4.3.Nu eiser niet heeft betwist dat zijn aanvraag deel uit maakt van een nog niet onherroepelijke eerste fase vergunning, is de rechtbank van oordeel dat op de aanvraag van eiser van 24 november 2020 de uniforme openbare voorbereidingsprocedure diende te worden toegepast.
5. Voor de uniforme openbare voorbereidingsprocedure geldt, op grond van artikel 3:18, eerste lid van de Awb, een beslistermijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag. De in artikel 2.5, derde lid, van de Wabo opgenomen verkorte beslistermijn van veertien weken na ontvangst van de aanvraag is niet van toepassing aangezien eisers vergunningaanvraag mede betrekking heeft op een wijziging van de vergunning eerste fase (vanwege de afwijking van de in de eerste fase vergunde goothoogte).
6. Nu de beslistermijn zes maanden was, was de ingebrekestelling van 28 januari 2021 prematuur. Dit was daarom niet een ingebrekestelling in de zin van artikel 6:12, tweede lid, aanhef onder b, van de Awb. Eiser kon daarom geen beroep instellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. Het beroep dient daarom in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7. Voor zover het beroep is gericht tegen het besluit van 12 maart 2021 om geen dwangsom te betalen, is het beroep, nu verweerder niet in gebreke was om tijdig een beslissing te nemen, ongegrond.
8. Voor zover het beroep is gericht tegen het besluit van 14 juli 2021 is het beroep, nu voorafgaand aan dat besluit terecht de uniforme openbare voorbereidingsprocedure is toegepast, ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.