ECLI:NL:RBLIM:2021:6595

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
C/03/280542 / HA ZA 20-381
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over de rechtsgeldigheid van de opzegging van een duurovereenkomst en de verplichtingen van partijen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschappen Via Nova Management B.V. en Herland Pensioen en Zorg B.V. De zaak betreft de opzegging van een duurovereenkomst tussen partijen, waarbij Via Nova stelt dat de opzegging door Herland niet rechtsgeldig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de provisieovereenkomst tussen partijen een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd is, waarin geen opzeggingsmogelijkheid is opgenomen. De rechtbank oordeelt dat Herland de overeenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd per 1 januari 2020, en dat de vorderingen van Via Nova op dit punt worden afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat Via Nova recht had op 25% van de retourprovisie, en dat er geen grond is voor een hogere vergoeding. De rechtbank heeft Via Nova als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, en ook de vorderingen van Herland in reconventie zijn afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in duurovereenkomsten en de voorwaarden waaronder opzegging mogelijk is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/280542 / HA ZA 20-381
Vonnis bij vervroeging van 18 augustus 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VIA NOVA MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Groenlo (gemeente Oost Gelre),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.J. Morsink te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HERLAND PENSIOEN EN ZORG B.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.A.J. Stollenwerck te Maastricht.
Partijen worden hierna Via Nova en Herland genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 27 producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met zeven producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 23 juli 2021;
  • de spreekaantekeningen van de advocaat van Via Nova.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Via Nova is een onderneming die onder andere advieswerkzaamheden verricht. Herland is een assurantietussenpersoon die onder meer bemiddelt en adviseert op het gebied van verzekeringen.
2.2.
In 2006 werd Via Nova door [naam] benaderd om te onderzoeken of als vorm van klantbinding voor deelnemers aan de Nationale Postcode Loterij een collectieve zorgpolis met premiekorting kon worden aangeboden.
2.3.
Via Nova heeft Spirit tot Succes B.V. (hierna: Spirit) betrokken bij het onderzoeken van de mogelijkheden om een collectieve zorgpolis aan te bieden. Spirit heeft op haar beurt de heer [naam aandeelhouder] (hierna: [naam aandeelhouder] ) benaderd om mee te werken aan het tot stand komen van de collectieve zorgpolis. [naam aandeelhouder] was op dat moment aandeelhouder van Herland.
2.4.
Herland heeft in het hiervoor vermelde kader een overeenkomst gesloten met een zorgverzekeraar. Daardoor kon vanaf 1 januari 2008 een collectieve zorgverzekering via Herland worden aangeboden aan de deelnemers van de Nationale Postcode Loterij. Herland ontving uit hoofde van die overeenkomst jaarlijks een retourprovisie van de zorgverzekeraar voor iedere verzekerde.
2.5.
Partijen - en wel Herland, Via Nova, Mahamudra (of Spirit) en [naam aandeelhouder] - hebben afspraken gemaakt, inhoudende dat Herland de ontvangen retourprovisie tussen partijen verdeelt en betaalt (hierna: de provisieovereenkomst). Op 5 juli 2007 stuurt Herland daarover een brief aan Via Nova (productie 4 dagvaarding) met onder andere de volgende inhoud:
“Graag bevestigen wij dat wij met u zijn overeengekomen dat alle eventuele revenuen die Herland ontvangt uit verzekeringscontracten die voortvloeien uit de samenwerking Via Nova/Mahamudra/Herland / [naam aandeelhouder] als volgt zullen worden verdeeld:
Via Nova 25%
Mahamudra 25%
Herland 25%
[naam aandeelhouder] 25%”
2.6.
Op 6 december 2007 stuurt Herland terzake de provisieovereenkomst nog een brief aan Via Nova met onder andere de volgende inhoud:
“Wij bevestigen hiermee onze eerdere afspraken dat Via Nova recht heeft op 25% retourprovisie, hetgeen neerkomt op € 5,00 per betalende verzekerde. De uitbetaling hiervan geschiedt in volgorde van en direct na ontvangst van de provisie door Herland.
Ondergetekenden, directieleden en bestuurders van Herland, gezamenlijk bevoegd, bevestigen hiermee tevens dat:
- zij op de hoogte zijn van en akkoord gaan met bovengenoemde afspraken;
- de retourprovisierechten van kracht zijn zolang Herland provisie ontvangt van AGIS uit hoofde van de collectieve zorgovereenkomst van AGIS met de Stichting Herland Zorgcollectief, ook als de onderhavige collectieve overeenkomst na drie jaar, al dan niet bij AGIS, wordt voortgezet;
- als de zeggenschap binnen de organisatie van Herland wordt gewijzigd, door welke oorzaak dan ook, de rechten van Via Nova onverminderd van kracht blijven;
- Herland bij eventuele verkoop van haar portefeuille tijdig vooraf Via Nova hiervan op de hoogte stelt en in overleg treedt teneinde de retourprovisierechten van Via Nova veilig te stellen;
- bij dreiging van faillissement, surséance van betaling, schuldsanering of onder curatele stelling van Herland, Via Nova onverwijld hiervan op de hoogte wordt gesteld;
- de overeenkomst eindigt zodra Herland uit de onderhavige collectieve zorgovereenkomst geen provisierechten meer heeft, door welke oorzaak dan ook.”
2.7.
Agis, de zorgverzekeraar waarmee Herland in 2007 had gecontracteerd om de collectieve zorgpolis aan de Nationale Postcode Loterij deelnemers te kunnen aanbieden, werd op 1 januari 2015 overgenomen door Zilveren Kruis Achmea. Agis heeft daarom de overeenkomst met Herland opgezegd per eveneens 1 januari 2015. Herland heeft vervolgens de collectieve zorgverzekering voor de loterijdeelnemers ondergebracht bij Delta Lloyd Zorgverzekeringen.
2.8.
In het kader van de overstap van Agis naar Delta Lloyd is een geschil ontstaan tussen Herland en Spirit. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat Herland de overeenkomst met Spirit, inhoudende dat Herland een deel van de retourprovisie aan Spirit afdroeg, heeft opgezegd met ingang van 1 juli 2016. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 18 juni 2019 geoordeeld dat die opzegging rechtsgeldig was.
2.9.
De Nationale Postcode Loterij heeft medio 2016 te kennen gegeven niet langer de collectieve zorgpolis te kunnen aanbieden aan deelnemers.
2.10.
[naam aandeelhouder] is op [overlijdensdatum] overleden.
2.11.
Herland heeft op 11 november 2016 een voorstel gedaan aan Via Nova om de provisieovereenkomst te beëindigen per 1 januari 2017. Via Nova heeft dit voorstel afgewezen.
2.12.
Op 25 juni 2019 heeft Herland de provisieovereenkomst opgezegd met ingang van 1 januari 2020. Via Nova heeft de rechtsgeldigheid van die opzegging betwist.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Via Nova vordert dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat de opzegging door Herland van 25 juni 2019 van de overeenkomst met Via Nova, voor zover tussen beide partijen bestaande, niet rechtsgeldig is geschied en mitsdien het beoogde rechtsgevolg, namelijk beëindiging van die overeenkomst en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichting van Herland jegens Via Nova op 31 december 2019, niet is ingetreden;
II voor recht verklaart dat Herland ook op en na 31 december 2019 verplicht is gevolg te geven aan de door haar afgegeven en bij brieven van 5 juli en 6 december 2007 jegens Via Nova schriftelijk gegarandeerde betalingsverplichting betreffende doorbetaling aan Via Nova van het evenredige gedeelte van de door Herland uit de bestaande collectieve zorgverzekeringsovereenkomst ontvangen en nog te ontvangen retourprovisies;
III Herland veroordeelt om binnen veertien dagen na het ten deze te wijzen vonnis en tegen behoorlijk bewijs van kwijting ter zake voormeld verschuldigd aan Via Nova te voldoen het bedrag van in hoofdsom € 534.830,26 over de periode van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2019, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, te vermeerderen met de wettelijke vertragingsrente daarover vanaf 30 september 2016, de eerste dag waartegen zulks is aangezegd, althans vanaf 1 januari 2017, een latere dag waartegen zulks is aangezegd, althans vanaf 1 januari 2020, de laatste dag waartegen zulks is aangezegd, althans vanaf de dag van betekening van deze dagvaarding, alsmede te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 4.459,15;
IV Herland veroordeelt om vanaf 1 januari 2020 en totdat de overeenkomst met c.q. haar betalingsverplichting ten opzichte (toevoeging Rb: van) Via Nova rechtsgeldig is beëindigd, maandelijks het evenredige gedeelte van de door Herland uit de bestaande collectieve zorgverzekeringsovereenkomst ontvangen retourprovisies, althans een zodanig gedeelte als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, aan Via Nova te voldoen onder eveneens maandelijkse overlegging van de justificatoire bescheiden waaruit de omvang van de betalingsverplichting van Herland genoegzaam door Via Nova kan worden gekend;
V Herland veroordeelt in de kosten van deze procedure en tevens bepaalt dat Herland de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling verschuldigd zal zijn, indien en voor zover betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, zomede Herland veroordeelt tot betaling van de nakosten en deze nakosten begroot op € 157,00 zonder dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, verhoogd met een bedrag van € 82,00 indien en voor zover Herland niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en het vonnis om die reden is betekend, met de bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening zijn betaald en Herland aldus in verzuim is, zij daarover de wettelijke rente verschuldigd is tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Via Nova legt hieraan ten grondslag dat Herland haar overeenkomst met Via Nova moet nakomen omdat Herland de duurovereenkomst heeft opgezegd, terwijl opzegging daarvan niet mogelijk is. Via Nova stelt daartoe primair dat sprake is van een niet opzegbare eenzijdige duurovereenkomst. Als sprake is van een wederkerige duurovereenkomst, stelt Via Nova dat de partijdoeling is dat de overeenkomst in het geheel niet opzegbaar is. Voor zover opzegging wel mogelijk is, kan daar volgens Via Nova slechts toe worden overgegaan als sprake is van een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging. Een dergelijke grond is er in dit geval niet. Bij opzegging dient ook een redelijke opzegtermijn in acht te worden genomen en een vergoeding te worden betaald, aldus Via Nova. Dat heeft Herland niet gedaan. Tot slot is Via Nova van mening dat zij door het wegvallen van Spirit per
1 juli 2016 en het overlijden van [naam aandeelhouder] op [overlijdensdatum] recht heeft op meer dan 25% van de totale retourprovisie.
3.3.
Herland voert verweer.
in reconventie
3.4.
Herland vordert dat de rechtbank bij vonnis Via Nova, uitvoerbaar bij voorraad:
veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Herland te betalen een schadebedrag van € 141.899,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden (Rb begrijpt 14 oktober 2020, dag van het nemen van de eis in reconventie) en te berekenen tot de dag der algehele voldoening met veroordeling van Via Nova in de kosten van deze procedure.
3.5.
Herland legt hieraan ten grondslag dat Via Nova het door Herland op 11 november 2016 gedane voorstel tot beëindiging van de provisieovereenkomst had moeten accepteren. Door het voorstel af te wijzen, is Via Nova volgens Herland toerekenbaar tekort geschoten in de uitvoering of beëindiging van de overeenkomst, dan wel heeft zij misbruik van recht gemaakt.
3.6.
Via Nova voert verweer.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
In de kern dienen in conventie twee vragen te worden beantwoord. De eerste vraag is of en, zo ja, onder welke voorwaarden Herland gerechtigd was de provisieovereenkomst op te zeggen. De tweede vraag is of Via Nova recht had op meer dan 25% van de door de zorgverzekeraar aan Herland betaalde retourprovisie nadat de overeenkomst tussen Herland en Spirit was geëindigd en nadat [naam aandeelhouder] was overleden.
Is de overeenkomst opzegbaar en zo ja, onder welke voorwaarden?
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat de tussen partijen gesloten provisieovereenkomst een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd is, waarin niet is voorzien in een opzeggingsmogelijkheid. De rechtbank volgt partijen hierin.
4.3.
De provisieovereenkomst is bovendien, anders dan Via Nova stelt, een wederkerige overeenkomst. Partijen hebben over en weer verbintenissen op zich genomen. Via Nova heeft de constructie bedacht of meebedacht en haar directeur, [naam directeur] , heeft zijn netwerk en kennis van zaken ingebracht. Verder heeft Via Nova, zo heeft zij onweersproken gesteld, herhaaldelijk gedeeld in de kosten verband houdende met de instandhouding en uitbreiding van de collectieve zorgpolis. Herland heeft daartegenover als verplichting op zich genomen om een deel van de retourprovisie aan Via Nova uit te keren.
4.4.
Of en, zo ja, onder welke voorwaarden een duurovereenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan en waarin partijen niet hebben voorzien in opzegging, opzegbaar is, wordt volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad bepaald door de inhoud daarvan en door de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen. Indien wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. Op grond van artikel 6:248 lid 1 BW kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat. Die eisen kunnen voorts in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding. [1]
4.5.
In dit geval kenmerkt de provisieovereenkomst zich door samenwerking en communicatie. Via Nova had, zoals hiervoor is overwogen, specifiek tot taak om het contact met de Nationale Postcode Loterij te verzorgen. Herland moest de contacten met de zorgverzekeraar onderhouden. Partijen moesten ook met elkaar samenwerken en communiceren om de collectieve zorgverzekering en daarmee de provisieovereenkomst tot een succes te maken. Anders dan bijvoorbeeld de in rechtspraak vaak voorkomende gevallen waarbij zaken geleverd moeten worden, zou de provisieovereenkomst in dit geval niet kunnen worden voortgezet als de relatie tussen partijen gebrouilleerd raakt. Flessen wijn kunnen ook worden geleverd door en aan partijen die niet probleemloos door dezelfde deur kunnen; een overeenkomst die drijft op communicatie kan nauwelijks of niet worden voortgezet indien partijen niet meer door dezelfde deur kunnen.
4.6.
Van belang voor de beantwoording van de opzegvraag is verder dat Via Nova haar afgesproken taak niet meer kon uitoefenen nadat de Nationale Postcode Loterij zich medio 2016 terugtrok. Via Nova heeft onvoldoende gesteld dat zij daarna een andere taak had kunnen vervullen ten behoeve van het behoud of de uitbreiding van de overeenkomst met de zorgverzekeraar. Van belang is verder dat de provisieovereenkomst na het wegvallen van de Nationale Postcode Loterij nog drie en een half jaar heeft geduurd. In die periode heeft Via Nova retourprovisie ontvangen, zonder daarvoor nog iets te hoeven doen.
4.7.
Gelet op de specifieke taak van Via Nova, het wegvallen van die taak en het ontbreken van een nieuwe taak, oordeelt de rechtbank dat de eisen van redelijkheid en billijkheid na het afscheid van de Nationale Postcode Loterij, mede gelet op de aard van de overeenkomst die zich kenmerkte door samenwerking en communicatie, niet (langer) met zich meebrachten dat opzegging slechts mogelijk was als daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestond.
4.8.
Via Nova heeft verder gesteld dat als de provisieovereenkomst al mocht worden opgezegd, Herland dat slechts mocht doen met inachtneming van een redelijke termijn en onder betaling van een redelijke vergoeding. De zes maanden opzegtermijn die Herland in acht heeft genomen, is volgens Via Nova niet als redelijke termijn aan te merken, gelet op de voorgeschiedenis en de afgegeven garantie. Herland heeft ook geen vergoeding aangeboden.
4.9.
Als veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat een opzegtermijn in acht moest worden genomen, dan is de door Herland in acht genomen opzegtermijn van zes maanden in ieder geval redelijk. Daarbij is doorslaggevend dat Via Nova ten tijde van de opzegging al drie en een half jaar geen actieve rol meer speelde, dat zij al die tijd wel 25% van de totale retourprovisie ontving en dat is gesteld noch gebleken dat Via Nova mogelijk door haar gedane investeringen vanaf het sluiten van de provisieovereenkomst in 2007 niet (ruimschoots) heeft terugverdiend. Door na de opzegging nog een opzegtermijn van zes maanden in acht te nemen, heeft Via Nova feitelijk vier jaar lang aanzienlijke inkomsten gehad zonder daarvoor enige inspanning te verrichten. Deze omstandigheid maakt eveneens dat de eisen van redelijkheid en billijkheid niet (langer) vergden dat Herland de provisieovereenkomst slechts mocht opzeggen onder gelijktijdige betaling van een (schade)vergoeding.
4.10.
Het voorgaande betekent dat Herland de provisieovereenkomst met Via Nova rechtsgeldig heeft opgezegd en dat deze per 1 januari 2020 is geëindigd. De vorderingen van Via Nova onder I, II en IV liggen daarom voor afwijzing gereed.
Had Via Nova recht op meer dan 25% van de retourprovisie?
4.11.
Via Nova stelt dat partijen zijn overeengekomen dat iedere partij een gelijk deel van de retourprovisie krijgt. Bij aanvang van de provisieovereenkomst was sprake van vier partijen die in gelijke mate deelden in de retourprovisie. Door het wegvallen van twee partijen, is het aandeel van Via Nova evenredig gegroeid.
4.12.
De door Via Nova voorgestane uitleg ligt niet voor de hand alleen al niet omdat op grond van de overeenkomst met de zorgverzekeraar slechts één partij recht heeft op de volledige provisie: Herland. Herland was in beginsel degene die kon bepalen wat met die provisie zou gebeuren. Uit de schriftelijke vastlegging van de provisieovereenkomst blijkt slechts dat Herland zich heeft verplicht om 25% van de door haar ontvangen provisie aan Via Nova af te dragen. Waarom in dit geval waar een partij wegvalt maar Via Nova daardoor geen taakverzwaring krijgt, Via Nova wel een groter deel van de provisie zou moeten ontvangen, is door Via Nova onvoldoende feitelijk onderbouwd.
4.13.
De conclusie van het voorgaande is dat Herland tot het einde van de provisieovereenkomst verplicht was om 25% van de totale retourprovisie aan Via Nova te betalen; niet meer. Aangezien tussen partijen niet in geschil is dat Herland tot het einde van de provisieovereenkomst heeft voldaan aan die verplichting, heeft Via Nova niets meer van Herland te vorderen. Dientengevolge wordt ook de vordering van Via Nova onder III afgewezen.
Proceskosten in conventie
4.14.
Via Nova zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Herland worden begroot op € 4.131,00 aan griffierecht en € 6.428,00 aan salaris advocaat (2,0 punten × tarief VII € 3.214,00), in totaal € 10.559,00.
in reconventie
4.15.
De vordering van Herland is gegrond op de stelling dat Via Nova verplicht was het door Herland op 11 november 2016 gedane voorstel tot beëindiging van de provisieovereenkomst te accepteren.
4.16.
Zo een partij al verplicht kan worden om in te stemmen met beëindiging van een overeenkomst, bestaat een dergelijke verplichting alleen als daarvoor bijzondere omstandigheden aanwezig zijn. Die zijn niet door Herland gesteld, zodat zij niet aan haar stelplicht heeft voldaan. De vorderingen in reconventie worden daarom afgewezen.
4.17.
Herland zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Via Nova worden begroot op: € 1.770,00 (2,0 punten × 0,5 × tarief V € 1.770,00) aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Via Nova in de proceskosten, aan de zijde van Herland tot op heden begroot op € 10.559,00,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen af,
5.4.
veroordeelt Herland in de proceskosten, aan de zijde van Via Nova tot op heden begroot op € 1.770,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
in conventie en in reconventie
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman, mr. J.R. Sijmonsma en mr. T. Dohmen en is in het openbaar uitgesproken. [2]

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:141.
2.type: TD