ECLI:NL:RBLIM:2021:6795

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
03/700005-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van cafébezoekers met een molotovcocktail en een stoel

Op 1 september 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 december 2019 in Vaals cafébezoekers heeft bedreigd. De verdachte, die niet ter terechtzitting verscheen, werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. A.B.E. van Kan. De tenlastelegging omvatte bedreiging met een molotovcocktail en een aansteker, evenals het slaan van een stoel tegen een raam van het café. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de bedreiging, gebaseerd op aangiften van slachtoffers en een bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank achtte de bedreiging bewezen, waarbij de verdachte de slachtoffers met een molotovcocktail en een aansteker heeft bedreigd en een stoel tegen het raam heeft geslagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank weigerde de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] omdat deze niet gerelateerd was aan de tenlastelegging. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700005-20
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 september 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977 (hierna: (de) verdachte),
wonende te [adres 1] ,
nu gedetineerd te München (Duitsland).
De raadsman van de verdachte is mr. A.B.E. van Kan, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 augustus 2021. De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen. Wel is verschenen zijn raadsman, die verklaarde door de verdachte te zijn gemachtigd om ter terechtzitting de verdediging te voeren. De officier van justitie en de raadsman hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 20 december 2019 in Vaals personen heeft bedreigd door aan hen in een café een molotovcocktail (brandbom) en een aansteker te tonen en/of een stoel tegen een raam van het cafépand te slaan.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de aan de verdachte ten laste gelegde bedreiging. Hij heeft zich gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer 1] en de bekennende verklaring van de verdachte, zoals hij deze heeft afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris op 10 januari 2020.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het bewijs en de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 20 december 2019 in Vaals [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] en andere bezoekers van café ' [naam] ' heeft bedreigd door een stoel tegen een raam van het cafépand te slaan en vervolgens in het café een molotovcocktail en aansteker te tonen.
Nu de verdachte het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de navolgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer 2] ; [2]
- de aangifte van [slachtoffer 3] ; [3]
- de aangifte van [slachtoffer 4] ; [4]
- de getuigenverklaring van [slachtoffer 1] ; [5]
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens het verhoor door de rechter-commissaris op 10 januari 2020. [6]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
op 20 december 2019 in de gemeente Vaals [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] en andere bezoekers van café ' [naam] ' heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met brandstichting, door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] en die andere bezoekers dreigend een molotovcocktail en een aansteker te tonen en door een stoel hard tegen een van de ramen van het cafépand gelegen aan [adres 2] te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders aan de verdachte is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in zijn belangen geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
bedreiging met zware mishandeling
en
bedreiging met brandstichting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat een van de personen in het café de verdachte snel tot rust heeft weten te brengen. Voorts is er geen sprake van recidive door de verdachte. De raadsman acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend, omdat sedert het plegen van het delict al een lange tijd ongebruikt is verstreken en de verdachte recentelijk in Duitsland tot een langdurige gevangenisstraf, namelijk voor de duur van 6 jaren en 4 maanden, is veroordeeld. De raadsman heeft verzocht om, in het geval dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf, te bepalen dat deze straf voorwaardelijk niet zal worden ten uitvoer gelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] en andere bezoekers van café ' [naam] ' in Vaals. In de nacht van 20 december 2019 ontstond een ruzie in het café. De verdachte is vervolgens samen met twee neven naar huis gegaan. Enige tijd later kwamen ze bewapend met onder meer messen en molotovcocktails terug naar het café. De verdachte heeft met een stoel tegen een raam van het cafépand geslagen. Vervolgens ging hij het café binnen en toonde een molotovcocktail (brandbom) en ontbrandde een aansteker. De meergenoemde neven hebben tezelfder tijd de aanwezige bezoekers in het café met messen ernstig verwond. De bezoekers van het café hebben zich op dat moment zeer beangstigd gevoeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel van de justitiële documentatie ten name van de verdachte van 20 juli 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten werd veroordeeld. De rechtbank moet rekening houden met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is in verband met een veroordeling door de politierechter ná de datum, waar op de verdachte dit strafbare feit pleegde, maar dit leidt niet tot een andere straf dan op basis van het bewezenverklaarde strafbare feit in deze zaak passend is.
Gelet op de ernst van het feit en vanuit het oogpunt van een juiste normhandhaving is de rechtbank van oordeel dat in deze strafzaak niet anders kan worden gevonnist, dan door aan de verdachte onvoorwaardelijke te veroordelen tot een straf welke een vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank heeft zich voor de maatstaf daarvan mede georiënteerd op de voor soortgelijke strafbare feiten gebruikelijke straffen. Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting, gepubliceerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), komt voor bedreiging middels het tonen van een vuurwapen een gevangenisstraf van 4 maanden in aanmerking. De rechtbank zal voor de strafbepaling aansluiting zoeken bij dit oriëntatiepunt. Naar het oordeel van de rechtbank moet de aard van het door de verdachte toegepaste geweld strafverzwarend werken, alsmede het grote gevaar waaraan de verdachte de slachtoffers heeft blootgesteld en de gewelddadige context waarin het door de verdachte gepleegde strafbare feit is gepleegd. Door de rechtbank is hierbij betrokken de overwegingen dat de verdachte zich kennelijk heeft voorbereid op een confrontatie door molotovcocktails (brandbommen) klaar te maken en mee te nemen naar de plaats delict en dus volgens vooropgezet plan zelf een uitermate bedreigende, maar ook gevaarlijke situatie heeft gecreëerd. De twee neven van de verdachte, met wie verdachte zich in deze situatie heeft begeven, hebben bezoekers van het café tenslotte ook ernstig verwond. Gezien deze strafverzwarende omstandigheden acht de rechtbank een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist passend en geboden.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde [slachtoffer 3] heeft zich door het indienen van een vordering tot vergoeding van zijn schade tot een bedrag van € 2.605,70, bestaande uit €855,70 wegens materiële schade en € 1.750,- wegens immateriële schade, als partij gevoegd in het strafgeding. De benadeelde vordert het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [slachtoffer 3] omdat de vordering niet ziet op schade, die is ontstaan door de aan de verdachte ten laste gelegde bedreiging.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat deze vordering niet ziet op schade, die is ontstaan door de aan de verdachte ten laste gelegde bedreiging.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering omdat de schade, noch de onderbouwing dat deze schade door [slachtoffer 3] werd geleden op enige wijze is relateren aan het aan de verdachte ten laste gelegde.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert, zoals dat hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis werd doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • verklaart[slachtoffer 3]
    niet-ontvankelijkin zijn vordering;
  • veroordeelt [slachtoffer 3] in de kosten van het geding, die aan de zijde van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Verkijk, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.A. Colen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 september 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 december 2019 in de gemeente Vaals, in elk geval binnen
het arrondissement Limburg, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of andere bezoekers van café ' [naam]
' heeft bedreigd met het openlijk in vereniging geweld plegen tegen
personen of goederen en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene
veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van
diensten ontstaat en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met
gijzeling en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting,
door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of de [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 1] en/of
die andere bezoekers dreigend een 'molotovcocktail' en aansteker te tonen,
althans (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en), en/of door een stoel (hard)
tegen een van de ramen van het cafépand gelegen aan [adres 2] te
slaan.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Zuid-West-Limburg, Afdeling recherche, proces-verbaalnummer LB3R019243, gesloten d.d. 31 januari 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 387.
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 20 december 2019, pagina’s 242 en 243.
3.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] d.d. 21 december 2019, pagina 236.
4.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] d.d. 21 december 2019, pagina’s 256 en 257.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 20 december 2019, pagina’s 268 en 269.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 10 januari 2020.