening dat er verandering moet komen, maar soms is er een zodanige situatie ontstaan dat verandering niet meer mogelijk is. Anders dan de rechtbank deelt de raad niet de visie dat mogelijk sprake is van ouderverstoting. Door de hoeveelheid aan onderzoeken is telkens druk op de moeder gelegd waardoor er geen periode van rust is gekomen. Het blijft gissen waarom de kinderen geen contact met de vader willen. Beide kinderen hebben weinig contact met de vader gehad en zij worden nu belast met de traumatische ervaringen van de moeder. Daarom is het nodig dat hulpverlening ingeschakeld wordt voor de kinderen zodat ze leren op welke manier ze met zaken moeten omgaan en zij vaardigheden leren om goed te kunnen functioneren. Dáár ligt de prioriteit. Feit is dat de moeder, met hulp, positieve stappen heeft gezet om het beeld van de vader meer in het leven van de kinderen te krijgen. Indien de voorliggende procedure beëindigd wordt zal de hulpverlening een signaalfunctie moeten hebben omdat de raad verder geen bemoeienis meer heeft. Wel zal de raad zorgen voor een overdracht naar de gemeente om de juiste hulpverlening in te zetten en het is de gemeente die de zaak kan terug melden bij de raad.

3.De standpunten ter zitting

De vader ziet nog steeds een raad die om de moeder heen staat en vermijdend is richting de vader. De vader beseft dat de moeder een trauma heeft opgelopen door zijn stalking. Daarvoor is hij gestraft en heeft hij therapie gekregen die inmiddels is afgerond. Echter, nog steeds wordt hij als de boeman afgeschilderd. Inmiddels zijn zes jaar verstreken en heeft de vader zijn leven op de rit met een vaste baan en een nieuwe relatie. Daarnaast heeft hij een goed contact met zijn, uit een eerdere relatie geboren, zoon [naam zoon] voor wie hij een leuke vader is en met wie hij een goede band heeft. Eerder heeft de reclassering geadviseerd het contact tussen de vader en de kinderen te laten plaatsvinden zodat de angel eruit gehaald wordt. [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2] kennen [naam zoon] niet en dat is jammer. De vader ontkent dat hij opa moederszijde met de dood bedreigd heeft. De vader wil met de moeder door één deur kunnen en zijn kinderen zien. Hij erkent dat hij zich niet correct gedragen heeft, maar dat heeft niets met de kinderen te maken. De raad haalt enkel negatieve punten van de vader aan en dat is onterecht. Hij vindt het erg voor de kinderen dat ze in de huidige situatie verkeren. Dat de kinderen een secundair trauma hebben opgelopen, ligt niet aan de vader. De kinderen hebben recht er op te weten dat hij een leuke vader voor hen kan zijn. De vader kan er desgevraagd mee instemmen dat de moeder hem voorlopig geen informatie over de kinderen verstrekt als dat helpend is voor haar en de kinderen.
De vader benadrukt dat hij een probleem met de moeder heeft gehad en niet met de kinderen.
Hij heeft veel intensieve hulpverlening gehad in de afgelopen jaren wat hem geholpen heeft en het is dan ook jammer dat de moeder de hulp niet heeft gezocht.
De advocaat van de vader deelt de visie van de vader dat de raad te beschermend blijft optreden richting de moeder. Na een periode van rust is het de moeder geweest die deze procedure is gestart. De brief van Lionarons van 4 november 2020 die de moeder heeft overgelegd, ziet niet op het beëindigen van de therapie in verband met de verzekering zoals de moeder stelt. Daarin staat enkel aangegeven dat de behandeling wordt afgesloten eind december 2020, maar daaruit blijkt niet waarop de behandeling van de moeder gericht was. Lionarons verwijst de moeder naar de praktijkondersteuner voor verdere hulpverlening, maar dat is de meest lichte vorm van hulpverlening. De moeder heeft dan ook niet voldaan aan de opdracht van het gerechtshof en de rechtbank waarbij is aangegeven dat hulpverlening moet worden ingezet om de blokkade bij de moeder te beslechten en de vader en de kinderen de ruimte te bieden om het contact met elkaar aan te gaan. Hoewel de raad aangeeft contact belangrijk te vinden, zijn de middelen die daarvoor ingezet worden te soft. Om meer dwang aan de moeder op te leggen zijn hardere maatregelen nodig. De vrees blijft bestaan dat de moeder niet in beweging te krijgen is. Het verhaal dat telkens boven komt drijven blijft hetzelfde verhaal als zeven jaar geleden bij het Hof op tafel is gelegd. Het wordt van kwaad tot erger. Als de moeder nergens aan wil meewerken, zal voor de kinderen een andere weg bewandeld moeten worden zodat het tot een herstelcontact tussen de vader en de kinderen kan komen. Het blijft nu heel vaag en er wordt niets dwingend opgelegd aan de moeder. De vader heeft bewezen een goede vader te zijn. Hij vindt de moeder een goede moeder maar het is een incompleet beeld dat de kinderen krijgen. De vader dient een plek in het gezin te krijgen. Er zal dwang opgelegd moeten worden richting de moeder om therapie aan te gaan. Mocht haar dat niet lukken dan zal gekeken moeten worden naar de kinderen. De raad geeft aan mogelijkheden te zien bij de moeder, maar is vervolgens niet doortastend genoeg. Er kan een termijn opgelegd worden aan de moeder om de vader te informeren over de voortgang van de in te zetten hulp. Een stok achter de deur blijft dringend noodzakelijk. De vader pleit voor aanhouding van de beslissing op het voorliggende verzoek. Als er geen hulp wordt gezocht door de moeder zal dit alles tot niets leiden.
De moeder voert aan dat zij het eens is met het tweede advies van de raad omdat zij nu niet verder kan met haar leven. De moeder en de kinderen hebben al acht jaar hulp gehad van maatschappelijk werk. Lionarons heeft aangegeven niet de hulp te kunnen bieden die de moeder nodig heeft omdat het trauma te diep zit en het inzetten van EMDR alleen zin heeft als de moeder rust heeft. Zij krijgt echter niet de ruimte en rust het verleden te verwerken en ook nu ontbreekt het nog steeds daaraan. Mogelijk is het nodig dat de hulp vanuit de GGZ geboden gaat worden. De behandeling dient gericht te zijn op het verwerken van het verleden, hoe dat een plek te geven en het leren ervaren van veiligheid en vrijheid zonder druk op de schouders te voelen. Of de vader een rol in het leven van de kinderen gaat krijgen kan de moeder nu niet voorzien. De vader heeft hen zes jaar lang getraumatiseerd. De moeder hoopt met hulp zover te komen dat er over de vader gesproken kan worden zonder dat zij daar een naar gevoel bij heeft. De moeder heeft nooit met de kinderen over de vader gesproken dus zij maakt hen niet banger dan ze nu al zijn. Wel vertelt zij de kinderen waar ze mee bezig is. Volgens de moeder ging het met de kinderen veel beter toen de vader gedetineerd zat omdat er toen rust was. Voor de moeder staat buiten kijf dat aan het trauma gewerkt moet worden. Ook de kinderen kennen het geweld en het seksueel misbruik dat heeft plaatsgevonden. De moeder heeft vaker aangifte bij de politie gedaan. Zij had graag gezien dat de kinderen een liefhebbende vader zouden hebben. Het beeld dat de kinderen nu van hun vader hebben is een beeld dat door hemzelf geschetst is. Hij kan er niet altijd iets aan doen omdat hij een stoornis heeft. De moeder benadrukt met klem dat zij hulp gaat zoeken voor het verwerken van haar trauma.
Namens de moeder voert haar advocaat aan dat de vader de kern van het raadsrapport gemist heeft door te stellen dat de moeder geen kant op wil en niet te bewegen is. De moeder wil dat juist wel, maar zij kan het op dit moment niet terwijl zij heel hard aan zichzelf gewerkt heeft. Het wordt de moeder ook telkens tegengeworpen dat zij deze procedure gestart is. Het belast haar ook enorm dat zij de vader maandelijks informatie moet sturen over de kinderen en zij wil dat deze plicht stopt. De kinderen doen het goed op school. De moeder informeert de vader en zou graag meer informatie geven maar zij is bang dat de vader dan weet wat de kinderen doen en hen gaat opzoeken. De vader geeft aan zijn bronnen te hebben waaruit hij informatie krijgt. De moeder heeft heel veel problemen waaraan gewerkt moet worden en zij wil dat de vader haar de rust daartoe gunt. Zij heeft het gevoel dat ook de rechtbank niet inziet wat dit alles met de moeder en de kinderen doet terwijl de problemen heel diep zitten. Het is niet waar dat de kinderen niets hebben meegekregen van alles dat is gebeurd. De kinderen hebben hun eigen herinneringen aan de vader. De moeder zou willen dat er een therapie is die haar kan helpen. De advocaat begrijpt het verzoek om de zaak aan te houden, maar dat betekent dat er opnieuw geen rust gaat komen voor de moeder. Een aanhouding betekent dat hoop en verwachting worden geschapen, terwijl dit enkel leidt tot belemmeringen bij de moeder. De systematische hulp die geadviseerd wordt, kan pas ingezet worden als alle procedures afgerond zijn en er absolute rust is. Nu duidelijk is dat dit traject van hulp via de gemeente loopt, zal de moeder daar ook aan meewerken. De hulp van Lionarons is overigens niet beëindigd vanwege de verzekering. De moeder mist de financiële middelen hiertoe.

4.De verdere beoordeling

De rechtbank verwijst naar hetgeen in voormelde beschikking is overwogen en beslist.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of en zo ja, welke omgangsregeling in het belang van [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2] is.
De rechtbank kan niet om het gegeven heen dat de vader in het verleden, in zijn drang naar contact met [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2] , op meerdere momenten de foute keuzes heeft gemaakt. Alleen al het feit dat hij bij zijn strafrechtelijke veroordeling, onder andere wegens belaging van de moeder in 2016, door het Hof eind 2017, naast een gevangenisstraf en TBS met voorwaarden, een contactverbod heeft gekregen, wijst hierop.
Dit neemt echter niet weg dat de vader sindsdien, middels intensieve (gedwongen) hulpverlening, een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt zoals blijkt uit het raadsrapport en hetgeen daarover door de raad ter zitting is aangegeven.
De raad verbindt daaraan echter niet de conclusie dat een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen moet starten. Integendeel, volgens de raad kan er pas contact komen tussen de vader en de kinderen op het moment dat er geen enkel risico meer bestaat aan de zijde van de vader.
Daarin kan de rechtbank de raad niet volgen. Het uitsluiten van ieder risico is een onmogelijke opgave voor de vader. Dat kan en mag niet van hem verlangd worden. Gekeken zal moeten worden naar de beheersbaarheid van het risico. Reclassering Nederland geeft aan dat de vader goed coachbaar zal zijn ten aanzien van de wijze waarop hij vorm en inhoud aan de omgang met de kinderen kan geven. De Woenselse Poort (de TBS-kliniek waar de vader heeft verbleven en is behandeld) geeft aan dat de vader zich openstelt voor samenwerking met het behandelteam en kan reflecteren op zijn gedrag. Daarbij onderhoudt de vader goede contacten met zijn andere zoon [naam zoon] en [naam zoon] ’ moeder, waaruit kan worden afgeleid dat het de vader wel lukt een betekenisvolle relatie aan te gaan en te onderhouden in het belang van zijn kind. Ook nog tijdens de zitting heeft de vader aangegeven dat hij bereid is af te zien van het krijgen van informatie indien dit in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Daaruit blijkt dat hij in staat is het belang van de kinderen voorop te stellen. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het niet langer zo is dat de vader niet in staat moet worden geacht tot omgang. De belemmering tot omgang ligt dan ook niet langer bij de vader.
Met de raad is de rechtbank van oordeel dat de belemmeringen, om te kunnen komen tot omgang tussen de vader en de kinderen, bij de moeder liggen. Nog steeds overheersen haar gevoelens van angst en onveiligheid in relatie tot (contact met) de vader. Daardoor wordt het dagelijks functioneren van de moeder negatief beïnvloed en dat heeft weer zijn weerslag op (haar zorgtaken voor) de kinderen waardoor op dit moment een contact van hun vader met hen, in welke vorm dan ook, niet mogelijk is. Het opgelopen trauma bij de moeder heeft zo’n negatieve invloed op haar functioneren als persoon, dat dit mogelijk vergaande gevolgen kan hebben in haar beschikbaarheid voor de kinderen. Alleen al de gedachte aan omgang zorgt bij de moeder voor een enorme spanning.
Vast staat dat de moeder, wellicht door de beperkte hulpverlening die is gegeven, een positieve ontwikkeling niet heeft kunnen doormaken. Volgens de moeder doordat zij (nog) niet de rust heeft gehad om aan haar trauma te werken. Sinds het uiteengaan van partijen is er een aaneenschakeling van verschillende procedures geweest met enkel rust toen de vader gedetineerd zat, aldus de moeder. Op dat moment leek enige rust te ontstaan. Echter, ook toen is geen afdoende hulpverlening gestart, tenminste, daarvan is de rechtbank niet gebleken.
Ook de kinderen zijn door alle gebeurtenissen tussen de ouders getraumatiseerd en hebben veel van de ex-partnerstrijd meegekregen. Dit geldt vooral voor [geboortedatum 1] , die de vader zelf nog heeft gekend en meegemaakt en in mindere mate voor [geboortedatum 2] , die de vader niet kent en vooral lijkt te worden “beïnvloed” door de verhalen van de moeder en haar broer.
Daarbij lijkt het alsof de moeder steeds meer verstrikt raakt in haar negatieve gedachten en ervaringen. De steeds weer door de moeder overgelegde brieven bevatten steeds dezelfde verwijten en aantijgingen, meestal van jaren geleden, maar worden niet in de tijd geplaatst. In de overgelegde brief van de huisarts van 10 maart 2020 wordt aangegeven dat er tijdens de relatie ook sprake was van seksueel misbruik, terwijl daar in de brief van Lionarons van 30 mei 2018 niet over wordt gesproken. De beschuldigingen naar de vader toe lijken dan ook steeds ernstiger te worden. De vraag is of dat iets is dat de moeder verweten kan worden, of dat ze zo vast zit in haar angst en onveiligheid dat dit de enige manier is om te overleven. Deze (psychologische) vraag kan de rechtbank niet beantwoorden. Een antwoord lijkt gevonden te kunnen worden in de constatering door de raad dat, toen de vader in detentie zat en op het moment dat de raad had geadviseerd om de vader de omgang met de kinderen te ontzeggen, enige rust leek te ontstaan bij de moeder en aan haar problemen gewerkt kon gaan worden en dat die basale rust (waar de moeder naar streeft) van groot belang is voor de moeder om te kunnen overleven en om op enig moment met hulpverlening voor haar en de kinderen te kunnen werken aan het helen van het opgelopen trauma.
Daarom is het van belang dat er rust komt voor de moeder en de kinderen zodat zij aan de voor hen belangrijke doelen kunnen gaan werken. De moeder moet, evenals de vader, de mogelijkheid krijgen een ontwikkeling door te maken waarbij haar trauma en angst wordt verminderd alvorens mogelijk gewerkt kan worden aan de mogelijkheid de vader weer toe te laten in het leven van [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2] . Naar het oordeel van de rechtbank brengt het nu “forceren” van omgang, zoals de vader onbedoeld voor lijkt te staan, het risico met zich mee dat de moeder niet langer meer beschikbaar is voor deze kinderen en dat zal hun trauma alleen maar kunnen vergroten.
Deze bedoelde rust kan enkel ontstaan als er geen juridische procedures meer komen en er niets direct wordt ingezet om te komen tot een vorm van contact. Daarvoor zullen beide ouders zich sterk moeten maken. Pas als er rust is, kan de moeder met hulpverlening gaan werken aan haar trauma’s en pas dan kan een situatie ontstaan waarin de kinderen zich optimaal kunnen gaan ontwikkelen.
Dat betekent dat van de vader zal worden gevraagd om de moeder en de kinderen die rust te gunnen en geen procedure (meer) te starten om het herstel van de moeder zo goed mogelijk te laten verlopen. Daarbij is dan tevens van belang dat de moeder tijdelijk geen informatieplicht meer heeft naar de vader. Dat heeft de instemming van de vader en hij weet dat de kinderen door de moeder goed worden verzorgd en opgevoed.
De rechtbank gaat ervan uit dat de moeder haar toezegging met betrekking tot de in te zetten hulpverlening voor haar en de kinderen nakomt. Zij zal hard moeten werken en de juiste hulp moeten accepteren om deze ontwikkeling mogelijk te maken. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvoor meer nodig dan gesprekken met de praktijkondersteuner van de huisarts of het maatschappelijk werk. De moeder zal gespecialiseerde hulp moeten aanvaarden. De rechtbank wijst er in dit verband op dat de raad tijdens de laatste zitting heeft gewezen op de deskundigheid van het Traumacentrum Limburg en dat de specifieke en gespecialiseerde hulp voor de kinderen via het jeugdteam van de woongemeente van de kinderen geregeld zou dienen te worden. De raad heeft toegezegd een “warme overdracht” te zullen doen aan de gemeente en daarbij te zullen aangeven wat de bestaande zorgen over de kinderen inhouden en wat er zou moeten gebeuren.
Naast de hulp voor de moeder moet, zoals door de raad op goede gronden geadviseerd, ook hulp komen met een systemische insteek zodat de last voor de kinderen en de onderlinge relaties in kaart worden gebracht en worden ondersteund. Het is belangrijk dat de hulpverlening de maximale kans krijgt om met de moeder en de kinderen een traject in te gaan waaraan de moeder ter zitting heeft toegezegd mee te zullen werken. Daarbij wordt aan de moeder meegegeven dat zij de vader via haar advocaat naar de advocaat van de vader kan informeren over het traject dat zij gaat starten. Daardoor weet de vader dat er door de moeder en de kinderen wordt gewerkt aan het belangrijkste thema en kan de moeder in alle rust de focus op de in te zetten hulp leggen. Anders dan de vader heeft aangevoerd, past bij deze insteek geen dwang en zal dwang alleen maar averechts voor de kinderen kunnen werken waardoor ook het door vader beoogde doel niet zal worden bereikt.
De rechtbank is dan ook met de raad van oordeel dat omgang of herstel daartoe op dit moment niet in het belang van de kinderen is. Zij moeten, samen met de moeder, in alle rust met hulpverlening aan de slag om het trauma te verwerken en om de benodigde coping mechanismen aan te leren. Daarom zal de rechtbank het verzoek van de vader afwijzen en zij gaat er daarbij van uit dat de moeder - voorlopig - geen informatie meer hoeft te verstrekken aan de vader omtrent de kinderen.
De rechtbank realiseert zich heel goed dat deze uitkomst van de procedure voor de vader moeilijk te accepteren zal zijn, maar vertrouwt erop dat de vader tot het inzicht komt dat de kinderen de tijd, rust en ruimte moeten krijgen om met hun moeder te werken aan het benodigde hulpverleningstraject.

5. De beslissing

De rechtbank:
Wijst af het verzoek van de vader tot omgang met de minderjarige kinderen
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] en
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats] .
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, voorzitter, mr. P.H.J. Frénay en mr. drs. C.M.J. van den Acker, rechters, tevens kinderrechters en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van E.H.C.M. Franssen-Peeters, griffier op 27 januari 2021.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.