Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding van 14 oktober 2020 met 24 producties
- de conclusie van antwoord met 15 producties
- de rolbeslissing van 7 januari 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte houdende vermeerdering van eis van 21 april 2021
- de door WIO bij B8 bericht van 16 april 2021 ingebrachte aanvullende producties 25 t/m 27
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 29 april 2021.
2.De feiten
Namens de heer mr. [naam betrokken advocaat] zend ik u in opgemelde zaak de opdrachtbevestiging voorzien van de algemene voorwaarden van ons kantoor”. In de bijlage bij die e-mail, de brief van 13 september 2016, is op pagina één te lezen dat [naam advocatenkantoor] het (betreffende) dossier met kenmerk “SKOM/ [werknemer] ” in behandeling neemt en dat op de opdracht en vervolgopdrachten de algemene voorwaarden van [naam advocatenkantoor] (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing zijn.
Werkgever zal de kosten van scholing, coaching of begeleiding van Werknemer voor haar rekening nemen tot maximaal een bedrag van EUR 6.000,- inclusief BTW na ontvangst van een op naam van Werknemer c.q. Werkgever gestelde factuur van het externe bureau. Deze kosten zullen tot 1 januari 2018 aan Werknemer worden vergoed. Na 1 januari 2018 zal een eventueel restbedrag - na inhoudingen bruto – netto - aan Werknemer worden uitgekeerd.”
(…) Met betrekking tot het aanbod ondersteuning extern is een bedrag ten behoeve van opleiding ter beschikking gesteld. Dit bedrag is hoger dan het bedrag van EUR 3.000,- waaraan het Participatiefonds in het Reglement refereert bij een dienstverband van tien jaar of korter. Het bedrag is ook uitbetaald en naar ik heb begrepen is dit zonder deugdelijke facturering gedaan zoals in de vaststellingsovereenkomst is vastgelegd. (…)
Met mijn brief van 14-11-2018, kenmerk [kenmerk] , heb ik u verzocht de modelverklaring “aanbod ondersteuning extern” te overleggen. Daarbij heb ik aangegeven dat wanneer u geen gebruik heeft gemaakt van deze verklaring u dan ter zake overtuigende documenten dient te overleggen waaruit blijkt dat het door u aangeboden outplacementtraject t.w.v. € 6.000,00 voorafgaand aan het ontslag heeft ingekocht. Met uw reactie van 05-12-2018 heeft u een deel van de vaststellingsovereenkomst (pagina 6, kosten scholing, 15.) overgelegd. Uit dit stuk document valt niet op te maken of de activiteit ook daadwerkelijk voorafgaand aan het ontslag is ingekocht. Dit betekent dat niet is voldaan aan het gestelde in artikel 4:7:4-2 van het reglement Participatiefonds.”
Artikel 4:7:4 Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Er is namelijk niet met andere documenten aangetoond dat er sprake is van een aanbod ondersteuning extern (…). Daar komt nog bij dat de ingestuurde vaststellingsovereenkomst van 15 maart 2017 op pagina 6 onder punt 15 op een essentieel punt conflicteert met artikel 4:7:4 van het reglement. Het gaat daarbij om de volgende zinsnede.
Verder is in punt 15 van de vaststellingsovereenkomst van 15 maart 2017 het volgende opgenomen: “Werkgever zal de kosten van scholing, coaching of begeleiding van werknemer voor haar rekening nemen tot maximaal een bedrag van EUR 6.000,- inclusief BTW na ontvangst van een op naam van werknemer c.q. werkgever gestelde factuur van het externe bureau. Deze kosten zullen tot 1 januari 2018 aan werknemer worden vergoed. Na 1 januari 2018 zal een eventueel restbedrag - na inhoudingen bruto – netto - aan werknemer worden uitgekeerd.” Het alleen beschikbaar stellen van een bedrag voor scholing, coaching of begeleiding, het verstrekken van een positief getuigschrift en de toezegging dat een positieve referentie zou worden gegeven, is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de stichting in materiële zin heeft voldaan aan de in artikel 4.7.4, eerste lid, neergelegde verplichting om de werknemer ondersteuning te bieden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie. De stichting had meer inspanningen moeten verrichten. (…) Ook had zij in de vaststellingsovereenkomst meer waarborgen kunnen opnemen om ervoor te zorgen dat [werknemer] daadwerkelijk gebruik zou maken van de mogelijkheid om zelf de scholing, coaching of begeleiding in te kopen. De stichting heeft dit niet gedaan. Gelet op het voorgaande heeft het Participatiefonds de afwijzing van het vergoedingsverzoek terecht gehandhaafd.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Na 1 januari 2018 zal een eventueel restbedrag - na inhoudingen bruto – netto - aan werknemer worden uitgekeerd”) heeft gedaan en dat WIO conform die bepaling in mei 2018 een vrij besteedbaar bedrag aan [werknemer] heeft betaald, terwijl artikel 4:7:4 Reglement 2017/2018 voor een dergelijke uitkering geen enkele ruimte biedt.
… Onverminderd het bepaalde in artikel 6:89 BW, vervalt ieder vorderingsrecht in elk geval 12 maanden na het tijdstip waarop het ontstaan van de aansprakelijkheid redelijkerwijs bekend had moeten zijn en (zo dat niet kan worden vastgesteld) in ieder geval 2 jaren na de datum van de laatste factuur. Het in dit artikel bepaalde geldt ook jegens de Opdrachtgever indien een derde (tevens) schadevergoeding vordert in verband met een door [naam advocatenkantoor] aan Opdrachtgever verleende dienst.
4.982,00(2,0 punten × tarief VI ad € 2.491,00)