ECLI:NL:RBLIM:2021:6844
Rechtbank Limburg
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en verdeling van huwelijksgoederen met betrekking tot een woning in Thailand
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 14 januari 2005 in Bangkok, Thailand, zijn gehuwd. De vrouw heeft de Thaise nationaliteit, terwijl de man de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk rechtsgeldig is in Nederland, ondanks dat het in Thailand is gesloten. De vrouw heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind bij haar te bepalen. De man heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw om de hoofdverblijfplaats van het kind bij haar te vestigen.
De rechtbank heeft ook de verzoeken van de man beoordeeld met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederen, waaronder een woning in Thailand. De man heeft gesteld dat hij een financiële bijdrage heeft geleverd aan de bouw van de woning, maar de vrouw heeft dit betwist en aangevoerd dat de woning eigendom is van haar zus. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn stellingen te onderbouwen en dat hij geen stappen heeft ondernomen om de eigendomsbewijzen in Thailand te verkrijgen. Hierdoor heeft de rechtbank de verzoeken van de man tot verdeling van de woning afgewezen.
De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken, bepaald dat de minderjarige bij de vrouw zal wonen, en de man verplicht om een kinderbijdrage van € 100,- per maand te betalen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de inboedel en bankrekeningen reeds zijn verdeeld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.