ECLI:NL:RBLIM:2021:6830

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 september 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
C/03/294247 / KG ZA 21-256
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van asielzoekers in verband met weigering van aangeboden woning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 2 september 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en een gezin van asielzoekers afkomstig uit Irak. De gedaagden, bestaande uit acht personen, hebben een aangeboden woning geweigerd omdat zij deze te klein achtten voor hun gezin. De voorzieningenrechter oordeelde dat de aangeboden woning voorshands passend was en dat de weigering van de woning door de gedaagden het recht op opvang in het AZC Heerlen heeft beëindigd. Hierdoor verblijven de gedaagden zonder recht of titel in de opvanglocatie, wat een onrechtmatige daad jegens het COA oplevert.

De procedure begon met een dagvaarding en een zitting op 19 augustus 2021, waar het COA zijn standpunt heeft toegelicht. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagden in maart 2021 op de hoogte zijn gesteld van hun recht op een woning en de consequenties van een weigering. Ondanks meerdere gesprekken en een schriftelijke sommatie om het AZC te verlaten, hebben de gedaagden geen gehoor gegeven aan de oproep van het COA. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het COA voldoende spoedeisend belang heeft bij de vordering tot ontruiming, gezien de beperkte opvangcapaciteit.

De rechter heeft de gedaagden veroordeeld om de opvanglocatie binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en hen hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagden onmiddellijk moeten voldoen aan de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/294247 / KG ZA 21-256
Vonnis in kort geding van 2 september 2021
in de zaak van
rechtspersoon volgens artikel 2 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers
CENTRAAL ORGAAN OPVANG ASIELZOEKERS,
gevestigd te Den Haag,
eiser,
advocaat mr. J.M. van der Deijl te 's-Gravenhage,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
beiden zowel voor zichzelf als in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige kinderen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1]
[minderjarige 2] (noot vzr: vermoedelijk “ [minderjarige 2] ”), geboren op [geboortedatum 2]
[minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3]
[minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum 4]
[minderjarige 5] , geboren op [geboortedatum 5]
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. N.R.H. Boon te Heerlen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 12 producties;
- hetgeen is besproken tijdens de zitting van 19 augustus 2021, waarbij het COA een overgelegde pleitnota heeft voorgedragen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagden (gedaagde onder 3 is de meerderjarige zoon van gedaagden onder 1 en 2) zijn asielzoekers afkomstig uit Irak. Zij hebben een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gekregen. Zij verblijven momenteel in het AZC Heerlen .
2.2.
Bij brief van 8 maart 2021 heeft het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) gedaagden laten weten dat zij in aanmerking komen voor een woning in een Nederlandse gemeente. In die brief staat eveneens dat de gemeente daartoe eenmalig passende huisvesting aan gedaagden zal aanbieden die zij niet mogen weigeren. Als zij deze huisvesting wel weigeren, beëindigt het COA de verstrekkingen in het kader van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) en dienen zij het AZC te verlaten. Deze brief is door gedaagden ondertekend.
2.3.
Op 10 maart 2021 heeft het COA, met bijstand van een tolk, een gesprek gehad met gedaagden over de procedure voor het zoeken van huisvesting en over de mogelijke consequenties van een weigering om daaraan mee te werken. Gedaagden hebben het
Formulier “B06 Huisvesting vergunninghouders” ondertekend.
Het formulier vermeldt onder punt 4 de volgende plaatsingscriteria:
  • 4.1. Betrokkene heeft familie in de 1e graad in een gemeente (regulier gehuisvest). Het betreft hier alleen relatie ouder-minderjarig kind.
  • 4.2. Betrokkene is toegelaten tot een opleiding in een gemeente.
  • 4.3. Betrokkene heeft betaald werk (minimaal 8 uur per week) in een gemeente.
  • 4.4. Betrokkene ondergaat een specifieke, niet over te dragen, medische behandeling in een gemeente waarvoor hij tenminste 4 keer per jaar naar de behandelaar moet reizen. Of betrokkene is voor dagelijks functioneren aangewezen op woonruimte die aan bepaalde eisen moet voldoen, zoals rolstoeltoegankelijkheid, lift, etc.
Bij elk van deze criteria is het vakje "Nee" aangekruist.
Op het formulier is met de hand vermeld dat gedaagden het liefst in de gemeente Heerlen willen worden geplaatst.
2.4.
Bij brief van 18 maart 2021 heeft het COA aan gedaagden bericht dat zij woonruimte krijgen aangeboden in gemeente Heerlen. Op 25 mei 2021 heeft het COA aan gedaagden zelfstandige woonruimte aangeboden in [woonplaats] te weten aan de [adres 2] . Gedaagden hebben deze woonruimte geweigerd.
2.5.
Op 31 mei 2021 heeft een eerste gesprek plaatsgevonden over de woningweigering. Op het formulier “B10 Eerste gespreksverslag woningweigering”, hebben belanghebbenden als reden opgegeven om de woning te weigeren:
Het is een groot gezin, er zijn te weinig en te kleine slaapkamers. Er is niet genoeg ruimte voor alle bedden. Hoe moet dit met school/studie van de kinderen? Er is maar 1 toilet voor 8 personen.
2.6.
Het COA heeft de woningweigering onterecht geacht.
2.7.
Op 7 juni 2021 heeft een tweede gesprek over de woningweigering plaatsgevonden. Op basis van dit gesprek is een formulier “B11A Tweede gespreksverslag
Woningweigering nareiziger” ingevuld. Op dit formulier staat voorgedrukt dat betrokkene is
medegedeeld dat Juridische Zaken de woningweigering onterecht heeft bevonden en dat de
redenen daarvoor betrokkene verteld kunnen worden. Tevens staat op dit formulier voorgedrukt dat betrokkene is medegedeeld dat indien betrokkene ook na 24 uur bij de weigering blijft, zijn verstrekkingen op dat moment zullen eindigen en dat betrokkene de opvanglocatie moet verlaten. De betreffende vakjes zijn aangekruist.
2.8.
Bij brief van 18 juni 2021 heeft het COA gedaagden gesommeerd het AZC te Heerlen binnen drie dagen na dagtekening van de brief te ontruimen. Gedaagden hebben aan deze sommatie geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
Het COA vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. gedaagden veroordeelt om de bij gedaagden in gebruik zijnde ruimte(n) in het AZC Heerlen op het adres [adres 1] te [woonplaats] , of elke andere door het COA verzorgde opvanglocatie, binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis, althans binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, te ontruimen en ontruimd te houden, met al het hunne en al de hunnen;
II. gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
Het COA legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat het recht op het verstrekken van opvang van rechtswege is geëindigd. Het COA heeft gedaagden passende woonruimte aangeboden. Door weigering van deze woonruimte is het recht op opvang van gedaagden op grond van artikel 7 Rva 2005 geëindigd zodat gedaagden thans zonder recht of titel op de opvanglocatie verblijven. Vanwege de krapte op de woningmarkt en het grote aantal personen in wiens huisvesting moet worden voorzien, bestaat er geen ruimte om, uitgezonderd medische en bijzondere sociale omstandigheden, waarvoor vier strikte plaatsingscriteria zijn opgenomen (zie rov, 2.3.), rekening te houden met ieders specifieke wensen en voorkeuren. De passendheid van de woning wordt (voor het overige) overgelaten aan de betreffende gemeente. De gemeente heeft de aangeboden woning op basis van de geldende huisvestingsnormen passend geacht voor zover het de gezinsgrootte betreft. Het COA gaat daarom ook van deze passendheid uit. Op de zitting heeft het COA daar nog aan toegevoegd dat de woning ruim genoeg is voor een gezin met twee ouders en zes kinderen. Op de begane grond is de woning voorzien van een ruime woonkamer, gesloten keuken, hal en toilet. Er is ook een grote tuin. Op de tweede etage zijn er vier slaapkamers waarvan drie slaapkamers ruim genoeg zijn om twee bedden in te plaatsen. Op de zolderetage is bovendien nog een ruime slaapkamer waar twee bedden geplaatst kunnen worden en er is een extra ruimte voor berging, ook te gebruiken als slaapkamer voor één persoon. In deze ruimte zit ook een klein dakraam. Met vijf – en in potentie zes – slaapkamers is deze woning dus ruim genoeg en zeker passend voor gedaagden
3.3.
Gedaagden voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uitgaande van de stelling van het COA dat gedaagden bij voortduring onrechtmatig handelt jegens het COA door na het onherroepelijk beëindigen van de verstrekkingen - ondanks aanzegging en sommatie - de opvanglocatie niet te verlaten, heeft het COA bij het beëindigen van die onrechtmatige toestand een voldoende spoedeisend belang bij zijn vordering. Meegewogen wordt dat het COA slechts beperkte opvangruimte heeft.
4.2.
De kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of het COA in redelijkheid het standpunt heeft kunnen innemen dat er passende woonruimte aan gedaagden is aangeboden. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, eindigt het recht op opvang van gedaagden door het COA van rechtswege en zullen gedaagden, in beginsel onmiddellijk, het huidige opvangcentrum moeten verlaten.
4.3.
De Rva 2005 bepaalt in artikel 3 dat het COA de zorg draagt voor de centrale opvang van asielzoekers in een opvangcentrum. Volgens artikel 9 lid 1 Rva 2005 omvat de opvang een aantal verstrekkingen, waaronder onderdak, een wekelijkse uitkering voor persoonlijke uitgaven zoals voedsel en kleding en dekking van medische kosten.
4.4.
Op grond van artikel 7 lid 1 sub a van de Rva 2005 is samenhang met artikel 44 Vreemdelingenwet 2000, eindigt de opvang van een asielzoeker aan wie een verblijfsvergunning is verleend op de dag waarop naar het oordeel van het COA passende huisvesting buiten de opvangvoorziening kan worden gerealiseerd.
4.5.
De vraag of de aangeboden woning passend is, staat ter beoordeling aan het COA. Daarbij hanteert het COA objectieve plaatsingscriteria. In het kader van de objectieve plaatsingscriteria is ruimte om (medische) omstandigheden aan de orde te stellen. Daarbuiten spelen subjectieve woonwensen geen rol.
Het COA laat de beoordeling van de passendheid van de woning weliswaar (voor het overige) over aan de betreffende gemeente, maar dat betekent niet dat elke woning die door de gemeente wordt aangeboden en die voldoet aan de plaatsingscriteria van het COA als passend kan worden aangemerkt. Indien er een woning door een te groot aantal personen wordt bewoond, waardoor er veiligheids- en/of gezondheidsrisico’s of mensonwaardige leefomstandigheden ontstaan, is deze niet passend. Het COA is dan gehouden een weigering om deze woning te accepteren, te honoreren. Van het COA kan daarom verwacht worden dat zij dit, als daartoe aanleiding bestaat, verifieert.
4.6.
Gedaagden hebben geen overtuigende argumenten aangevoerd die de voorzieningenrechter tot het oordeel doen leiden dat de door de gemeente Heerlen aangeboden- door het COA ter zitting omschreven - woning niet passend is voor een gezin bestaande uit acht personen. Dat sprake is van overbewoning is niet onderbouwd en ook niet gebleken.
4.7.
Gedaagden hebben daarnaast aangevoerd niet te weten of de procedure geheel goed is verlopen omdat zij in de veronderstelling waren dat er eerst nog een eindgesprek zou volgen. Daarmee betwisten zij niet voldoende gemotiveerd dat de juiste procedure is gevolgd zodat de voorzieningenrechter aan deze stelling voorbijgaat.
4.8.
Op grond van het vorenstaande is dan ook voorshands vast komen te staan dat de aangeboden woonruimte voor gedaagden passend was, zodat de weigering van die woonruimte ingevolge het Rva 2005 tot gevolg heeft dat het recht op opvang in het AZC Heerlen is geëindigd.
4.9.
Daarmee staat eveneens voorshands vast dat gedaagden zonder recht of titel in de opvanglocatie AZC Heerlen verblijven, hetgeen een onrechtmatige daad jegens het COA oplevert. De gevorderde ontruiming is dan ook voor toewijzing vatbaar. Het is de eigen verantwoordelijkheid van gedaagden dat zij met hun minderjarige kinderen de woonruimte in een AZC dienen te verlaten als zij een hun aangeboden woning hebben geweigerd op grond van niet steekhoudende redenen. De gevorderde ontruimingstermijn van drie dagen wordt, gelet op de gezinssamenstelling, als te kort geoordeeld. Gedaagden zullen een redelijke ontruimingstermijn krijgen.
4.10.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers worden begroot op:
- betekening oproeping € 125,74
- griffierecht 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.808,74

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt gedaagden om de bij hen in gebruik zijnde ruimte(n) in het AZC Heerlen op het adres [adres 1] te [woonplaats] , of elke andere door het COA verzorgde opvanglocatie, binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden, met al het hunne en al de hunnen;
5.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers tot op heden begroot op € 1.808,74;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2021. [1]

Voetnoten

1.type: TN