14.2.Verder laat artikel 3, derde lid, van de Wob, op grond waarvan de indiener van een Wob-verzoek geen belang bij zijn verzoek behoeft te stellen, onverlet dat de bevoegdheid tot het indienen van een Wob-verzoek met een bepaald doel is toegekend, namelijk dat in beginsel een ieder kennis kan nemen van overheidsinformatie. Nu misbruik van recht zich kan voordoen indien een bevoegdheid wordt aangewend voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven, kan het doel van een Wob-verzoek relevant zijn om te beoordelen of misbruik van recht heeft plaatsgevonden.
Het oordeel van de rechtbank
15. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseressen de gevraagde stukken in het Wob-verzoek wensen te verkrijgen met het oog op het opstarten van een staatssteunprocedure tegen de gemeente Heerlen en Weller. Zoals volgt uit de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 29 januari 2020, maakt de enkele omstandigheid dat eiseressen de Wob gebruiken om informatie te verkrijgen die zij in een andere procedure willen gebruiken maar in die procedure niet zonder meer kunnen verkrijgen, niet dat er sprake is van misbruik van recht. Dit doet zich slechts voor in het geval van bijzondere omstandigheden. De rechtbank deelt het standpunt van verweerder en Weller dat van dergelijke omstandigheden in dit geval sprake zijn. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat onbestreden is dat eiseressen meerdere procedures hebben gevoerd tegen de gemeente Heerlen.
16. Zo heeft eiseres 1 bij dagvaarding van 15 januari 2020 een bodemprocedure aangespannen tegen de gemeente Heerlen en Weller in verband met de beschuldiging dat staatssteun zou zijn verleend in het kader van de vastgoedontwikkeling Maankwartier te Heerlen. Deze procedure loopt nog. Nadat de gemeente van Maankwartier kantoorruimte had gekocht in het Maankwartier, heeft eiseres 2 in 2014 in kort geding het stopzetten gevorderd van de uitvoering van de tussen de gemeente en Maankwartier gesloten koopovereenkomst met betrekking tot het stadskantoor Maankwartier, omdat de gemeente steun zou hebben verleend aan Maankwartier. Volgens eiseres 2 had deze steun gemeld moeten worden bij de Europese Commissie. Deze vordering is bij uitspraak van
26 september 2014 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank afgewezen. In juli 2005 heeft eiseres 1 in een bodemprocedure de gemeente Heerlen beschuldigd van steun aan Maankwartier en een vordering ingediend tot stopzetting van de uitvoering van de koopovereenkomst met betrekking tot het stadskantoor Maankwartier en vergoeding van beweerdelijk geleden schade uit hoofde van onrechtmatige daad. Bij vonnis van 3 augustus 2016 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Maastricht, de vorderingen van eiseres 1 afgewezen omdat zij ook in de bodemprocedure niet heeft aangetoond dat er sprake is van staatssteun op grond van artikel 107, eerste lid, van het VWEU.
17. Vervolgens heeft eiseres 1 in april 2016 een kort geding aangespannen tegen de gemeente en het UWV. Daarin vorderde eiseres de stopzetting van de uitvoering van de tussen de gemeente en het UWV gesloten huurovereenkomst. Volgens eiseres 1 kon de gemeente als onderneming worden beschouwd die staatssteun zou hebben ontvangen van het UWV. De voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, heeft bij vonnis van 12 mei 2016 ook die vordering afgewezen, omdat eiseres 1 niet heeft aangetoond in staatssteunrechtelijke zin belanghebbende te zijn en evenmin is gebleken dat de tussen gemeente en het UWV overeengekomen huurprijs niet marktconform is. Eiseres 1 is vervolgens een bodemprocedure gestart tegen de gemeente en het UWV. Deze vorderingen zijn op 18 oktober 2017 afgewezen door de rechtbank Amsterdam, omdat de gemeente en het UWV de huurovereenkomst zijn aangegaan binnen de uitoefening van de aan hen toekomende bevoegdheden van openbaar gezag waardoor de staatssteunregels van artikel 107 van de VWEU niet op hun huurrelatie van toepassing zijn. Eiseres 1 heeft verder hoger beroep ingesteld tegen de rechtbankuitspraak van 3 augustus 2016 en daarbij naast de stelling dat er sprake is van verboden staatssteun schadevergoeding gevorderd omdat wanneer de gemeente niet het stadkantoor Maankwartier zou hebben gekocht volgens haar de kans 90% respectievelijk 75% zou zijn geweest dat gemeente haar panden aan de Schinkelstraat 4 en de Oliemolenstraat 60 zou hebben gekocht. Deze procedure loopt nog. Daarnaast heeft eiseres hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 oktober 2017. Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 11 juni 2019 de vorderingen van eiseres afgewezen en geoordeeld dat de gemeente Heerlen geen onderneming is in de zin van artikel 107 van het VWEU, zodat geen sprake kan zijn van door het UWV aan de gemeente verleende staatssteun in de zin van voormelde verdragsbepaling.
18. Door verweerder zijn verder berichten van social media van de heer [X] overgelegd. Op deze berichten laat hij zich, zacht uitgedrukt, negatief uit over de gemeente en het Maankwartier. Ook heeft verweerder een brief overgelegd van de heer [X] van 30 januari 2020 waaruit blijkt dat hij het Maankwartier en Weller zwart maakt bij potentiële beleggers, kopers en huurders voor het Maankwartier, en huurders tracht te bewegen om intrek te nemen in een van zijn panden in plaats van in het Maankwartier.
19. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat eiseres de gevraagde informatie in de onderhavige Wob-procedure enkel wenst te gebruiken voor haar eigen belang en niet voor openbaarmaking voor eenieder. Dat volgt onder meer ook uit de diverse door eiseressen gestarte procedures, waarnaar eiseressen in onder meer het beroepschrift uitgebreid verwijzen. Dit wordt naar het oordeel van de rechtbank verder versterkt door de gedragingen van de heer [X] op social media en jegens potentiële beleggers, kopers en huurders voor het Maankwartier. Naar het oordeel van de rechtbank is er van de zijde van eiseressen sprake van zodanige bijzondere omstandigheden dat aangenomen dient te worden dat eiseressen te kwader trouw handelen en hier sprake is van misbruik van recht.
20. Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard. De beroepsgronden die zich richten tegen de afwijzing van de openbaarmaking op grond van de weigeringsgronden uit de Wob behoeven geen nadere bespreking.
21. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van mr. D.S.A.W. Raes, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2021.
Afschrift verzonden aan partijen op: 11 augustus 2021