Via Nova vordert dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat de opzegging door Herland van 25 juni 2019 van de overeenkomst met Via Nova, voor zover tussen beide partijen bestaande, niet rechtsgeldig is geschied en mitsdien het beoogde rechtsgevolg, namelijk beëindiging van die overeenkomst en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichting van Herland jegens Via Nova op 31 december 2019, niet is ingetreden;
II voor recht verklaart dat Herland ook op en na 31 december 2019 verplicht is gevolg te geven aan de door haar afgegeven en bij brieven van 5 juli en 6 december 2007 jegens Via Nova schriftelijk gegarandeerde betalingsverplichting betreffende doorbetaling aan Via Nova van het evenredige gedeelte van de door Herland uit de bestaande collectieve zorgverzekeringsovereenkomst ontvangen en nog te ontvangen retourprovisies;
III Herland veroordeelt om binnen veertien dagen na het ten deze te wijzen vonnis en tegen behoorlijk bewijs van kwijting ter zake voormeld verschuldigd aan Via Nova te voldoen het bedrag van in hoofdsom € 534.830,26 over de periode van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2019, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, te vermeerderen met de wettelijke vertragingsrente daarover vanaf 30 september 2016, de eerste dag waartegen zulks is aangezegd, althans vanaf 1 januari 2017, een latere dag waartegen zulks is aangezegd, althans vanaf 1 januari 2020, de laatste dag waartegen zulks is aangezegd, althans vanaf de dag van betekening van deze dagvaarding, alsmede te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 4.459,15;
IV Herland veroordeelt om vanaf 1 januari 2020 en totdat de overeenkomst met c.q. haar betalingsverplichting ten opzichte (toevoeging Rb: van) Via Nova rechtsgeldig is beëindigd, maandelijks het evenredige gedeelte van de door Herland uit de bestaande collectieve zorgverzekeringsovereenkomst ontvangen retourprovisies, althans een zodanig gedeelte als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, aan Via Nova te voldoen onder eveneens maandelijkse overlegging van de justificatoire bescheiden waaruit de omvang van de betalingsverplichting van Herland genoegzaam door Via Nova kan worden gekend;
V Herland veroordeelt in de kosten van deze procedure en tevens bepaalt dat Herland de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling verschuldigd zal zijn, indien en voor zover betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, zomede Herland veroordeelt tot betaling van de nakosten en deze nakosten begroot op € 157,00 zonder dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, verhoogd met een bedrag van € 82,00 indien en voor zover Herland niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en het vonnis om die reden is betekend, met de bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening zijn betaald en Herland aldus in verzuim is, zij daarover de wettelijke rente verschuldigd is tot aan de dag der algehele voldoening.