In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 2 september 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en een gezin van asielzoekers afkomstig uit Irak. De gedaagden, bestaande uit acht personen, hebben een aangeboden woning geweigerd omdat zij deze te klein achtten voor hun gezin. De voorzieningenrechter oordeelde dat de aangeboden woning voorshands passend was en dat de weigering van de woning door de gedaagden het recht op opvang in het AZC Heerlen heeft beëindigd. Hierdoor verblijven de gedaagden zonder recht of titel in de opvanglocatie, wat een onrechtmatige daad jegens het COA oplevert.
De procedure begon met een dagvaarding en een zitting op 19 augustus 2021, waar het COA zijn standpunt heeft toegelicht. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagden in maart 2021 op de hoogte zijn gesteld van hun recht op een woning en de consequenties van een weigering. Ondanks meerdere gesprekken en een schriftelijke sommatie om het AZC te verlaten, hebben de gedaagden geen gehoor gegeven aan de oproep van het COA. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het COA voldoende spoedeisend belang heeft bij de vordering tot ontruiming, gezien de beperkte opvangcapaciteit.
De rechter heeft de gedaagden veroordeeld om de opvanglocatie binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en hen hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagden onmiddellijk moeten voldoen aan de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.