Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het vonnis in incident van 16 december 2020,
- de akte uitlating partijen van 10 februari 2021 van de provincie met productie 23,
- de akte uitlating van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] van 3 maart 2021,
- de antwoordakte eiser van de provincie van 31 maart 2021.
2.De verdere beoordeling
in conventie
“Grasland kan in principe succesvol ingezaaid worden van medio maart tot medio november, mits de draagkracht van de grond het toelaat. (..) Hiertoe moet de bodem voldoende droog zijn, zodat met een trekker en machine geen sporen in het land gereden worden en grondbewerking goed is uit te voeren. (..) In natte perioden is de bovengrond verzadigd met water en berijding van de bodem leidt dan snel tot spoorvorming en structuurbederf, in het bijzonder op zwaardere gronden, zoals sterk lemige lössgrond. Structuurbederf geeft een onvoldoende en onregelmatige opkomst van gras en belemmert de vorming van optimaal productief grasland. (..)”Hoewel de notitie enkel spreekt van het belemmeren van de optimale vorming van productief grasland, ziet de rechtbank toch aanleiding om in dit verband enige voorzichtigheid te betrachten. Uitgaande van de notitie komt het de rechtbank alleszins redelijk voor indien, voorzichtigheidshalve, wordt uitgegaan van een periode van zes maanden waarin het inzaaien van gras in ieder geval met succes mogelijk moet worden geacht. Oftewel de helft van het jaar. Dit feit vormt een belangrijke bijdrage in de redengeving om gebruik te maken van de bevoegdheid om te matigen. Onverkorte handhaving van het boetebedrag zou, nu nakoming gedurende om en nabij de helft van het jaar moeilijk dan wel onmogelijk is, leiden tot een onaanvaardbaar resultaat. Van belang is verder dat het in dit geval een overeenkomst betreft die is gesloten tussen een burger en een overheidsorgaan, waarbij het overheidsorgaan zonder nadere toelichting en onderhandeling de boete in het contract heeft opgenomen. In dat verband moet niet uit het oog worden verloren dat, zoals de rechtbank reeds eerder in meergenoemd tussenvonnis heeft overwogen, het een dergelijk orgaan niet past om een burger tot de bedelstaf te brengen. Niet ondenkbaar is, gelet op de hoogte van het boetebedrag, dat onverkorte handhaving van de boete zou leiden tot het (persoonlijk) faillissement van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] en of zijn (gezamenlijk met anderen gedreven) ondernemingen. Onverkorte handhaving van het boetebedrag, zou in dat geval dus (eveneens) leiden tot een buitensporig, en dus onaanvaardbaar, resultaat. Teneinde te beoordelen of (en wanneer), bij benadering, hiervan sprake zou kunnen zijn, heeft de rechtbank [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] , zoals reeds eerder overwogen, bevolen om gegevens over zijn financiële situatie in het geding te brengen. Dit heeft [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] ook gedaan.
11.997,00(3,0 punten × tarief € 3.999,00)
3.999,00(2 punten × factor 0,5 × tarief € 3.999,00)