3.3.2Bewijsmiddelen
Verklaring van [naam moeder] , de moeder van [slachtoffer] .
[verdachte] en ik zijn al 6 jaar samen waarvan een jaar getrouwd. Mijn kinderen [slachtoffer] en [broer slachtoffer] wonen een deel van de week bij ons en een deel van de week bij hun vader. Op 5 september 2020 hebben we de verjaardagen van [slachtoffer] en [zoon slachtoffer] , de zoon van [verdachte] , gevierd in onze woning in de gemeente Venray. Ik ging rond 22.30 uur naar bed. Op 6 september 2020 rond 3.30 uur werd ik wakker en ik hoorde dat [verdachte] zei: " [slachtoffer] heeft overgegeven van zattigheid". Ik ben naar beneden gelopen omdat [verdachte] zei dat [slachtoffer] beneden op de bank lag. Beneden gekomen zag ik [slachtoffer] echter niet op de bank liggen. Op dat moment kwam [slachtoffer] huilend de kamer in. Volgens mij kwam ze uit de kelder. Op een gegeven moment gaf [slachtoffer] aan dat ’ [verdachte] alles met seks met haar heeft gedaan’.
Verklaring [slachtoffer]
Op 5 september 2020 hebben we mijn verjaardag gevierd thuis in Venray. Ik ben gaan drinken toen mama naar bed ging. We hebben met zijn vieren een drankspelletje gedaan Dat waren [verdachte] , [zoon slachtoffer] , [broer slachtoffer] en ik. Tegen middernacht kwam [naam] , de vriendin van [zoon slachtoffer] . Op 6 september 2020 ging ik rond kwart over twaalf naar bed, de rest was nog beneden. In bed moest ik overgeven. Vervolgens hebben [naam] , [verdachte] en [zoon slachtoffer] mij naar beneden gehaald en heb ik op de bank gelegen. Volgens mij ben ik meteen gaan slapen want ik heb niet meegekregen wat de rest ging doen. Van mama hoorde ik dat [naam] en [zoon slachtoffer] rond 2.00 uur zijn weggegaan. Dat had zij gezien op de camera. Het eerste wat ik vervolgens merkte, is dat [verdachte] er was en dingen aan het doen was, aanraken en zo, vervolgens heeft hij mij gevingerd, gebeft en seks met mij gehad. [verdachte] raakte mij aan, aan mijn borsten en vagina. Hij trok mijn onderbroek uit en schoof mijn hemd en trui naar boven. Hij wreef met zijn hand over mijn blote borsten en vagina. Daarna ging hij met zijn vingers in mijn vagina. Dat deed pijn. Ik had de hele tijd mijn ogen dicht, omdat ik deed alsof ik sliep, omdat ik bang was. Ik weet dat het [verdachte] was. Er was geen andere man in huis. Ik voelde zijn buik met haar. [verdachte] begon met kleine stappen. Hij vingerde mij en hij likte met zijn tong aan mijn vagina. Vervolgens heeft hij gewoon seks met mij. Ik voel dat hij zijn piemel in mijn vagina steekt. Hij gaat een aantal keren op en neer. Daarna ging hij weer vingeren en beffen. Er zat geen volgorde in, hij begon steeds opnieuw. Hij heeft ook nog met zijn tong aan mijn borsten gelikt. Hij heeft ook zijn piemel in mijn anus gestopt. Hij ging een aantal keren op en neer, maar niet zo vaak als vaginaal. Hij draaide mij steeds om, zo kon hij bij mijn anus. Hij heeft zich afgetrokken en is klaargekomen op mijn billen.
Proces verbaal relaas forensische onderzoeken zedenmisdrijf.
Forensisch medisch onderzoek, veiligstellen onderbroek en afname referentiemateriaal,
slachtoffer [slachtoffer]
Op zondag 6 september 2020 omstreeks 15:30 uur werd in de onderzoeksruimte van het
Centrum Seksueel Geweld (CSG) van het MUMC+ ziekenhuis bij het slachtoffer [slachtoffer]
een forensisch medisch onderzoek ingesteld. De bemonsteringen werden middels een
zedenkit veiliggesteld [SIN ZAAD1268NL]. Tevens werd de onderbroek [SIN AANZ1474NL] en referentiemateriaal (wangslijmvlies) van het slachtoffer veiliggesteld [SIN WAAE2966NL].
Forensisch medisch onderzoek, verdachte [verdachte]
Op zondag 6 september 2020 omstreeks 20:00 uur werd in een onderzoeksruimte binnen
het cellencomplex van de politie in Roermond, een forensisch medisch onderzoek
ingesteld bij de verdachte [verdachte] .
Op maandag 7 september 2020 werd van de verdachte [verdachte] wangslijmvlies
afgenomen.
Extern forensisch onderzoek (TMFI)
Op vrijdag 11 september 2020 werden de volgende sporen t.b.v. een DNA-onderzoek
verzonden aan het TMFI:
SIN-nummer spoor omschrijving
ZAAD1306NL zedenkit, verdachte [verdachte]
ZAAD1268NL zedenkit, slachtoffer [slachtoffer]
WAAE2318NL wangslijmvlies, verdachte [verdachte]
WAAE2966NL wangslijmvlies, slachtoffer [slachtoffer]
Deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek
Door The Maastricht Forensic Institute, (hierna TMFI) is forensisch DNA-onderzoek verricht. Hierbij zijn de opgestelde DNA-profielen vergeleken met de DNA-profielen van verdachte [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer] . Uit dit onderzoek zijn een viertal resultaten verkregen:
1. Resultaat van het DNA-onderzoek aan de zedenkit van verdachte [verdachte] .
- Penishuid (ZAAD1306NL#03), Verdachte [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer] kunnen donor zijn van celmateriaal.
- Scrotum (ZAAD1306NL#04), Verdachte [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer] kunnen donor zijn van celmateriaal.
2. Resultaat van het DNA-onderzoek aan zedenkit van slachtoffer [slachtoffer] .
- Buitenste schaamlippen Epitheelcelfractie (ZAAD1268NL#01EF), Slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte] kunnen donor zijn van celmateriaal.
- Om de anus Epitheelcelfractie (ZAAD1268NL#04EF), Slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte] kunnen donor zijn van celmateriaal.
Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal van slachtoffer [slachtoffer] in de bemonstering penishuid ZAAD1306NL#03 is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen.
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van verdachte [verdachte] en
slachtoffer [slachtoffer] .
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van verdachte [verdachte] en een onbekende, niet verwante persoon.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal van de verdachte [verdachte] in de bemonstering epitheelcelfractie buitenste schaamlippen ZAAD1268NL#01 is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen.
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte] .
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer] en een
onbekende, niet verwante persoon.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is
3.3.2Bewijsoverwegingen van de rechtbank
Het onder 1 ten laste gelegde
Gelet op voorgaand bewijsmiddelenoverzicht is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn 14-jarige stiefdochter, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Betrouwbaarheid
Anders dat de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] als betrouwbaar zijn aan te merken. Haar eerste verklaring bij het informatief gesprek stemt overeen met haar verklaring een aantal dagen later, waarin zij op vragen van de verbalisanten gedetailleerder vertelt over de handelingen die hebben plaatsgevonden. Uit niets blijkt dat [slachtoffer] haar verklaring heeft verzonnen of heeft willen aandikken. Integendeel, zij geeft eerlijk aan het antwoord op bepaalde vragen niet te weten of niet zeker te weten.
Haar verklaring over de seksuele handelingen door de verdachte vindt voorts bevestiging in de uitslagen van het forensisch DNA onderzoek. Er is op 4 plaatsen, te weten op de buitenste schaamlippen, rond de anus, penishuid en scrotum, een DNA mengprofiel aangetroffen met celmateriaal van zowel de verdachte als [slachtoffer] . Daarnaast wordt geconstateerd dat er geen andere mengprofielen zijn aangetroffen op overige plaatsen op de lichamen van de verdachte dan wel [slachtoffer] en dat er bovendien ook geen sporen zijn aangetroffen van de overige huisgenoten. Hieruit volgt dat er geen begin van aannemelijkheid is voor de stelling van de verdediging dat het aangetroffen DNA het gevolg zou kunnen zijn van secundaire ofwel onschuldige DNA overdracht.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde.
Dat is anders voor het onder 2 ten laste gelegde. In het dossier bevinden zich ten aanzien van dit feit geen verklaringen of andere bewijsmiddelen die de verklaring van [slachtoffer] ondersteunen. De verklaringen van de moeder, vader en stiefzus, zoals door de officier van justitie aangehaald kunnen daartoe naar het oordeel van de rechtbank niet dienen, nu deze enkel zien op de context waarin de verklaring van [slachtoffer] naar voren is gekomen. Evenmin kan de ‘modus operandi’ die veel overeenkomsten zou vertonen met het onder 1 ten laste gelegde dienen als steunbewijs, nu ook deze voornamelijk is gebaseerd op de verklaring van [slachtoffer] , zodat slechts sprake is van bewijs afkomstig uit één bron, waardoor niet wordt voldaan aan het in het Wetboek van Strafvordering genoemde wettelijk bewijsminimum. De verdachte zal daarom voor het onder feit 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.