ECLI:NL:RBLIM:2021:6739

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
C/03/293699 / HA ZA 21-333
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzagevordering in het kader van artikel 223 Rv met betrekking tot verstek en tegenspraak

Op 25 augustus 2021 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in een civiele zaak met zaaknummer C/03/293699 / HA ZA 21-333. De eiseres in de hoofdzaak, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. van den Boomen, heeft een inzagevordering ingediend op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eiseres vordert inzage in verschillende documenten van de gedaagde partij, Special Platings B.V., om het paulianeuze handelen van deze gedaagde te kunnen vaststellen. De gedaagde partij heeft verstek laten verlenen, en de rechtbank heeft de vordering van de eiseres toegewezen, met de verplichting voor de gedaagde om binnen twee dagen na betekening van het vonnis de gevraagde stukken af te geven. De rechtbank heeft tevens een dwangsom opgelegd van € 5.000,- per dag voor het geval de gedaagde in gebreke blijft met de afgifte van de stukken, met een maximum van € 50.000,-. Daarnaast is de gedaagde hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die de eiseres heeft geleden als gevolg van onbehoorlijk en onrechtmatig handelen. De rechtbank heeft de kosten van het incident aan de zijde van de eiseres begroot op € 563,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De zaak is verwezen naar de rol van 8 september 2021 voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/293699 / HA ZA 21-333
Vonnis in het incident ex art. 223 Rv van 25 augustus 2021
in de zaak van
[eiseres in hoofdzaak en in het incident],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in de hoofdzaak en in het incident,
advocaat mr. M.M. van den Boomen,
tegen:

1.SPECIAL PLATINGS B.V.,

gevestigd te Stein,
verstek verleend,
2.
METAL SURFACE TREATMENT B.V.,
gevestigd te Stein,
advocaat mr. R.B.H. Beune,
3.
[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 3],
wonende te [woonplaats] ),
advocaat mr. R.B.H. Beune,
4.
[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
verstek verleend,
allen gedaagden in de hoofdzaak, gedaagden sub 1, 3 en 4 ook gedaagden in het incident.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 27 producties;
  • de door eiseressen genomen incidentele conclusie provisionele vordering (art. 223 Rv);
  • de conclusie van antwoord in incident zijdens Metal Surface Treatment B.V;
  • de conclusie van antwoord in hoofdzaak zijdens Metal Surface Treatment B.V.
1.2.
Ten slotte is vonnis in het incident bepaald.

2.Waarvan bij de beoordeling van het incident wordt uitgegaan

2.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de incidentele vordering uit van het volgende.
[eiseres in hoofdzaak en in het incident] vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Special Platings (hierna SP) veroordeelt om binnen twee dagen na de betekening van het vonnis af te geven de navolgende stukken, een en ander conform artikel 843a Rv teneinde het paulianeuze handelen van SP nader te kunnen vaststellen:
A. de volledige jaarrekening over de jaren 2017 tot en met heden, derhalve de balans, de
verlies- en winstrekening en de toelichting, waaronder mede begrepen de activalijsten en alle andere bescheiden waaruit het verloop van de vaste activa blijkt;
B. de tussen SP en de verkrijger van de vermogensbestanddelen, waaronder de vaste materiele en immateriële activa, gevoerde correspondentie;
C. de overeenkomsten waarbij de vermogensbestanddelen door SP in eigendom zijn overgedragen aan de koper c.q. verkrijger, aan de hand waarvan onder andere kan worden vastgesteld of er sprake is van een verplichte of onverplichte rechtshandeling;
D. alle bankafschriften over de jaren 2017 tot en met heden die zien op betalingen ter zake van de vervreemde activa;
E. een schriftelijke opgave van de NAW-gegevens van alle verkrijgers van de activa;
dit alles op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag of gedeelte daarvan dat SP met de gehele of gedeeltelijke voldoening in gebreke blijft met de afgifte van de genoemde bescheiden, met een maximum van € 50.000,- dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom;
II. voor recht verklaart dat Metal Surface Treatment (hierna MST), [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 3] en [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4] conform artikel 6:162 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiseres in hoofdzaak en in het incident] geleden schade als gevolg van hun onbehoorlijk en onrechtmatig handelen;
III. MST, [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 3] en [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4] hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van de door [eiseres in hoofdzaak en in het incident]
geleden schade, te weten € 75.812,10, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke (handels)rente en kosten, een en ander conform de executoriale titel 1 en de executoriale titel 2;
IV. SP, MST, [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 3] en [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4] hoofdelijk veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van
kwijting aan eiseres te voldoen aan buitengerechtelijke kosten € 1.533,12, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
V. SP, MST, [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 3] en [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4] hoofdelijk veroordeelt in de nakosten van dit geding
ten bedrage van € 131,- zonder betekening, dan wel € 199,- indien betekening van het vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf acht (8) dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening;
VI. SP, MST, [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 3] en [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder mede begrepen de kosten van het salaris van de advocaat van [eiseres in hoofdzaak en in het incident] , de verplichte verschotten en alle kosten op de tenuitvoerlegging vallende, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf acht (8) dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening.
[eiseres in hoofdzaak en in het incident] legt hieraan, samengevat, ten grondslag dat zij twee executoriale titels heeft ten laste van SP en dat MST, [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 3] en [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4] door verschillende onrechtmatige handelingen tot heden weten te voorkomen dat deze twee titels ten gelde worden gemaakt.

3.De incidentele vordering

3.1
[eiseres in hoofdzaak en in het incident] vordert in het incident dat de rechtbank bij incidenteel vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor de duur van het geding:
1. SP, [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 3] en [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4] hoofdelijk veroordeelt om binnen twee dagen na de betekening van het incidenteel vonnis de navolgende stukken af te geven:
A. de volledige jaarrekening (de rechtbank begrijpt “van SP”) over de jaren 2017 tot en met heden, derhalve de balans, de verlies- en winstrekening en de toelichting, waaronder mede begrepen de activalijsten en alle andere bescheiden waaruit het verloop van de vaste activa blijkt;
B. de tussen SP en de verkrijger van de vermogensbestanddelen, waaronder de vaste materiele en immateriële activa, gevoerde correspondentie;
C. de overeenkomsten waarbij de vermogensbestanddelen door SP in eigendom zijn overgedragen aan de koper c.q. verkrijger, aan de hand waarvan onder andere kan worden vastgesteld of er sprake is van een verplichte of onverplichte rechtshandeling;
D. alle bankafschriften van SP over de jaren 2017 tot en met heden die zien op betalingen ter zake van de vervreemde activa;
E. een schriftelijke opgave van de NAW-gegevens van alle verkrijgers van de activa (de rechtbank begrijpt “van SP”);
dit alles op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per gedaagde en per dag of gedeelte daarvan dat SP, [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 3] en [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4] met de gehele of gedeeltelijke voldoening in gebreke blijven met de afgifte van de genoemde bescheiden, met een maximum van € 50.000,- per gedaagde, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom.
II. SP, [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 3] en [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van het incident, waaronder mede begrepen de kosten van het salaris van de advocaat van [eiseres in hoofdzaak en in het incident] , de verplichte verschotten en alle kosten op de tenuitvoerlegging vallende, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf acht (8) dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening.
[eiseres in hoofdzaak en in het incident] legt hieraan ten grondslag dat SP paulianeus heeft gehandeld doordat zij vermogensbestanddelen aan het verhaal van haar schuldeisers als [eiseres in hoofdzaak en in het incident] aan haar vermogen heeft onttrokken. Dit paulianeuze handelen blijkt onder andere uit de inhoud van bepaalde door [eiseres in hoofdzaak en in het incident] in haar incidentele vordering genoemde bescheiden die [eiseres in hoofdzaak en in het incident] wil inzien. [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 3] heeft als bestuurder van SP aan een en ander leiding gegeven, samen met zijn echtgenote [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4] die als feitelijk leidinggevende van SP moet worden gezien.

4.De beoordeling in het incident

4.1
De incidentele vordering is niet gericht tegen Metal Surface Treatment (MST), zodat zij per abuis in staat is gesteld om in het incident te antwoorden. Het was ook voor MST duidelijk dat zij geen antwoord hoefde te nemen. Door toch in dit incident te antwoorden, heeft zij in de zin van art. 237 Rv nodeloos kosten aangewend of veroorzaakt. Er is dan ook geen reden om een kostenveroordeling ten gunste van haar uit te spreken. De door haar gemaakte kosten komen aldus voor eigen rekening.
4.2
[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 3] heeft op de rol van 25 augustus 2021 het tegen hem verleende verstek gezuiverd. De rechtbank zal hem in staat stellen in dit incident te antwoorden.
4.3
De rechtbank acht termen aanwezig om wel uitspraak in het incident te doen ten aanzien van de niet verschenen SP en [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4] .
De rechtbank ziet zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet op welke grond een feitelijk leidinggever van een rechtspersoon als [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4] inzage kan geven in de door [eiseres in hoofdzaak en in het incident] genoemde bescheiden van de rechtspersoon SP. Het zijn immers niet de bescheiden van [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4] en evenmin is duidelijk dat zij enige bevoegdheid bezit om inzage in die bescheiden te geven. De vordering tegen haar wordt daarom als onvoldoende toegelicht afgewezen.
De vordering tegen SP wordt als onrechtmatig noch ongegrond, toegewezen.
4.4
[eiseres in hoofdzaak en in het incident] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit incident voor zover gerezen in het incident tussen [eiseres in hoofdzaak en in het incident] enerzijds en [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4] anderzijds. De kosten aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4] worden begroot op nihil.
SP zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding tussen [eiseres in hoofdzaak en in het incident] en SP. Die kosten worden aan de zijde van [eiseres in hoofdzaak en in het incident] begroot op € 563,- (1 punt tarief II).
[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 3] wordt in staat gesteld om in dit incident te antwoorden. Elke verdere beslissing in dit incident wordt aangehouden.
In de hoofdzaak
4.5
Op de dag van deze uitspraak, 25 augustus 2021, heeft MST een conclusie van antwoord in de hoofdzaak genomen. Conform art. 131 Rv wordt in de hoofdzaak een mondelinge behandeling bevolen. De zaak wordt verwezen naar de rol van 8 september 2021 voor opgave verhinderdata zijdens alle verschenen partijen en hun raadslieden voor de periode 1 mei 2022 tot en met 31 oktober 2022.
4.6
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
In het incident
5.1
veroordeelt SP om binnen twee dagen na de betekening van dit incidenteel vonnis de navolgende stukken af te geven:
A. de volledige jaarrekening van SP over de jaren 2017 tot en met heden, derhalve de balans, de verlies- en winstrekening en de toelichting, waaronder mede begrepen de activalijsten en alle andere bescheiden waaruit het verloop van de vaste activa blijkt;
B. de tussen SP en de verkrijger van de vermogensbestanddelen, waaronder de vaste materiele en immateriële activa, gevoerde correspondentie;
C. de overeenkomsten waarbij de vermogensbestanddelen door SP in eigendom zijn overgedragen aan de koper c.q. verkrijger, aan de hand waarvan onder andere kan worden vastgesteld of er sprake is van een verplichte of onverplichte rechtshandeling;
D. alle bankafschriften van SP over de jaren 2017 tot en met heden die zien op betalingen ter zake van de vervreemde activa;
E. een schriftelijke opgave van de NAW-gegevens van alle verkrijgers van de activa van SP,
dit alles op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag of gedeelte daarvan dat SP met de gehele of gedeeltelijke voldoening in gebreke blijven met de afgifte van de genoemde bescheiden, met een maximum van € 50.000,-;
5.2
veroordeelt SP in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van [eiseres in hoofdzaak en in het incident] begroot op € 563,-, te vermeerderen met de verplichte verschotten en alle kosten op de tenuitvoerlegging vallende, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf acht (8) dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening;
5.3
wijst af het tegen [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4] gevorderde;
5.4
veroordeelt [eiseres in hoofdzaak en in het incident] in de kosten van dit incident voor zover gevoerd tussen haar enerzijds en [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4] anderzijds, tot op heden aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 4] begroot op nihil;
5.5
bepaalt dat de kosten van dit incident voor zover gemaakt door Metal Surface Treatment voor haar eigen rekening blijven;
5.6
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
verwijst de zaak naar de rol van 8 september 2021 voor conclusie van antwoord in het incident zijdens [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 3] ;
5.8
houdt iedere verdere beslissing aan.
in de hoofdzaak
5.9
verwijst de zaak naar de rol van 8 september 2021 voor opgave verhinderdata voor de bij deze gelaste mondelinge behandeling zijdens partijen en hun raadslieden vanaf 1 mei 2022 tot en met 31 oktober 2022 voor de bij deze gelaste mondelinge behandeling;
5.1
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2021.