ECLI:NL:RBLIM:2021:6769

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
03/659111-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking ex-vriendin en voorbereidingshandelingen voor moord; vrijspraak voor indirecte bedreigingen vanwege ontbreken (voorwaardelijk) opzet

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 augustus 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993, die werd beschuldigd van stalking van zijn ex-vriendin en voorbereidingshandelingen voor moord. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.G.H. van de Kamp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 november 2017 tot en met 20 april 2018 explosieven en wapens heeft verworven en vervaardigd, met als doel zijn ex-vriendin, [slachtoffer], om het leven te brengen. De verdachte had een langdurige en problematische relatie met [slachtoffer], die eindigde in juni 2012. Na de breuk ontwikkelde de verdachte een obsessie voor [slachtoffer], die leidde tot herhaaldelijk contact en bedreigingen via sociale media. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan stelselmatige belaging van [slachtoffer], wat resulteerde in angst en onveiligheid voor haar. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de indirecte bedreigingen, omdat er onvoldoende bewijs was voor (voorwaardelijk) opzet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 540 dagen, waarvan 217 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens is er een contactverbod opgelegd en is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan [slachtoffer].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659111-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 augustus 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.G.H. van de Kamp, advocaat kantoorhoudende te
's-Hertogenbosch.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 augustus 2021. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:voorwerpen heeft verworven, vervaardigd, in-, uit-, doorgevoerd en/of voorhanden heeft gehad, ter voorbereiding van moord op [slachtoffer] ;
Feit 2:[slachtoffer] met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling heeft bedreigd;
Feit 3:stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte te veroordelen voor alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 brengt de officier van justitie naar voren dat in eerste instantie een kruisboog en een rugzak met wapens bij de verdachte in beslag werden genomen. Dit weerhoudt de verdachte niet en hij gaat met het aanschaffen van grondstoffen voor buskruit, lont, klei en PVC pijpen verder met de voorbereiding van zijn plan. De verdachte maakt van deze goederen explosieven, waarvan uit nader onderzoek is gebleken dat deze explosieven een deugdelijk middel zijn om het beoogde misdrijf moord te begaan. De verdachte ontkent ook niet de explosieven vervaardigd te hebben en voorhanden te hebben gehad. Uit de verklaringen van de vader van de verdachte en van [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) blijkt dat de verdachte concrete uitingen deed over zijn doel met deze explosieven, namelijk het om het leven willen brengen van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ).
Feit 2, de bedreiging, kan worden bewezen op grond van het proces-verbaal van verhoor van de verdachte en de screenshots van het whatsappgesprek met de broer van de verdachte. De bedreigingen zijn bij [slachtoffer] terechtgekomen. Dat de verdachte stelt dat hij haar niet wilde bedreigen, blijkt niet uit de gedragingen van de verdachte. De naasten van de verdachte meldden zich vanwege de door verdachte geuite bedreigingen bij de politie.
De onder feit 3 ten laste gelegde belaging blijkt uit de overlegde berichten, de telefoongegevens van verdachte en het aantreffen van de verdachte bij de woning van [slachtoffer] . De verdachte kon niet accepteren dat [slachtoffer] geen gesprek meer met hem wilde en hij bleef obsessief contact met haar zoeken. Dit terwijl [slachtoffer] kenbaar maakte geen contact meer met de verdachte te willen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. Zij voert daartoe aan dat uit de verklaringen en gedragingen van de verdachte niet met voldoende bepaalbaarheid blijkt welk misdadig doel de verdachte bij het gebruik van de betreffende voorwerpen voor ogen had. Uit het procesdossier volgt niet dat de verdachte de voorwerpen onder zich had en de explosieven maakte met het doel om [slachtoffer] te vermoorden. De raadsvrouw stelt dat de verklaringen van de vader van de verdachte en van [getuige 1] bij de politie een ander doel dienden, namelijk om hulp te zoeken voor de verdachte. Dat doet afbreuk aan de betrouwbaarheid van die verklaringen.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 2 en 3 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de ten laste gelegde perioden. De pleegperiode van feit 2 dient te worden beperkt tot 24 januari 2018 omdat op die dag de uitlatingen door de verdachte zijn gedaan. Voor de pleegperiode van feit 3 geldt dat de belaging pas start op 1 juli 2017, omdat in de periode daarvoor nog sprake was van gewone, vriendelijke gesprekken tussen de verdachte en [slachtoffer] en in die gesprekken wordt gesproken over het herstellen van het contact.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak feit 2
De verdachte is onder feit 2 ten laste gelegd dat hij [slachtoffer] heeft bedreigd in een whatsappgesprek met zijn broer en tijdens het politieverhoor. Dat verhoor vond plaats op 24 januari 2018 naar aanleiding van de bij de verdachte aangetroffen tas met wapens. [slachtoffer] is op 20 februari 2018 door de politie op de hoogte gesteld van het feit dat bij de verdachte een tas met wapens is aangetroffen en van het feit dat de verdachte heeft verklaard dat hij bang was zichzelf en [slachtoffer] wat aan te doen. [2] [slachtoffer] is vervolgens op 27 februari 2018 door de politie op de hoogte gebracht van de inhoud van het whatsappgesprek tussen de verdachte en zijn broer én van de verklaring van de verdachte tijdens het politieverhoor op 24 januari 2018. [3] [slachtoffer] heeft verklaard dat zij zich zeer bedreigd voelde door deze uitlatingen en bang was dat de verdachte haar iets aan zou gaan doen.
De vraag die door de rechtbank beantwoord dient te worden is of de uitlatingen van de verdachte in het whatsappgesprek met zijn broer en tijdens het politieverhoor strafbare bedreigingen zijn geweest.
Volgens vaste rechtspraak is voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Niet is vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat er daadwerkelijk vrees is opgewekt. De bedreigde moet daadwerkelijk op de hoogte zijn geraakt van de bedreiging. De dader moet voorts opzet hebben gehad zowel op de dreigende inhoud van zijn handelen of uitlatingen als op het op de hoogte raken van dat handelen of die uitlatingen door degene die bedreigd wordt.
Het whatsappgesprek van 12 november 2017
In het whatsappgesprek met zijn broer probeert de verdachte zijn kruisboog terug te krijgen. In dit gesprek schrijft de verdachte uiteindelijk dat hij de hoer al heeft aangesproken en dat zij beter weet dat ze gaat boeten. ‘Ik haakaandag een nieuwe boog en dan zal ze het weten’. [4] Deze uitlatingen zijn door de verdachte gedaan op moment dat hij zich thuis al meermalen heel boos en dreigend heeft uitgelaten over [slachtoffer] en de ouders van de verdachte zijn kruisboog om die reden hebben afgenomen. De uitlatingen van de verdachte in het whatsappgesprek met zijn broer hebben – zeker in het licht van voornoemde omstandigheden – een bedreigend karakter.
Omdat sprake is van een indirecte bedreiging ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte erop was gericht dat [slachtoffer] van die uitlating op de hoogte zou raken.
Voor het bewijs van voorwaardelijk opzet moet vast komen te staan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] op de hoogte zou geraken van de inhoud van het whatsappgesprek. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijk kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is volgens vaste rechtspraak afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij de verdachte aanwezig is dan wel bij hem moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard.
Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de verdachte wist of zich ervan bewust was dat de tekst van het whatsappgesprek bij [slachtoffer] terecht zou (kunnen) komen. Het betreft een vertrouwelijk gesprek met zijn broer, die geen contact had met [slachtoffer] . Er was op dat moment nog geen enkele politiebemoeienis met de tussen [slachtoffer] en de verdachte ontstane situatie, laat staan dat verdachte daar weet van had. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat het opzet van de verdachte erop was gericht of dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer] van de door verdachte tegenover zijn broer gedane uitlatingen op de hoogte zou raken, zodat niet kan worden bewezen dat de verdachte op dat moment (voorwaardelijk) opzet had om [slachtoffer] te bedreigen.
De uitlatingen van de verdachte tijdens het politieverhoor op 24 januari 2018
In dit verhoor legt de verdachte onder andere een verklaring af over de bij hem op 31 december 2017 aangetroffen wapens. Zijn ouders hadden deze wapens bij de verdachte aangetroffen en omdat verdachte zich dreigend en boos uitliet over [slachtoffer] , hebben zij de politie ingeschakeld. De verdachte verklaart tijdens het verhoor desgevraagd onder meer uitgebreid en openhartig over hoe het met hem gaat, over het ongeluk dat hij in 2011 heeft gehad, de periode van revalidatie en de problemen die hij door het ongeluk kreeg bij zijn opleiding. Vervolgens verklaart hij hoe hij aan de wapens is gekomen en wat hij nog aan wapens heeft besteld. Op de vraag waarom hij de wapens heeft, verklaart verdachte dan als opgenomen in de tenlastelegging onder feit 2. Hij vervolgt dat hij antwoorden wil van [slachtoffer] en met de wapens duidelijkheid wilde afdwingen. Ook verklaart de verdachte dat hij bang is dat hij zichzelf niet in de hand kan houden als hij [slachtoffer] tegenkomt. De verdachte vertelt dat hij [slachtoffer] niks wil doen, maar wel echt bang is dat dit een keer gaat gebeuren. [5] Daarna wordt uitgebreid ingegaan op zijn relatie met [slachtoffer] , hoe het uit is gegaan en de contacten die er weer zijn geweest op whatsapp en dat dit fout is gelopen. Vervolgens wordt nog ingegaan op de berichtjes en uitlatingen van verdachte tegenover zijn vader.
De uitlatingen van verdachte tijdens dit verhoor over de wapens en zijn gedachten daarbij zijn zeer zorgelijk en dreigend. Het ligt ook in de lijn der verwachting dat de politie – gelet op de ernst van de situatie – [slachtoffer] op de hoogte stelt van de uitlatingen van verdachte. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat de verdachte de kans bewust heeft aanvaard dat [slachtoffer] op de hoogte zou raken van zijn verklaring tegenover de politie. De rechtbank betrekt bij dat oordeel tevens de aard van de als bedreiging van [slachtoffer] ten laste gelegde uitlatingen – verdachte praat over gedachten die hij heeft om zichzelf of mogelijk [slachtoffer] iets aan te doen – in samenhang met de context waarbinnen de verdachte deze uitlatingen heeft gedaan; verdachte doet deze uitlatingen niet tegenover [slachtoffer] maar tegenover een verbalisant in een uitgebreid verhoor. Om die reden geldt ook voor deze uitlatingen dat niet kan worden bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had om [slachtoffer] op dat moment te bedreigen.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van beide onder feit 2 ten laste gelegde – indirecte – bedreigingen.
Feit 1
Bewijsmiddelen
De whatsappberichten tussen de verdachte en [slachtoffer] in de periode 6 mei 2017 tot en met 29 maart 2018 [6] :
Hieruit kan worden opgemaakt dat de verdachte veelvuldig contact zocht met [slachtoffer] en dat dit contact steeds beschuldigender en dwingender werd. Dit volgt onder andere uit de volgende berichten:
18-07-17, 00:25 – [verdachte] : Dit is ook een van de redenen wrm ik dit face to face wil oplossen, maar dit heeft geen zin zo. Sory dat ik je stoorde maar ik probeer gewoon voor te zorgen dat niet alle draden bij mij knappen en dit alles verkeerd afloopt.. het spijt mij echt dat ik je ermee lastig vak maar jij hebt geen idee van de horrors die door mij hoofd gaan ieder e nacht en de hele dag door. Ik zal je dag verpesten door hierover verder te gaan. Ik wens je fijne avond verder. Ik zao me best dien om die draad niet te oaten knaooen zoals ik al 6 jaar doe onderhand.
12-11-2017, 00:23 uur – [verdachte] : Je bent een monster.. en die horen hier op deze aarde niet rond te lopen, maar diep in de hel waar je thuishoort. En beter word je snel naar je plek gewezen zodat je weet waat je werkelijk thuishoort (…) Jij mag hier niet mee wegkomen. Mijn grensz is bereikt. Ik heb met fatsoen tegen jou gepraat, maar fatsoen deert jou blijkbaar niets.
Het proces-verbaal van bevindingen op 1 januari 2018 opgemaakt in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – [7] :
Op 31 december 2017 omstreeks 11:45 uur werd ik gebeld door de mij bekende [vader verdachte] . [vader verdachte] vertelde dat het niet goed ging met zijn zoon [verdachte] . Zijn zoon zou zodanig geobsedeerd zijn door [slachtoffer] dat hij haar bedreigd heeft via sociale media en ook ten overstaan van zijn ouders. [vader verdachte] heeft [verdachte] zijn kruisboog al afgenomen maar hij zou nog pijlen en een cobra 6 in zijn auto hebben en beschikken over een taser. Om 14:38 uur heb ik teruggebeld naar [vader verdachte] . [vader verdachte] vertelde dat hij zijn zoon had verteld dat hij mij had gebeld. Daarop was [verdachte] naar zijn auto gelopen en had daaruit een zwarte zak gehaald. De kruisboog was niet meer in de woning. Deze lag bij een andere zoon van [vader verdachte] .
Het proces-verbaal van bevindingen op 3 januari 2018 opgemaakt in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , voor zover inhoudende [8] :
Op zondag 31 december 2017, omstreeks 15:30 uur kwamen wij verbalisanten aan bij de woning [adresgegevens verdachte] . (…) Op de tafel in de woonkamer lag een zwarte tas. In de zwarte tas zat een cobra 6.0, een stroomstootwapen, zes pijlen voor een handboog en drie pijlpunten. (…) Wij verbalisanten hoorde [vader verdachte] het volgende over zijn zoon [verdachte] vertellen: “het gaat niet goed met mijn zoon, [verdachte] . (…) In 2011 heeft [verdachte] een verkeersongeluk gehad en hierbij heeft hij hersenletsel opgelopen. Hiervoor is [verdachte] nog steeds onder behandeling bij een neuroloog. In 2011 had [verdachte] een relatie met [slachtoffer] . De relatie is ‘uitgegaan’ en sindsdien heeft [verdachte] enorme haatgevoelens richting [slachtoffer] gekregen. Deze haatgevoelens gaan zelfs zo ver dat [verdachte] [slachtoffer] heeft bedreigd. [verdachte] is zelfs meerdere keren naar de woning van [slachtoffer] gereden en heeft [slachtoffer] in het vizier van zijn kruisboog genomen. Echter had [verdachte] verteld dat hij de trekker niet over durfde te halen.”
Het proces-verbaal van bevindingen op 3 januari 2018 opgemaakt in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] , taakaccenthouder Wet Wapens en Munitie, inhoudende – zakelijk weergegeven - [9] :
De onder de verdachte inbeslaggenomen pijlpunten zijn van het merk Assassin, van het type 100 gram 3 blade, 1 1/3 cutting diameter. Punten zijn voorzien van 3 zeer scherpe snijkanten cq mesjes met een lengte van 3,5 centimeter. Punten zijn tevens voorzien van een verharde scherpe puntkop. Deze pijlpunten zijn bestemd om door middel van een boog te worden afgeschoten, die zijn voorzien van snijdende delen met de kennelijke bedoeling daarmee ernstig letsel te kunnen veroorzaken. Het betreft een wapen van categorie I sub 5.
De verklaring van getuige [vader verdachte] van 4 januari 2018, voor zover inhoudende [10] :
Sinds (eind augustus 2017) (…) merk ik dat [verdachte] erg opstandig is geworden. Ik merk dat [verdachte] steeds over zijn ex vriendin [slachtoffer] begint. (…) Hij vertelde mij dat hij vindt dat [slachtoffer] het niet verdiend om nog verder te leven nadat zij hem zo in de steek heeft gelaten. (…) Enkele maanden geleden is mijn vrouw erachter gekomen dat [verdachte] vaak rondreed met een zwarte tas in zijn auto. Mijn vrouw was nieuwsgierig naar wat er in deze tas zat en heeft de tas opengemaakt. Mijn vrouw zag toen dat er pijlen, een boksbeugel en een cobra in de tas zaten. (…) Ik heb [verdachte] gevraagd waarom hij deze wapens en goederen bij zich had. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij deze wapens bij zich had voor zijn ex-vriendin [slachtoffer] . (…) Rond sinterklaas (…) ontvingen mijn vrouw en ik wederom signalen dat [verdachte] nog boos was op [slachtoffer] en dat [verdachte] , [slachtoffer] iets aan wilde doen. [verdachte] hamerde er steeds op dat hij 2017 wilde afronden en dat het nu wel dichterbij kwam. Wij moesten als ouders contact regelen tussen [verdachte] en [slachtoffer] en in de ogen van [verdachte] gebeurde er niks. (…) Wij waren bang dat [verdachte] , [slachtoffer] iets aan zou gaan doen.
De whatsappberichten tussen de verdachte en zijn broer [broer verdachte] op 11 en 12 november 2017, voor zover inhoudende [11] :
[broer verdachte] : Ik wil je die boog niet teruggeven, jij praat over rare dingen met [slachtoffer] enzo.
[verdachte] : Klopt. Maar ik heb nog zat spullen om die snol wat aan te doen hoor. (…)
[broer verdachte] : Waarom zou je haar wat aan doen (…)
[verdachte] : Omdat ze vreemd is gegaan. En het mij een half jaar derin is gewreven.(…) Maar ik ga niet vragen of jij of mam of wie dan ook dat begrijpt dat ben ik gwn.
[broer verdachte] : Ja maar wij kunnen jou toch ook helpen
[verdachte] : Ik kan niet verder terwijl er zo een monster op aarde loopt (…)
[broer verdachte] : Ik kan je van de week wel ergens die boog geven. (…)
[verdachte] : Ik heb die hoer al aangesproken. En beter weet ze dat ze gaat boeten. Ik haakaandag een nieuwe boog en dan zal ze het weten.
De verklaring van de verdachte van 24 januari 2018, voor zover inhoudende [12] :
Op een kruisboog na heb ik geen wapens meer onder me. Van de kruisboog kan ik geen gebruik meer maken. Deze is door mijn broer in beslag genomen.
Ik vind het leuk om deze wapens te hebben. Hierna heb ik er ideeën bij gekregen dat ik er ook dingen mee kon doen. Dit is gekomen sinds de ruzie met mijn ex vriendin [slachtoffer] . Ik heb bedacht dat ik met deze wapens wraak kan nemen op [slachtoffer] . Met deze wapens kan ik het leven van mijzelf beëindigen, maar ook het leven van anderen die mij in de weg staan. Gek genoeg heb ik hierbij weinig aan [slachtoffer] gedacht. 9 van de 10 keer denk ik eraan om de wapens tegen mijzelf te gebruiken en misschien 1 van de 10 keer wil ik [slachtoffer] iets mee aandoen. Ik wilde met deze wapens duidelijkheid afdwingen. Ik wil antwoorden van [slachtoffer] hebben en dat wilde ik met de wapens afdwingen.
(V: (…) Waar ben je bang voor [verdachte] ? A:) Dat ik [slachtoffer] tegen kom en dat ik mijzelf niet in de hand kan houden. Ik ben bang dat ik haar dan iets fysieks aan zou kunnen doen.
Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking woning [adresgegevens verdachte] , op 21 april 2018 opgemaakt in de wettelijke vorm door [verbalisant 5] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – [13] :
Op donderdag 19 april 2018, omstreeks 18:22 uur, werd ter inbeslagneming van mogelijke explosieve stoffen binnengetreden in de woning [adresgegevens verdachte] . (…) In de slaapkamer van [verdachte] werden voorwerpen aangetroffen die kennelijk bedoeld waren om middels een explosie tot ontploffing te brengen. (…) Er werden PVC buizen met deksels, lont, geel en wit poeder in beslag genomen. Daarnaast werd onder andere aangetroffen en inbeslaggenomen een verpakking met zes pijlpunten, 1 zak boetseerklei, merk Creall Do & Dry, en 1 zak wit poeder, kaliumnitraat.
Het proces-verbaal van bevindingen op 20 april 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – [14] :
Op 19 april 2018 bleek dat er in de woning, gelegen aan de [adresgegevens verdachte] mogelijk explosieve stoffen in de woning aanwezig waren. (…) We zagen op het televisiemeubel een groen, opgerold koord liggen. Wij herkenden dit koord aan de uiterlijke kenmerken als lont. Wij zagen op het televisiemeubel een verpakking liggen van 250 gram Kaliumnitraat. Wij zagen twee cilindrische PVC buizen, voorzien van kappen. (…) Ik, [verbalisant 6] , trof aan de zijkant van het televisiemeubel, aan de wegkant van de woning, een zwarte rugzak aan. Ik opende deze rugzak en zag dat hier een papieren verpakking rondom een cilindrische vorm betrof. Ik zag dat dit vermoedelijk WC papier of keukenrol betrof. Ik opende de verpakking en ik zag dat er een cilindrische vorm in zat die was voorzien van klei of een andere witte substantie aan de buitenzijde. Ik zag dat er een groene lont uit deze cilindrische vorm kwam. (…) Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden bestond het vermoeden dat dit een voorwerp was bedoeld om met een explosie tot ontploffing te brengen. (…) (Omstreeks 19:28 uur) (kwam) informatie beschikbaar (…) dat zich in de personenauto van verdachte ook een explosief zou bevinden. (…) Voornoemd voertuig stond geparkeerd op de Houthakkersgroes/Brugstraat te Gennep. (…) Ik hoorde van de bevelvoerende medewerker van de EOD dat er een voorwerp was aangetroffen in het voertuig dat mogelijk een explosief betrof. De medewerker toonde mij een foto en ik zag dat dit mogelijk explosief dezelfde uiterlijke kenmerken had als het eerder aangetroffen voorwerp in de woning. (…) (O)mstreeks 00:05 uur werd het (…) onderzoek in de woning, gelegen aan de [adresgegevens verdachte] hervat. Bij dit onderzoek werd buiten de eerder genoemde goederen (…) nog aangetroffen: boterhamzakje voorzien van zwart poeder (…). Diverse poeders in een kluisje. (…) Tevens bleek dat de (…) aangetroffen grijze cilinders leeg waren.
Van de aangetroffen poeders zijn monsters genomen. Deze zijn samen met de aangetroffen lege cilinders opgestuurd naar het NFI. De EOD heeft de in de woning en in de auto van de verdachte aangetroffen explosieven onderzocht en op een braakliggend terrein tot ontploffing gebracht waarbij monsters zijn genomen van de grond voor en na de explosie. [15] Deze monsters zijn ook naar het NFI gezonden. Aan het NFI zijn de volgende vragen voorgelegd:
1. Waar bestaat het materiaal uit?
2. Kan er een explosie plaatsvinden?
3. Is het mogelijk explosieven te maken met het aangetroffen materiaal
4. Zo ja, wat is het effect bij een explosie?
Het NFI heeft verslag gedaan van haar onderzoek en de vragen beantwoordt in haar rapport van 24 september 2018. Het rapport vermeldt ter beantwoording van de vragen onder meer – zakelijk weergegeven – [16] :
De monsters bevatten zwavel, kaliumnitraat en koolstof. Twee monsters bevatten mengsels van deze stoffen (zwart buskruit). Uit de monsters genomen van de grond na het tot ontploffing brengen van de aangetroffen explosieven door de EOD zijn aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van resten van een explosieve lading op basis van zwart buskruit.
Twee van de ingezonden monsters zijn explosieve ladingen op basis van zwart buskruit. Voor het tot ontploffing brengen is het noodzakelijk dat het zwart buskruit voldoende wordt opgesloten (bijvoorbeeld in een kartonnen, metalen of kunststof pijp). Zwart buskruit kan tot ontploffing worden gebracht op relatief eenvoudig wijze; een vuurwerklont is al voldoende. In principe zijn de pijpen met eindkappen geschikte containers om zwart buskruit onder voldoende opsluiting tot ontploffing te brengen. Bij het ontploffen van zwart buskruit in een PVC-pijp treden de volgende effecten op: hitte, een drukgolf met een daarmee gepaard gaande knal en scherfwerking van de PVC-pijp. Door de optredende effecten ontstaat gevaar voor schade en letsel. De kans op en ernst van het letsel wordt onder andere bepaald door de hoeveelheid lading die in de oorspronkelijke pijpen aanwezig was. Gezien de overeenkomsten in kenmerken tussen de door de EOD vernietigde pijpen en de aangetroffen pijpen valt er een inschatting van de lading te maken. De pijpen wegen, met eindkappen ongeveer 94 gram. Dit betekent dat in de door de EOD vernietigde pijpen ruim 100 gram lading aanwezig was. Zoals eerder genoemd was dit een lading op basis van zwart buskruit. Ter vergelijking een stuk knalvuurwerk (‘rotje’) wat aan de Nederlandse eisen voor consumentenvuurwerk voldoet en met oudejaarsnacht dus door een consument mag worden afgestoken, bevat maximaal 2,5 gram lading op basis van zwart buskruit (en mag dus niet in kunststof container zitten). Bij dit soort constructies van PVC pijpen met ruim 100 gram lading ontstaat door optredende effecten – vooral de rondvliegende PVC scherven – gevaar voor zwaar lichamelijk letsel tot dodelijk letsel tot op een afstand in de orde van grootte van een tiental meters.
Het proces-verbaal van bevindingen analyse bankgegevens/informatie bedrijven, op 29 juni 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 8] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – [17] :
Uit de verkregen bankgegevens van de verdachte [verdachte] bleek dat (…) op 25 januari 2018 om 22:18 uur, 22:26 uur en om 22:34 uur stoffen waren gekocht bij verschillende bedrijven waarmee buskruit gemaakt kon worden. Om 22:18 uur was 1 zak zwavelpoeder van 1 kg besteld. Om 22:26 uur waren 8 zakjes kaliumnitraat van 250 gr per stuk (totaal 2000 gr) besteld en om 22:34 uur waren 2 doosjes wilgenhoutskool van circa 50 gram per stuk gekocht. De goederen zijn op 27 januari 2018 geleverd op het adres [adresgegevens verdachte] (…)
Op 23 februari 2018 waren 8 afsluitdeksels en een buis met een vermoedelijke lengte van ½ meter gekocht bij de Multimate. (…)
Het proces-verbaal van bevindingen op september 2018 opgemaakt in de wettelijke vorm door [verbalisant 9] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – [18] :
Ik heb de uitgelezen inhoud van de smartphone van de verdachte bekeken. (…) Door mij werd een schermafbeelding gevonden met de tekst wikiHow als header en gunpowder in de tekst. Het schermafdruk is als bijlage 2 gevoegd.
In bijlage 2 is te zien dat de schermafdruk van 20 februari 2018 is en dat te zien hoe je buskruit moet maken.
Het proces-verbaal van bevindingen Laptop Lenovo, op 25 mei 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 10] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – [19] :
Ik heb de uitgelezen inhoud van de laptop van verdachte bekeken. Ik zag dat op 5 december 2017 een bestand was gecreëerd op de computer met de naam [bestandsnaam] . Ik zag na openen van het bestand dat dit een factuur van 4 december 2017 gericht aan ‘De heer [verdachte] ’ waarop veiligheidslont besteld was. (…) Ik zag dat de gebruiker van de laptop de website [website] bezocht had. Ik heb de website bezocht en zag dat hier instructies stonden voor hem maken van buskruit.
De verklaring van [getuige 1] van 19 april 2018, voor zover inhoudende [20] :
Het begon met appen tussen die twee (getuige bedoelt de verdachte en [slachtoffer] ). Vanaf het moment dat [slachtoffer] hem geblokkeerd heeft. Toen heeft ze ook bij de politie een melding gedaan dacht ik. En daarna kwam bij ons aan het licht dat hij haar stalkte. Toen begon hij ook dingen te kopen zoals de kruisboog, de pijlpunten dat soort dingen. De kruisboog had hij al voordat wij een relatie kregen. De pijlpunten en dat mes heeft hij wel gekocht. (…)
V: Op welke manieren valt [verdachte] [slachtoffer] lastig?
A: Whatsapp. Het stalken, langs haar huis rijden, in de straat staan, haar bespieden. Hij is er heel druk mee om erachter te komen waar ze werkt, met wie ze omgaat en waar ze gaat wonen. (…) [verdachte] vertelde mij dat hij (…) erachter was gekomen dat [slachtoffer] zou gaan verhuizen naar [plaats] . (…)
Daarna heb ik een briefje in zijn kamer gevonden, waar informatie op stond van Makelaars, welke huizen er te koop stonden of er net verkocht waren in [plaats] en ik dacht dat er ook nog op dat briefje stond wie haar beste vriendin was en haar telefoonnummer volgens mij. Of [verdachte] dit op internet opgezocht heeft of de Makelaars gebeld heeft dat weet ik niet. Ook stond er op het briefje de ingrediënten van een bom maken. (…)
Hij (getuige bedoelt de verdachte) was een tijd terug aan het experimenteren met bommen maken. (…) Hij had bommen gemaakt en daar kwam geen knal uit. Het was een vuurbal. Hij is nu bezig met nieuwe te maken. Hij heeft er al twee gemaakt. Eén van die twee wilde hij binnenkort gaan uittesten en hij verwachtte dat deze wel werkte. Vorige week begon [verdachte] hierover tegen mij en dat hij graag wilde dat ik mee ging met uittesten. Ik heb dit steeds afgehouden. (…) Ik heb vier of zes buizen met deksel gezien en twee daarvan zijn klaar als bom. Ik heb erbij gezeten toen [verdachte] ze heeft gemaakt. (…) Hij wilde het toen meteen uittesten maar de klei moest nog drogen.
V: Wanneer is dit geweest?
A: Ik twijfel of het afgelopen weekend was, of het weekend ervoor. In ieder geval binnen de afgelopen twee weken. (…)
[verdachte] heeft erover gesproken dat hij het onder of in [slachtoffer] haar auto af wilde laten gaan. Of door de ruit van haar woning wilde gooien.
De whatsappberichten van 13 maart 2018 tussen [getuige 1] en [slachtoffer] , voor zover inhoudende – zakelijk weergeven – [21] :
[getuige 1] schrijft: Ik vroeg aan hem (bedoeld is de verdachte) of hij nu thuis bleef en hij zei ja voorbereiden en dat hij er helemaal klaar mee was. Dus ik ben bang dat het draad snel gaat knappen in zijn hoofd dus het is echt belangrijk dat er snel iets gaat gebeuren zodat hij vast komt te zitten. Het is al een voordeel voor jou dat de politie hem daarstraks heeft weggestuurd.
Desgevraagd schrijft [slachtoffer] dat zij de politie gebeld heeft, [naam 1] had gezegd dat dat een goed idee was. [slachtoffer] schrijft: voorbereiden?
[getuige 1] daarop: Ja hij is aan het experimenteren om een bom te maken … of ja soort van bom.
De whatsappberichten van 18 maart 2018 van [getuige 1] aan [slachtoffer] , voor zover inhoudende:
[getuige 1] stuurt [slachtoffer] foto’s van de aantekeningen die ze op de kamer van de verdachte heeft gevonden met de tekst dat ze die net gevonden heeft op zijn kamer. Op deze aantekeningen is onder meer te lezen ‘ [slachtoffer] der nieuwe huis?, makelaar: Hans de Makelaar met telefoonnummer, adressen in Heijen van verkochte huizen, ‘beste vriendin?: met een naam en werkgegevens en ‘Bom maken 50% grind, 50% buskruid’. [22]
Het proces-verbaal van bevindingen Laptop, op 8 september 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 9] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – [23] :
Bij onderzoek van het telefoontoestel van de verdachte werd een niet verzonden MMS bericht gevonden. Hierin stond onder andere de tekst [kenteken] = kenteken [slachtoffer] . Verder zag ik dat er (…) een tekst van een gedicht of songtekst (stond) in de Engelse taal. Een report van dit bericht is als bijlage 4 gevoegd bij dit proces-verbaal.
Bij onderzoek van de inhoud van de laptop van de verdachte is gebleken dat op 12 maart 2018 is gezocht op kenteken [kenteken] op de site www.kentekencheck.nu. Dat kenteken is afgegeven voor een personenauto die op naam staat van [vader slachtoffer] .
In bijlage 4 is te zien dat het MMS bericht van 7 april 2018 is en dat daarin de genoemde tekst staat en een gedicht in de Engelse taal over vreemdgaan en wraak nemen met als laatste regel:
Goodbey for now u piece of shit, let’s get this party lit.
De verklaring van getuige [getuige 2] van 4 mei 2018, voor zover inhoudende [24] :
Ik wist wel dat ( [verdachte] ) dat explosief in zijn auto had. We wilden dat samen afsteken in een groot weiland. (…) Hij had iets besteld om buskruit mee te maken en heeft dat in een PVC buis gedaan. (…) Hij had het explosief aan mij laten zien en hij vertelde dat hij zelf buskruit had gemaakt en dat hij dat in een pvc-buis had gedaan met klei eromheen om het dicht te maken. Hij vertelde dit toen we samen aan het wandelen waren. Hij had het toen bij zich. We wilden het eerst nl afsteken maar we hebben dit toen niet gedaan. Een stuk verderop was namelijk een huis en we dachten dat we dat beter niet konden doen. Misschien zouden die mensen een knal kunnen horen. We dachten dat we beter een andere plek konden zoeken. We zijn toen gewoon naar huis gegaan. Dit was in Duitsland net over de grens.
De verklaring van getuige [getuige 2] van 13 augustus 2018, voor zover inhoudende [25] :
(I)k zie dat ik nog een foto van de avond heb dat we zijn gaan wandelen en dat explosief af wilden steken. Dat is op 15 april 2018 geweest.
De verklaring van de verdachte van 24 april 2018, voor zover inhoudende [26] :
(de verdachte worden de aantekeningen getoond die [getuige 1] op zijn kamer heeft gevonden: zie hiervoor) Ik herken op beide blaadjes mijn handschrift. (…) Ik weet wat ik gemaakt heb. Ik heb er twee gemaakt. Een met een gesloten zakje buskruit en eentje met een open zakje buskruit waar ik een lont ingestopt had. (…) Uit een regenpijp met afsluitkanten. Ik heb daar een gaatje in gemaakt voor het lont. Daarna dat gaat afgedicht met een stukje wc-papier zodat de lont bleef zitten en het buskruit niet naar buiten kon. (Hoeveel buskruit heb je gebruikt?) 100 gram. (…) Ik heb op Google gekeken op Nederlandse websites en gezocht naar de spullen die ik moest hebben. Google gaf zelf aan waar ik de spullen kon kopen. Ik heb die toen besteld via internet.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter zitting voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven - :
Het klopt dat ik de spullen die genoemd zijn in de tenlastelegging onder 1 voorhanden heb gezet. Het klopt dat ik het kenteken [kenteken] heb opgezocht op internet. Dit was het kenteken van de auto van [slachtoffer] .
Bewijsoverweging
De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht voor het plegen van een moord op [slachtoffer] .
In voornoemd artikel wordt met “dat misdrijf” in de zinsnede “bestemd tot het begaan van dat misdrijf” gedoeld op het misdrijf dat is voorbereid, en dus niet op de voorbereiding zelf. Dat betekent dat het object waarop een in artikel 46 Sr genoemde gedraging betrekking heeft, moet zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf dat is voorbereid. Daarbij moet het misdadige doel dat de verdachte met de voorbereidingshandelingen voor ogen had voldoende bepaalbaar zijn. Niet is vereist dat tevens de tijd, plaats en de wijze van uitvoering vaststaat.
Uit de rechtspraak over dit artikel blijkt dat moet worden beoordeeld of de voorbereidingsmiddelen naar hun uiterlijke verschijningsvorm bestemd zijn tot het begaan van het misdrijf als bedoeld in artikel 46 lid 1 Sr. Dit houdt in dat beoordeeld moet worden of deze middelen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van de middelen voor ogen had.
Uit deze rechtspraak volgt dat een drietal criteria maatgevend zijn om te bepalen of een voorwerp is bestemd tot het begaan van de beoogde misdrijven:
a. de uiterlijke verschijningsvorm van de voorbereidingsmiddelen;
b. het gebruik daarvan; en
c. het ‘misdadige doel’ dat de verdachte met het gebruik voor ogen had.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de verdachte eind 2017 een kruisboog met pijlen en verboden pijlpunten, en een zwaar stuk (illegaal) vuurwerk, een cobra 6 voorhanden had. De kruisboog en de pijlen heeft de vader van de verdachte ingenomen. De pijlpunten en de cobra 6 zijn op 31 december 2017 door de politie inbeslaggenomen. Op 19 april 2018 wordt de verdachte vervolgens aangehouden met een zelfgemaakt buskruit explosief in zijn auto en worden in de slaapkamer van verdachte onder andere PVC buizen, kaliumnitraat, zwavel, houtskool en buskruit, klei, lont en nog een zelfgemaakt buskruit explosief aangetroffen. Op de laptop en telefoon van de verdachte wordt informatie aangetroffen over het maken van buskruit. Uit de stukken blijkt dat de verdachte eind januari 2018 zwavel, kaliumnitraat en houtskool heeft aangeschaft. In februari 2018 heeft hij de PVC buis met afsluitdeksel gekocht. Met de door hem aangeschafte stoffen en voorwerpen buskruit heeft hij explosieven vervaardigd. Uit het onderzoek van team forensische opsporing en het NFI blijkt dat de explosieven die de verdachte heeft gemaakt, kunnen leiden tot de dood. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee vast komen te staan dat de stoffen en voorwerpen die op 19 april 2018 bij de verdachte zijn aangetroffen kunnen dienen om een ander van het leven te beroven. Dit geldt ook voor de kruisboog, zeker in combinatie met de bij de verdachte aangetroffen verboden pijlpunten, en de cobra 6 die op 31 december 2017 onder verdachte inbeslaggenomen zijn. Een cobra 6 betreft een zwaar stuk illegaal vuurwerk waar bij voortduring voor gewaarschuwd wordt vanwege diens verwoestende kracht.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet met voldoende zekerheid is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde voorwerpen in zijn bezit had met het doel om deze voorwerpen te gebruiken voor het plegen van een moord. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
De verdachte had tot juni 2012 een relatie met [slachtoffer] . Kort nadat de relatie is verbroken, ontstaat bij de verdachte het idee dat [slachtoffer] is vreemdgegaan. De verdachte laat zich hierna door de jaren heen meermalen op sociale media negatief uit over [slachtoffer] . De verdachte zoekt ook meermalen contact met [slachtoffer] omdat hij ‘antwoorden van haar wil’. Medio 2017 hebben de verdachte en [slachtoffer] weer contact. Dat contact wordt al gauw grimmiger en dreigender van aard. [slachtoffer] wil dat de verdachte haar met rust laat. De verdachte stuurt [slachtoffer] dan in november 2017 het bericht dat zij een monster is, niet op deze aarde thuis hoort, maar diep in de hel. Op 31 december 2017 overhandigt de vader van de verdachte een tas met wapens en een cobra 6 aan de politie. Zijn vader heeft dan verdachte zijn kruisboog al afgenomen. Ouders zijn bezorgd dat verdachte [slachtoffer] iets wil aandoen met de wapens. De verdachte heeft zich tegenover zijn ouders en broer meermalen in die zin uitgelaten. Zo heeft hij gezegd dat hij [slachtoffer] al eens in het vizier van zijn kruisboog heeft gehad. De verdachte wordt 24 januari 2018 gehoord over de wapens die bij hem zijn aangetroffen. De verdachte verklaart in dit verhoor dat hij met de wapens ook [slachtoffer] om het leven kan brengen. Dit idee, dat hij ook dingen kon doen met de wapens, is gekomen sinds de ruzie met [slachtoffer] . De dag na het verhoor bestelt de verdachte grondstoffen voor het vervaardigen buskruit. Eind februari 2018 haalt verdachte de PVC buizen. Verdachte gaat experimenteren met het maken van een explosief.
Meerdere getuigen hebben aangeven dat de verdachte uitlatingen heeft gedaan waarbij [slachtoffer] moet vrezen voor haar leven. [getuige 1] verklaart dat de verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij een explosief wil maken en deze wil plaatsen onder de auto van [slachtoffer] . Uit de zoekopdrachten van de computer van de verdachte blijkt dat verdachte op 12 maart 2018 heeft gezocht naar een kenteken dat geregistreerd staat op de naam van de vader van [slachtoffer] . Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat dit de auto was waar [slachtoffer] destijds in reed. Op de slaapkamer van de verdachte zijn medio maart briefjes aangetroffen met daarop handgeschreven notities over de makelaar en de mogelijk nieuwe woning van [slachtoffer] , de naam en het werk van een vriendin van [slachtoffer] en aantekeningen voor het maken van een explosief. [getuige 1] verklaart verder dat de verdachte obsessief bezig was met het achterhalen van het nieuwe woonadres van [slachtoffer] en met wie zij omging.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met de stoffen en goederen genoemd in de tenlastelegging het misdadige doel voor ogen had om [slachtoffer] van het leven te beroven. Dat de verdachte naar eigen zeggen ook met de gedachte speelde om zichzelf van het leven te beroven doet daaraan niet af.
De verdachte heeft verder nog verklaard dat hij omstreeks 30 maart 2018 een omslagpunt heeft bereikt in zijn obsessie met [slachtoffer] . Dat weekend heeft hij een relatie gekregen met [getuige 2] en zou hij besloten hebben zijn obsessie voor [slachtoffer] achter zich te laten en zich op zijn toekomst te richten. De rechtbank overweegt dat niets erop wijst dat de verdachte zijn plannen om [slachtoffer] van het leven te beroven eind maart 2018 heeft opgegeven. Uit de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] volgt dat de verdachte tot zijn aanhouding bezig is geweest met het maken en (willen) testen van de explosieven. De verdachte had de explosieven en grondstoffen op 19 april 2018 ook nog steeds onder zich. Ook het niet verstuurde MMS-bericht dat is aangetroffen in de telefoon van de verdachte met het kenteken van de auto waar [slachtoffer] in reed en het dreigende gedicht van 7 april 2018 strookt niet met de verklaring van de verdachte dat hij zijn obsessie met [slachtoffer] achter zich had gelaten. Van een zogenaamde vrijwillige terugtred is dan ook niet gebleken.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van moord op [slachtoffer] .
Feit 3
Bewijsmiddelen
De verklaring van [slachtoffer] van 27 februari 2018, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven [27] :
Van 24 juli 2011 tot ongeveer juni 2012 had ik een relatie met [verdachte] . In december 2011 kreeg [verdachte] een ernstig auto-ongeluk waarbij hij in coma is geraakt. Nadat [verdachte] uit coma was, bleek hij (…) een andere persoon als de [verdachte] die ik heb leren kennen. Dit is de reden geweest dat ik onze relatie in juni 2012 heb beëindigd. Toen ik een maand later met vriendinnen op de camping stond heb ik van vrienden van [verdachte] gehoord dat hij met een mes had lopen zwaaien en zich dreigend had uitgelaten naar mij toe. (…) Ongeveer eind augustus 2012 is de voordeur van onze woning in brand gestoken. [verdachte] heeft toen twee weken vastgezeten, maar heeft altijd ontkend. (…) Vanaf toen is het rustig gebleven qua zulke zaken maar werd ik telkens lastiggevallen door [verdachte] (…) op sociale media. Het waren in het begin vooral scheldpartijen richting mij en later meer vragen of ik met hem wilde praten. Hij wilde weten wat er allemaal gebeurd was in de tijd dat hij in coma lag. Ik had daar geen behoefte aan na wat er allemaal gebeurd was. Ik heb hem toen op enig moment wel tegemoet gekomen om van dit lastig vallen af te zijn. Na wat er gebeurd was, durfde ik hem echter niet alleen te ontmoeten. Ik heb toen voorgesteld het gesprek aan te gaan met bijvoorbeeld mijn vriend erbij. Dat wilde hij niet. (…) Het berichten sturen, is nooit echt afgelopen. In november 2017 heb ik hier nog een gesprek over gehad bij de politie. Ik heb ze toen die berichten op mijn telefoon laten zien. (…) De strekking van de gesprekken was telkens hetzelfde; hij wilde mij spreken over zijn coma-tijd omdat hij het idee had dat ik vreemd ben gegaan. Ik heb hem meerdere keren verteld dat dit niet zo was (…) maar het blijft maar in zijn hoofd hangen. (…) hij maakt me echt bang. (…) en het feit dat hij na 7 jaar nog steeds zegt dat ik het allemaal doe. Dat ik telkens in beeld kom, dat is echt niet gezond. (…) Er hangen al camera’s op het huis uit angst voor hem.
Het proces-verbaal van bevindingen op 24 april 2018 opgemaakt in de wettelijke vorm door [verbalisant 11] , inhoudende – zakelijk weergegeven – [28] :
De inhoud van de telefoon van de verdachte is bekeken. Daarbij is het volgende bevonden:
- op 6 mei 2017 om 1.32 uur start een whatsappgesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer] . Het gesprek start vriendelijk en er wordt al snel gesproken over eventueel afspreken om elkaar face-to-face te zien. Op 12 september 2017 zegt [slachtoffer] voor het eerst dat ze geen contact meer wil met [verdachte] wat zij hierna meerdere malen herhaald. Op 21 oktober 2017 reageert [slachtoffer] voor het laatst. Hierna stuurt [verdachte] nog verscheidene berichten.
- in totaal staan 24 SMS berichten tussen [slachtoffer] en [verdachte] in de telefoon; en
- in totaal staan 16 uitgaande oproepen naar ‘ [slachtoffer] ’ en ‘ [slachtoffer] thuis’ geregistreerd in de telefoon. Deze zijn allen uitgevoerd tussen 13 november 2017 en 15 november 2017.
De whatsappberichten, SMS’jes en een overzicht van de telefoonoproepen zijn als bijlagen gevoegd bij dit proces-verbaal.
Uit de bijlagen kan worden opgemaakt dat het initiatief tot het contact is uitgegaan van de verdachte. De verdachte schrijft op 6 mei 2017 in het whatsappgesprek al dat hij nog steeds denkt dat [slachtoffer] vreemd is gegaan omdat ze niet een keer wilde afspreken om op die vraag face to face antwoord te geven en geeft aan dat zo’n gesprek ‘zeer zal helpen’. Op 14 mei 2017 vraagt de verdachte of [slachtoffer] ergens wil afspreken. Een dag later vraagt de verdachte of [slachtoffer] al heeft gekeken wanneer ze tijd zou hebben. Uit de berichten blijkt dat de verdachte veelvuldig contact zoekt met [slachtoffer] en dat dit contact naar verloop van tijd meer beschuldigend en dwingend van aard en inhoud is. [slachtoffer] probeert vaker het gesprek af te houden en geeft aan dat zij geen gesprek met de verdachte wil. Twee voorbeelden:
18-07-17, 00:25 – [verdachte] : Dit is ook een van de redenen wrm ik dit face to face wil oplossen, maar dit heeft geen zin zo. Sory dat ik je stoorde maar ik probeer gewoon voor te zorgen dat niet alle draden bij mij knappen en dit alles verkeerd afloopt.. het spijt mij echt dat ik je ermee lastig vak maar jij hebt geen idee van de horrors die door mij hoofd gaan ieder e nacht en de hele dag door. Ik zal je dag verpesten door hierover verder te gaan. Ik wens je fijne avond verder. Ik zao me best dien om die draad niet te oaten knaooen zoals ik al 6 jaar doe onderhand. (…)
18-07-17, 00:26 – [slachtoffer] : Maar ik ben telkens weer bang dat als jij mij een bericht stuurd. En ik wil zo graag dat het t ophoud. Dat ik gewoon kan slapen. (…)
18-07-17, 00:27 – [slachtoffer] : Ik zou het echt heel raar vinden als je helemaal loco gaat omdat ik ff nu geen gesprek wil. (…)
18-07-17, 00:38 – [verdachte] : Nou de reden daarvoor zal wss zijn dat ik al +/- 6 jaar probeer een oplossing te vinden terwijl jij in mijn ogen ao een heel leven hebt/had opgebouwd.. (…) Daar heb ik het moeilijk mee [slachtoffer] . (…) In mijn ogen heb je me gewoon in deze situatie laten stikken.
18-07-17, 00:39 – [slachtoffer] : Ik ben toch niet verantwoordelijk meer of wel dan. Ik zeg ook niet dat ik geen gesprek wil. Maar nu gewoon even niet.
21-10-17, 16:38 – [verdachte] : (... )Het enige wat ik van jou vraag is een eerlijk gesprek, omdat jou gedrag via de app vanaf 6 mei telkens veranderd en je iedere keer weer wat anders zegt?
21-10-17, 16:38 – [slachtoffer] : is er iets niet duidelijk aan mij met rust laten?
21-07-17, 16:39 – [verdachte] : ja het punt wat ik hier net boven heb vernoemd? of in een van de berichten van 6 mei?
21-10-17, 16:39 – [slachtoffer] : laat me met rust [verdachte]
Nadat [slachtoffer] de verdachte in november 2017 heeft geblokkeerd op whatsapp, sms’t verdachte [slachtoffer] op 13 en 14 november 2017 in totaal 18 keer, waarbij de verdachte zich denigrerend uitlaat over [slachtoffer] en haar smeekt om hem te deblokkeren op de app en met hem te praten. Hij laat zich ook dreigend uit, bijvoorbeeld in het berichtje van 13-11-2017 13:29:42 uur: ‘Ik wilde opnieuwd beginnen maar daar het ik een oplossing voor ons probleem voor nodig voor ik allebei onze toekomsten ngo een x verkloot.’
De verklaring van [slachtoffer] van 20 maart 2018, voor zover inhoudende [29] :
Op 13 maart 2018 omstreeks 22:15 uur was ik in mijn woning op de [adresgegevens slachtoffer] . (…) [naam 1] maakte zich zorgen om mij en stuurde mij een bericht dat ze bang was dat [verdachte] naar mij toekwam. Ik heb vervolgens uit het raam gekeken en zag (…) schuin tegenover mijn woning een auto staan. (…) De auto bleef er staan met lopende motor en de lampen waren aan. (…) Ik werd bang en heb mij opgesloten in de slaapkamer op de bovenverdieping. Ik bleef wel uit het raam kijken zodat ik de auto zag, en ik zag mijn vriend met de auto thuiskomen. Hierdoor reed de auto weg. Ik sprak mijn vriend en zei tegen hem dat die auto die voor de woning stond van [verdachte] was. We zijn toen samen op de bovenverdieping gaan kijken en zagen dat de auto weer op ongeveer dezelfde plek stond. We zagen de auto aan komen rijden, en zagen dat hij de auto de motor vrijwel meteen uitzette en de lampen doofde. De auto bleef er echter wel staan en er stapte niemand uit. Ik het toen (de politie) gebeld en enige tijd later kwam de politie eraan. Die stopte bij de auto. In eerste instantie vroeg de politie wat hij hier deed. Daarna hoorde ik de politie zeggen: ‘Ja, maar jouw ex vindt dit niet zo leuk he?’ Toen wist ik het honderd procent zeker dat [verdachte] het was. Ondertussen had ik contact met [naam 1] en [getuige 1] . [getuige 1] stuurde mij dat zij wist dat [verdachte] soms wel meerdere keren per dag langs mijn woning rijdt. (…)
De verklaring van [slachtoffer] van 5 april 2018, voor zover inhoudende [30] :
V: We begrepen dat [verdachte] het initiatief wilt nemen om een gesprek aan te gaan met jou.
A: Ja dat is een jaar of 3 a 4 geleden. Ik weet niet meer exact hoe dit toen ging. Ik heb hem een keer telefonisch gesproken, waarin hij met mij wilde spreken omdat hij mij ervan beticht vreemd te gaan. Ik gaf aan dat ik dat niet wilde. En dat ik een telefoongesprek prima vond en ik wilde geen persoonlijk contact vanwege alles wat er was gebeurd. [verdachte] was toen best wel in paniek tijdens dit telefoongesprek. (..)
V: Wij lazen dat jij uiteindelijk heb geopperd om met [verdachte] een gesprek aan te gaan, maar wel met jouw vriend erbij?
A: Ja klopt, maar dit was pas vorig jaar. Destijds belde [naam 2] mij op en smeekte mij bijna om in gesprek te gaan met [verdachte] want het ging niet goed met hem.
V: Hoe vaak heeft [verdachte] jou benaderd sinds 2012 tot vorig jaar?
A: Vaak via whatsapp, maar dan via iemand anders. Stuk of 15 keer of zo. Alleen de laatste tijd steeds meer.
V: In november 2017 ben jij naar de politie gegaan voor een gesprek. Wat brengt jou naar de politie?
A: Dat was omdat hij mij wel 18 keer in een avond opbelde. Hierop heb ik het nummer van [verdachte] geblokkeerd. Hiervan wilde ik een melding maken omdat [verdachte] mij nog steeds niet met rust laat. (…)
V: En vervolgens.
A: Toen heb ik even niets gehoord. In december werd ik gebeld door (…) de wijkagent met het verzoek of ik een gesprek wilde met [verdachte] en zijn vader, omdat de vader van [verdachte] het allemaal niet meer wist en het idee had dat [verdachte] dreigde te ontsporen. (…) Ik gaf aan dat ik dit gesprek niet wilde voeren. (…) Begin februari 2018 werd ik weer gebeld door (de wijkagent) dat ik naar het gemeentehuis moest komen vanwege ontwikkelingen. (…) Daar werd mij verteld dat er bij [verdachte] een tas met wapens was gevonden. (…) Ik heb toen besloten om aangifte te doen. (…) Het stopt niet. (…) Ik ben gewoon superbang. (…) Ik ben dan ook verhuisd omdat ik mij niet meer veilig voel op het vorige adres. Ook op het nieuwe adres heb ik camera’s laten plaatsen voor mijn eigen veiligheid. Ik heb sinds drie weken een aware systeem. (…) Ik heb mij ziek gemeld omdat ik door deze situatie met [verdachte] niet meer kan werken.
Het proces-verbaal van bevindingen op 24 mei 2018 opgemaakt in de wettelijke vorm door [verbalisant 12] , voor zover inhoudende [31] :
Op 13 maart 2018 omstreeks 22:30 uur kreeg ik het verzoek om te gaan naar de [adresgegevens slachtoffer] . Aldaar zou [verdachte] voor de woning van zijn ex staan. Omstreeks 22:40 uur, kwam ik daar ter plaatse. Ik zag aan de linkerzijde van de rijbaan van de [adresgegevens slachtoffer] ter hoogte van perceel [X] de personenauto genoemd in de melding. Ik zag 1 persoon op de bestuurdersstoel zitten. Ik heb deze persoon vervolgens aangesproken en hij gaf desgevraagd op te zijn [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] . Ik heb hem gevraagd wat hij daar deed en hij gaf aan dat hij aan het nadenken was over dingen en dat hij dacht rust te vinden op de plek waar hij nu was. Ik heb hem vervolgens duidelijk gemaakt dat hij niet voor het huis van zijn ex moest gaan staan en dat hij daar diende te vertrekken.
Het proces-verbaal onderzoek telecommunicatie op 20 augustus 2018 opgemaakt in de wettelijke vorm door [verbalisant 13] , onder meer inhoudende – zakelijke weergegeven – [32] :
De historische verkeersgegevens van het telefoonnummer dat in gebruik is geweest bij verdachte [verdachte] werden mij door het onderzoeksteam ter beschikking gesteld. Door mij werd een netwerkmeting gedaan om te kijken welke cell id’s geregistreerd worden in de omgeving van de [adresgegevens slachtoffer] , alwaar aangeefster [slachtoffer] Pal tot 30 maart 2018 woonachtig is geweest. Kijkend naar de door mij geregistreerde cell id’s valt op dat verdachte [verdachte] in de periode van 6 november 2017 tot en met 13 maart 2018 vermoedelijk zich op 18 verschillende dagen in de omgeving bevonden heeft van de woning van aangeefster [slachtoffer] , te weten op: 6 november 2017, 8 november 2017, 13 november 2017 (’s middags en ’s avonds), 15 november 2017, 16 november 2017, 8 december 2017, 22 december 2017, 28 december 2017, 3 januari 2018, 19 januari 2018, 29 januari 2018, 15 februari 2018, 5 maart 2018, 6 maart 2018, 8 maart 2018, 9 maart 2018, 10 maart 2018 (’s nachts en overdag) en 13 maart 2018.
Het betreft hoofdzakelijk dataregistraties. Op 13 november 2017 heeft de verdachte veel contact met het telefoonnummer van aangeefster [slachtoffer] . Het betreft smsjes die de verdachte verstuurde.
De verklaring van de verdachte van 29 mei 2018, voor zover inhoudende [33] :
(I)k wilde alleen duidelijkheid hebben. (…) Ik heb een gesprek altijd als oplossing gezien. Ik heb altijd gedacht dat het haar niet deert wat ik zeg of wat ik doe. Met langs haar huis rijden ben ik te ver gegaan. (…) Ik wilde het achter mij laten en ik had een manier gevonden dacht ik om het achter mij te laten.
De verklaring van de verdachte van 12 juli 2018, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – [34] :
Op 13 maart 2018, toen ik ben gecontroleerd door de politie bij de woning van [slachtoffer] , heb ik daar ongeveer 10 minuten, maximaal 15 minuten gestaan, ik durfde de auto niet uit te stappen. Ik wilde met haar praten maar ik durfde niet. Via social media liep het gesprek steeds uit de hand. Ik werd dan boos en zei dan bepaalde dingen. Steeds zei ze dat ze het uit wilde praten en op het laatste moment weer niet. Ik kon daar niet mee omgaan. Toen ik de sms berichten van 13 november 2017 verstuurde, was ik in de buurt van de woning van [slachtoffer] . Ik hoopte dat ze mijn excuses wilde accepteren en dat ik de mogelijkheid zou krijgen dat in haar gezicht te zeggen. Ik bleef goede hoop houden, dat op een gegeven moment ze dit wel wilde.
Bewijsoverweging
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk haar te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden of vrees aan te jagen. Stelselmatigheid veronderstelt een zekere mate van indringendheid, duur en frequentie, zoals iemand herhaaldelijk lastig vallen. Dit kan door een en dezelfde activiteit, maar ook door middel van een variëteit aan gedragingen. Voorts dienen de omstandigheden waaronder de gedragingen van de verdachte hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers mede in aanmerking te worden genomen.
De rechtbank stelt aan de hand van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat de verdachte [slachtoffer] gedurende een periode van een aantal maanden herhaaldelijk en door middel van variëteit aan gedragingen heeft lastiggevallen. De verdachte heeft begin mei 2017 weer contact gezocht met [slachtoffer] , waarna de verdachte [slachtoffer] veelvuldig heeft geappt, gesms’t en gebeld. De berichten van de verdachte zijn aanvankelijk vriendelijk maar algauw van beschuldigende, soms dreigende en dwingende aard.
Verder is de verdachte enkele keren naar het huis van [slachtoffer] gereden. Hoewel de verdachte telkens in zijn auto is blijven zitten, is [slachtoffer] door [getuige 1] in kennis gesteld dat de verdachte meerdere malen naar haar huis rijdt. Voor [slachtoffer] leverde dit veel spanning op en zij voelde zich niet langer veilig. De verdachte heeft verklaard dat hij haar met grote regelmaat benaderde en bij haar woning is geweest omdat hij contact met [slachtoffer] wilde. Hij wilde naar eigen zeggen antwoorden op zijn vragen afdwingen. De rechtbank stelt aan de hand van de berichten tussen de verdachte en [slachtoffer] vast dat zij meermalen de verdachte afhoudt en tegen hem zegt dat zij geen gesprek met hem wil op zijn voorwaarden en zijn gedrag niet op prijs stelt. Zij blokkeert de verdachte uiteindelijk weer op whatsapp. De verdachte blijft op alle mogelijke manieren het contact opzoeken. Dat gaat zelf zo ver dat hij een aantal keer naar het huis van [slachtoffer] rijdt, omdat het contact op andere wijze door [slachtoffer] is verbroken en door genoemde blokkering onmogelijk was geworden. De rechtbank leidt uit de aard, duur en intensiteit van de whatsappberichten en het zich in de omgeving van de woning van [slachtoffer] ophouden af dat sprake was van een ongewenst, beschuldigend en dwingend gedrag van de verdachte naar [slachtoffer] . De aard en indringendheid van die gedragingen, de frequentie waarmee die hebben plaatsgevonden binnen de bewezenverklaarde periode en de effecten daarvan op het persoonlijke leven van [slachtoffer] , maken dat door de verdachte aldus een stelselmatige opzettelijk inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] .
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting een verkorting van de ten laste gelegde pleegperiode bepleit. Zij stelt dat de gesprekken langere tijd wederkerig zijn geweest en het startpunt op zijn vroegst op 1 juli 2017 kon worden genomen. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte in de periode van 6 mei 2017 tot en met 19 april 2018 belagingshandelingen heeft verricht. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit de whatsappgesprekken tussen de verdachte en [slachtoffer] blijkt dat de verdachte al op 6 mei 2017 gericht is op het verkrijgen van een gesprek met [slachtoffer] . Gezien de voorgeschiedenis en in aanmerking genomen de intensiteit waarmee de verdachte [slachtoffer] vanaf het moment dat er weer contact is, benadert, vangt de stelstelmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] naar het oordeel van de rechtbank aan met het opnieuw zoeken van contact met [slachtoffer] door de verdachte. De belaging stopt wanneer de verdachte op 19 april 2018 wordt aangehouden door de politie.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
hij in en omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 20 april 2018 te Well (L), in elk geval in de gemeente Bergen (L) en in de gemeente Gennep, ter voorbereiding van het misdrijf te weten moord op [slachtoffer] , opzettelijk explosieven en een kruisboog en vuurwerk en een aantal PVC buizen en een hoeveelheid kaliumnitraat en buskruit en klei en lont en schriftelijke informatie ter vervaardiging van een explosief kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en voorhanden heeft gehad;
Feit 3
hij in de periode van 6 mei 2017 tot en met 19 april 2018 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- telefonisch contact op te nemen met genoemde [slachtoffer] en
- berichten via whatsapp naar genoemde [slachtoffer] te sturen en
- zich (hinderlijk) op te houden in de nabijheid van de woning van genoemde [slachtoffer] en
- met een auto door de straat waaraan genoemde [slachtoffer] woont te rijden en met die auto in die straat stil te blijven staan, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
voorbereiding van moord
Feit 3
belaging
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Op 27 juni 2018 heeft de klinisch psycholoog K.S. Beekman, onder supervisie van GZ-psycholoog B.I. Meuwese een rapport uitgebracht over de geestvermogens van de verdachte. Door GZ-psycholoog drs. R.J.A. van Helvoirt werd op 17 oktober 2018 een (aanvullend) psychologisch rapport opgesteld. Op 25 maart 2021 heeft psychiater drs. A.M. de Jong een rapport uitgebracht.
Door de deskundigen is gerapporteerd dat de verdachte lijdende is aan een (beperkte) neurocognitieve stoornis door traumatisch hersenletsel (NAH) en ADHD van het gecombineerde type. Eveneens was er sprake van een depressieve stoornis. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde waren deze stoornissen aanwezig en beïnvloedden deze de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte. Ten gevolge van deze stoornissen maakte de verdachte impulsieve keuzes en kon hij onvoldoende de gevolgen van zijn gedrag overzien. Eveneens was er sprake van starheid, was verdachte meer rigide in zijn gedachtegang en kropte hij zijn negatieve gevoelens op. De copingmechanismen (manieren om met stress en spanning om te gaan) schoten te kort. Door de vele verlieservaringen in combinatie met het NAH raakte de verdachte in een depressie. De verdachte was somber, kon problemen niet loslaten, ontwikkelde een obsessie en had suïcidale gedachten. Gelet op de doorwerking van de genoemde stoornissen (NAH, ADHD en een depressie) ten tijde van de ten laste gelegde feiten, adviseren de deskundigen om het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Gezien de daarvoor door de deskundigen gegeven argumenten neemt de rechtbank hun conclusies en adviezen over de mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend. De verdachte is echter wel strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid volledig uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 7 maanden en 19 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. Aan het voorwaardelijk gedeelte dient als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] te worden gekoppeld. De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf voor de duur van 220 uren gevorderd. Zij houdt rekening met de blanco documentatie van de verdachte, het tijdsverloop van het strafproces en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Bij repliek heeft de officier van justitie de gevorderde taakstraf laten vervallen, gelet op artikel 9, lid 4 van het Wetboek van Strafrecht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om voor de feiten 2 en 3 een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Indien de rechtbank van oordeel is dat een aanvullende straf noodzakelijk is, heeft de raadsvrouw verzocht deze op te leggen in de vorm van een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen tot moord op zijn ex-vriendin. Gedurende lange tijd heeft hij haar belaagd. De verdachte had tot juni 2012 een relatie met [slachtoffer] . Toen zij elkaar leerden kennen, was zij 15 en hij 17. De verdachte heeft een ernstig verkeersongeluk gehad waardoor zijn leven danig veranderde. Gedurende zijn revalidatie maakt [slachtoffer] een einde aan de relatie. De verdachte bleef daarna vasthouden aan het idee dat zij was vreemdgegaan toen hij in het ziekenhuis lag. Hij kon haar ontkenning daarover niet accepteren en wilde per se een gesprek. In de periode erna zijn er diverse incidenten tussen de verdachte en [slachtoffer] , waarna het een hele tijd rustig bleef. Echter, op 6 mei 2017 zoekt de verdachte weer opnieuw contact met [slachtoffer] . Hij probeert te sturen in de richting van een face-to-face gesprek. De verdachte blijft tot aan zijn aanhouding op 19 april 2018 op een beschuldigende, dreigende en dwingende manier contact zoeken met [slachtoffer] . [slachtoffer] probeert de verdachte af te houden en geeft aan dat zij geen gesprek met de verdachte wil en blokkeert hem op whatsapp en sociale media. De verdachte sluit zich af voor haar reactie en voor de signalen uit zijn omgeving, die zich ernstige zorgen maakt. De verdachte laat zich ook tegenover hen boos en dreigend uit over [slachtoffer] . Ouders nemen verdachte zijn kruisboog af omdat zij bang zijn dat hij [slachtoffer] iets wil aandoen. De vader van de verdachte zoekt ten einde raad contact met de politie. Eind 2017 haalt de politie een tas met een stuk zwaar vuurwerk en wapens op bij de familie. De verdachte wordt hierover gehoord. Hij verklaart dat hij gedachten heeft daar [slachtoffer] mogelijk iets mee aan te doen. Ook na het verhoor waarin de verdachte opnieuw wordt duidelijk gemaakt dat [slachtoffer] geen contact wil en dat hij moet stoppen met zijn gedrag en hulp moet zoeken, stopt zijn gedrag niet en gaat de verdachte zelfs een stap verder. Hij zoekt naar informatie en schaft diverse voorwerpen, grondstoffen en materialen aan voor het vervaardigen van explosieven. Ook blijft de verdachte zich ophouden in de buurt van de woning van. De verdachte maakt uiteindelijk twee serieuze explosieven en zegt tegen [getuige 1] dat hij die onder de auto van [slachtoffer] wil plaatsen. Hij noteert haar mogelijke nieuwe adres en checkt kentekens om achter het kenteken van [slachtoffer] te komen. De explosieven zouden bij ontsteking daadwerkelijk geleid kunnen hebben tot de dood van [slachtoffer] . Door krachtig ingrijpen van familie en vrienden van de verdachte is het niet zo ver gekomen.
De rechtbank acht de opbouw in deze gedragingen en uitingen van de verdachte zeer zorgelijk en zeer ernstig. Het gaat om een lange periode waarbinnen de feiten zijn gepleegd, waarbij de verdachte grove en stelselmatige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De voorbereidingshandelingen tot moord en de belaging hebben een grote indruk op [slachtoffer] gemaakt. Zij heeft zich gedurende deze periode zeer angstig en bedreigd gevoeld. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden vaak nog lange tijd last en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Daarnaast zorgt het door de verdachte vertoonde gedrag voor onrust in de omgeving en draagt het bij aan de in samenleving bestaande onveiligheidgevoelens.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de psychische kwetsbaarheid van verdachte zoals die is vastgesteld door de Pro Justitia deskundigen en hierboven is beschreven. De rechtbank houdt rekening met de blanco documentatie en zij stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. De rechtbank heeft oog voor het feit dat de verdachte lange tijd in voorlopige hechtenis heeft verbleven. In de lange periode dat hij daarna uit de voorlopige hechtenis geschorst is, was er sprake voorwaarden waaronder elektronisch toezicht. Dat toezicht was nodig om het recidiverisico te beperken en de bijzondere voorwaarden te handhaven, maar heeft ook langere tijd inbreuk gemaakt op de bewegingsvrijheid van de verdachte. Gedurende deze schorsingsperiode heeft de verdachte zich gehouden aan zijn de schorsingsvoorwaarden en heeft hij hulp gezocht. Dat stemt de rechtbank positief over het gevaar voor herhaling. Ook uit het psychiatrisch rapport en het reclasseringsrapport over de verdachte volgt dat de deskundige en de reclassering de kans op herhaling inschatten als laag. De feiten waarvoor de verdachte veroordeeld wordt, hebben drie jaar geleden plaatsgevonden. In de periode daarop zijn de stoornissen verbleekt (NAH/ADHD) en is de depressie verdwenen. De verdachte is flexibeler in zijn denken en past een betere coping toe. Er zijn veel beschermende factoren om de verdachte heen. Er worden geen bijzonder voorwaarden geadviseerd, te meer nu de verdachte op vrijwillige basis een behandeling voor zijn NAH gaat volgen. Een behandeling op gebied van stalking wordt niet geadviseerd.
De rechtbank is om deze redenen van oordeel dat het niet meer passend zou zijn de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer duurt dan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Echter zal de rechtbank wel een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om de ernst van de door hem gepleegde feiten voldoende tot uitdrukking te brengen.
Ter terechtzitting is verzocht om als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] op te leggen. De verdachte heeft aangegeven dat hij hier geen bezwaar tegen heeft. De rechtbank ziet aanleiding om een contactverbod als bijzondere voorwaarde op te leggen, omdat zij van oordeel is dat een contactverbod kan bijdragen aan de beperking van de kans op herhaling en aan het gevoel van veiligheid bij het slachtoffer.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 540 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 217 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank volgt daarmee de eis van officier van justitie ondanks het gegeven dat de rechtbank – anders dan de officier van justitie vordert – de verdachte vrijspreekt van het onder feit 2 ten laste gelegde. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de onderlinge samenhang van de feiten en wil hiermee de ernst van de feiten tot uitdrukking brengen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 5.375,04. Zij vordert
€ 375,04 aan materiële schade, bestaande uit reiskosten en zij vordert daarnaast € 5.000,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij heeft de wettelijke rente gevorderd vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij in haar geheel toewijsbaar en verzoekt de rechtbank aan verdachte ook een schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Zij heeft enkel opgemerkt dat ten aanzien van de materiële schade de reiskosten met € 0,26 per kilometer dient te worden berekend.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het ontbreken van een rechtstreeks verband met de bewezenverklaarde feiten en het ontbreken van een onderbouwing. Subsidiair heeft zij verzocht de gevorderde materiële schade te matigen, vanwege een dubbeltelling in het aantal opgegeven bezoeken aan de psycholoog. Over de reiskosten heeft de raadsvrouw het standpunt ingenomen dat slechts € 0,26 per kilometer kan worden toegewezen, in de plaats van de gevorderde € 0,28 per kilometer.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren vanwege onvoldoende concrete onderbouwing. Subsidiair heeft zij verzocht om deze te matigen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat alle posten van het door de benadeelde partij gevorderde bedrag aan materiële schade het rechtstreeks gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten en dat deze schade voldoende is onderbouwd. Dit geldt ook voor de reiskosten gemaakt voor bezoeken aan de psycholoog. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij overgelegde brief van de GGZ Oost-Brabant van 15 januari 2019 vast dat reactief op het handelen van de verdachte sprake was van een terugval in de behandeling van de benadeelde partij. Het handelen van de verdachte heeft het herstel van de benadeelde partij gefrustreerd en het behalen van haar behandeldoelen bemoeilijkt. Hoewel de rechtbank op basis van de door de benadeelde partij overgelegde stukken niet precies kan vaststellen in welke mate de bewezenverklaarde feiten debet zijn aan de noodzaak en verdere duur van behandeling van de benadeelde partij, acht de rechtbank aannemelijk dat het handelen van de verdachte daarin – mede gelet op de voorgeschiedenis tussen de verdachte en de benadeelde partij – een factor van betekenis is geweest en wel in die mate dat de reiskosten voor de bezoeken aan de psycholoog in de periode van januari 2018 tot en met januari 2019 toewijsbaar zijn. Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat deze kosten moeten worden gematigd, omdat bij de telling van het aantal opgegeven bezoeken aan de psycholoog sprake is van een dubbeltelling. Uit de stukken blijkt dat in genoemde periode op 59 dagen de psycholoog is bezocht. De rechtbank zal daarnaast alle gevorderde reiskosten (een totaal van 1303,8 kilometer) matigen tot een bedrag van € 338,99, nu de benadeelde partij een tarief heeft gehanteerd van € 0,28 per kilometer. De rechtbank gaat bij de berekening van de reiskosten uit van de richtlijn van De Letselschade Raad. Daarin is een tarief opgenomen van € 0,26 per kilometer.
Over de gevorderde vergoeding van immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. De benadeelde partij heeft € 5.000,00 gevorderd, omdat zij op andere wijze in de persoon zou zijn aangetast als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, ten derde van het Burgerlijk Wetboek (BW). Uit het overzichtsarrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:2019:793) volgt dat van de bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Daarnaast kan de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen, tenzij de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de overgelegde brief van de GGZ Brabant van 15 januari 2019 voldoende onderbouwt dat de benadeelde partij (additioneel) geestelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van de onder feit 1 en 3 bewezenverklaarde feiten. De feiten en omstandigheden waaronder beide feiten in het onderhavige geval zijn gepleegd, zijn overigens van dien aard dat nadelige gevolgen daarvan voor het slachtoffer voor de hand liggen. De rechtbank zal de immateriële schade op basis van hetgeen thans omtrent de aard en omvang van de immateriële schade is gebleken naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 3.000,00. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen de aard en ernst van de feiten, de impact op het leven van de benadeelde partij zoals daarvan blijkt uit de stukken en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank wijst de vordering derhalve toe tot een bedrag van
€ 3.338,99
De rechtbank zal de verdachte voorts veroordelen tot betaling van de wettelijke rente tot aan de dag van volledige voldoening. De datum vanaf wanneer de wettelijke rente zal gaan lopen wordt voor de immateriële schade vastgesteld op 6 mei 2017 en voor de materiële schade op 24 januari 2019, de datum dat alle gevorderde reiskosten zijn gemaakt.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, op de hierna te noemen wijze.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 46, 57, 285b en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder feit 2 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde onder feit 1 en feit 3 bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 540 dagen, waarvan 217 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarde, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [slachtoffer] ;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;

Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , ten aanzien van de feiten 1 en 3 gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
  • wijst het meer gevorderde aan materiële schade af;
  • verklaart de benadeelde voor de overige immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer] , van
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 43 dagen, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Wapenaar, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. J.A. Bekke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.K. Smits, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 augustus 2021.
Buiten staat
Mr. C. Wapenaar, J.A. Bekke en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 20 april 2018 te Well L, in elk geval in de gemeente Bergen (L) en/of in de gemeente Gennep, ter voorbereiding van het misdrijf te weten moord op [slachtoffer] , opzettelijk (een) explosief/explosieven en/of onder meer een kruisboog en/of vuurwerk en/of een aantal PVC buizen en/of een hoeveelheid kaliumnitraat en/of buskruid en/of klei en/of lont en/of schriftelijke informatie ter vervaardiging van een explosief kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 januari 2018 tot en met 27 februari 2018 in de gemeente Gennep en/of elders in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk tijdens een verhoor tegen een verbalisant van politie verklaard: "Ik vind het leuk om deze wapens te hebben. Hierna heb ik er ideeën bij gekregen dat ik er ook dingen mee kon doen. Dit is gekomen sinds de ruzie met mijn ex-vriendin [slachtoffer] . Ik heb bedacht dat ik met deze wapens wraak kan nemen op [slachtoffer] . Met deze wapens kan ik het leven van mijzelf beëindigen, maar ook het leven van anderen die mij in de weg staan. Gek genoeg heb ik hierbij weinig aan [slachtoffer] gedacht. 9 van de 10 keer denk ik eraan om de wapens tegen mijzelf te gebruiken en misschien 1 van de 10 keer wil ik [slachtoffer] hier iets mee aandoen" en/of dat verdachte opzettelijk in een WhatsApp gesprek met zijn broer zegt: "Ik heb de hoer al aangesproken en beter weet ze dat ze gaat boeten. Ik haal maandag een nieuwe boog en dan zal ze het weten", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, welke bedreigingen via [verbalisant 14] , brigadier van politie, ter kennis van genoemde [slachtoffer] zijn gekomen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 19 april 2018 te Ven-Zelderheide, in elk geval in de gemeente Gennep, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- telefonisch contact op te nemen met genoemde [slachtoffer] en/of
- berichten via de voice-mail en via WhatsApp naar genoemde [slachtoffer] te sturen en/of
- zich (hinderlijk) op te houden in de nabijheid van de woning van genoemde [slachtoffer] en/of
- met een auto door de straat waaraan genoemde [slachtoffer] woont te rijden en/of met die auto in die straat stil te blijven staan, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg Noord, Districtsrecherche Noord- en Midden Limburg, proces-verbaalnummer 2017206782, gesloten d.d. 6 oktober 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 811.
2.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] d.d. 5 april 2018, p. 60-67 op p. 65 en proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 27 februari 2018, p. 19-21 op p. 20.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 27 februari 2018, p. 19-21.
4.Dossierpagina 388.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24-1- 2018, p. 45-55 op p. 52 en 53.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2018, pagina 533, met bijbehorende berichten weergegeven op pagina 535-580.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2018, p. 22-23.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 januari 2018, p. 24-25.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 januari 2019 met bijlagen, p. 33-38.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [vader verdachte] d.d. 4 januari 2018, p. 39-42.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2018, p. 363-388 op p. 386-388.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 januari 2018, p 45-55 op p. 49-50.
13.Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking woning, [adresgegevens verdachte] , d.d. 21 april 2018, p. 89-90.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2018, p. 72-74.
15.Processen-verbaal sporenonderzoek d.d. 11 juli 2018, p. 107-110 en de daarbij gevoegde bijlagen en p. 115-120 met de daarbij gevoegde bijlagen.
16.NFI-rapport d.d. 24 september 2018, p. 191-206.
17.Proces-verbaal van bevindingen analyse bankgegevens/informatie bedrijven d.d. 29 juni 2018, p. 526.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 september 2018, p. 589-590 en bijlage 2 op p. 595.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2018, p. 597-598 en bijlage op p. 602
20.Proces-verbaal van getuige [getuige 1] d.d. 19 april 2019, p. 228-236 op p. 230-235.
21.Whatsappberichten op p. 470.
22.Whatsappbericht op p. 488, aantekeningen op p. 478-479 en als bijlage 1 bij het verhoor van verdachte op 20 april 2018, p. 733 en 734.
23.Proces-verbaal van bevindingen Laptop d.d. 8 september 2018, p. 603-605 op p. 604 en bijlage 4, p. 629.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , d.d. 4 mei 2018, p. 312-323 op p. 319.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , d.d. 13 augustus 2018, p. 338-346 op p. 343.
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 april 2018, p. 716-732 op p. 726.
27.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 27 februari 2018, p. 19-21.
28.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2018, pagina 533, met bijbehorende bijlagen weergegeven op pagina 535-580.
29.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 20 maart 2018 p. 56-59 op p. 56-57.
30.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 5 april 2018, p. 60-67 op p. 64-65 en 67.
31.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2018, p. 360.
32.Proces-verbaal onderzoek Telecommunicatie d.d. 20 augustus 2018, p. 658-660.
33.Proces-verbaal van verhoor d.d. 29 mei 2018, p. 747-754.
34.Proces-verbaal van verhoor d.d. 12 juli 2018, p. 756-763.