3.3Het oordeel van de rechtbank
Aanleiding van het onderzoek
Op 1 juni 2020 omstreeks 13.23 uur kwamen verbalisanten [naam 1] en [naam 2] na een melding aan bij de woning aan het adres [adres 2] in Sittard. Zij zagen een persoon op het trottoir schuin tegenover de woning liggen. De persoon bloedde tussen zijn beide schouderbladen. Deze persoon bleek het slachtoffer [slachtoffer] te zijn. Verbalisant [naam 1] ging het pand aan de [adres 2] te Sittard binnen en zag een vrouw met een bebloede rechter onderarm uit de kamer direct naast de centrale deur lopen, die verklaarde ‘ [verdachte] ’ te heten. Dit betreft de verdachte. In de kamer zagen verbalisanten een dikke plas bloed liggen op een afstand ongeveer twee meter van de deur. De verdachte werd aangehouden en het slachtoffer werd naar het ziekenhuis gebracht.
Verklaringen en bevindingen
Diezelfde middag spraken verbalisanten [naam 1] en [naam 2] het slachtoffer [slachtoffer] op de afdeling spoedeisende hulp in het ziekenhuis in Maastricht. Het slachtoffer verklaarde dat hij was neergestoken door zijn vriendin [verdachte] en dat dit was gebeurd in de woning aan het adres [adres 2] in Sittard.
De verpleegster deelde aan de verbalisanten mede dat het slachtoffer een steekwond bij het linker schouderblad en een klaplong had, waarin een drain was aangesloten.
Op 2 juni 2020 bezocht verbalisant [naam 3] het slachtoffer op de afdeling Acute Spoed Opname in het ziekenhuis in Maastricht. Het slachtoffer verklaarde dat hij op 1 juni 2020 bij de verdachte in de woning was en dat zij samen cocaïne hadden gekocht en gebruikt. Ze kregen ruzie, omdat hij meer geld van haar wilde hebben om meer cocaïne te kunnen kopen. Ze kregen ook ruzie over de verdeling van de laatste cocaïne. De verdachte pakte een mes dat op tafel lag, ging achter het slachtoffer staan en stak hem één keer met dit mes in zijn rug, terwijl het slachtoffer op de grond zat. Het slachtoffer trok zijn T-shirt uit en het bloed spoot uit de wond.
In de woning van de verdachte werd op 1 juni 2020 door verbalisant [naam 4] op aanwijzen van de verdachte het mes aangetroffen tussen kleren die naast het bed lagen. Het betrof een klapmes met op het snijgedeelte een rode substantie.
Resultaten forensisch onderzoek
Op 1 juni 2020 werd op de plaats delict forensisch onderzoek verricht. Op de vloer in de woonkamer lag vóór de roze fauteuil een grote plek dik bloed, met rondom enkele bloedvegen en fragmenten van afdrukken in bloed. Naast de plek bloed bevond zich een schoen met bloedvlekken. In de roze fauteuil lagen een T-shirt en een vest die beiden op dezelfde locatie aan de achterzijde in dezelfde schuine stand een scherprandige perforatie met een lengte van circa 17 millimeter hadden. Aan de onderzijde van de perforatie was de kleding bebloed. Gelet op het aangetroffen bebloede mes, de afmetingen van het lemmet en de perforaties in beide kledingstukken, is het hoogst waarschijnlijk dat het slachtoffer met het mes is gestoken toen hij de kleding droeg. Het slachtoffer bloedde bij het naar buiten gaan en daarbij zijn bloedspatten op de zijmuur gekomen. Gelet op het bloedspoor is het slachtoffer gewond geraakt aan de longen en is er bloed in de longen gekomen waardoor bij het uitademen bloed met lucht werd uitgeademd.
Tussenconclusie
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat de verdachte het slachtoffer met een mes in de rug heeft geraakt, als gevolg waarvan het slachtoffer een steekwond in zijn rug en een klaplong heeft opgelopen.
Juridische kwalificatie van de handelingen van de verdachte
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de door de verdachte toegepaste geweldshandeling is te duiden als een poging tot doodslag dan wel als een poging tot zware mishandeling.
Voor een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Niet is gebleken dat de verdachte de geweldshandeling heeft verricht met als doel om het slachtoffer te doden; er is geen sprake van vol opzet.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden, is of er sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van fataal letsel. Met name het gericht steken met een mes in het bovenlichaam van een persoon kan onder omstandigheden de aanmerkelijke kans opleveren dat het slachtoffer als gevolg daarvan komt te overlijden. In het bovenlichaam bevinden zich immers vitale organen.
Voor de beantwoording van de hierboven gestelde vraag is in de eerste plaats van belang of er sprake is geweest van gericht steken, of van een onopzettelijk toegebrachte steekwond, zoals verdachte heeft betoogd.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte het slachtoffer door zijn vest en T-shirt heen éénmaal met een mes in het bovenlichaam, namelijk diens rug ter hoogte van het linker schouderblad en de linkerlong, heeft gestoken en wel zodanig dat het slachtoffer daardoor een steekwond en een klaplong heeft opgelopen. Het slachtoffer bloedde hevig en heeft drie dagen in het ziekenhuis gelegen. Voornoemde omstandigheden duiden erop dat er sprake moet zijn geweest van een steekbeweging die krachtig geweest moet zijn. Het slachtoffer heeft verklaard dat de verdachte een mes van de tafel pakte, achter hem ging staan en hem met het mes in zijn rug stak terwijl hij op de grond zat met zijn rug naar de verdachte toe. Vervolgens spoot bloed uit de wond. Deze verklaring past bij de op de plaats delict aangetroffen bloedplas vóór de roze fauteuil die naast de tafel staat. De ter plaatse aangetroffen bloedsporen en het letsel van het slachtoffer passen in elk geval niet bij de verklaring van de verdachte dat sprake was van een ongeluk, waarbij de verdachte met het mes in haar handen een zwaaiende beweging maakte om het slachtoffer het huis uit te sommeren, waarbij het slachtoffer op datzelfde moment vanuit een gebukte houding omhoog kwam en per ongeluk in het mes terecht kwam. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte gericht heeft gestoken.
De rechtbank leidt vervolgens uit de aard van de gedraging, de omstandigheden waaronder deze gedraging werd verricht en de gevolgen die de gedraging voor het slachtoffer heeft gehad af dat er sprake is geweest van een zodanige krachtige steekbeweging met het mes in de rug tussen de schouderbladen van het slachtoffer ter hoogte van de longen, dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op het intreden van fataal letsel. Gelet op bovengenoemde omstandigheden concludeert de rechtbank dat het handelen van de verdachte naar uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht is geweest op het toebrengen van dodelijk letsel bij het slachtoffer dat het niet anders kan dan dat de verdachte door op dergelijke wijze te handelen de aanmerkelijke kans op dit gevolg welbewust heeft aanvaard. De verdachte heeft met haar handelen dus in ieder geval voorwaardelijk opzet gehad op het doden van het slachtoffer. Dat de verdachte direct daarna de hulpdiensten heeft ingeschakeld, doet daar niet aan af.
Conclusie
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 1 juni 2020 in Sittard opzettelijk heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven door hem met een mes in zijn rug te steken, zoals primair aan de verdachte ten laste is gelegd.