ECLI:NL:RBLIM:2021:6276

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
8500533 CV EXPL 20-2081
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van een zadel in een consumentenkoop

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft de kantonrechter op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en meerdere gedaagden over de non-conformiteit van een zadel. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.F. Stelten, stelde dat het door de gedaagden geleverde zadel niet voldeed aan de overeenkomst, omdat het te klein zou zijn voor haar paard. De gedaagden, waaronder een vennootschap onder firma en enkele vennoten die pro se optraden, werden vertegenwoordigd door mr. P.M.H. Cruts.

De procedure begon met een tussenvonnis op 25 november 2020, waarin een mondelinge behandeling werd bepaald. Tijdens deze behandeling op 15 april 2021 werd het zadel getoond en vergeleken met een ander zadel dat de eiseres had aangeschaft. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres niet had aangetoond dat het geleverde zadel gebrekkig was. De kantonrechter wees erop dat het bewijsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW niet in haar voordeel werkte, omdat de eiseres niet kon bewijzen dat er een afwijking van de overeenkomst was.

Uiteindelijk werd de vordering van de eiseres tot ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopsom afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres als de in het ongelijk gestelde partij moest worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de gedaagden, die op dat moment waren begroot op € 933,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8500533 CV EXPL 20-2081
Vonnis van de kantonrechter van 4 augustus 2021
in de zaak van:
[eiseres],
ten tijde van dagvaarden wonend te [woonplaats 1] ,
inmiddels woonachtig in [land] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. G.F. Stelten,
tegen:

1.de vennootschap onder firma[gedaagde sub 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[gedaagde sub 2], handelend in zijn hoedanigheid als vennoot van gedaagde sub 1 alsmede handelend pro se,
wonend te [woonplaats 2] ,
3.
[gedaagde sub 3], handelend in haar hoedanigheid als vennoot van gedaagde sub 1 alsmede handelend pro se,
wonend te [woonplaats 2] ,
4.
[gedaagde sub 4], handelend in haar hoedanigheid als vennoot van gedaagde sub 1 alsmede handelend pro se,
wonend te [woonplaats 3] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. P.M.H. Cruts.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 november 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
  • de ten behoeve van de mondelinge behandeling door [eiseres] ingediende productie 17
  • het proces-verbaal van bezichtiging en mondelinge behandeling op 15 april 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat op basis van hetgeen partijen over en weer aangevoerd hebben in de dagvaarding, conclusie van antwoord, conclusie van repliek, conclusie van dupliek en akte niet kan worden vastgesteld dat het door [gedaagde] geleverde zadel te klein was voor [naam paard] , het paard van [eiseres] . Om die reden is bij tussenvonnis de mondelinge behandeling bepaald, waarbij aan [eiseres] is opgedragen het bij [gedaagde] gekochte zadel mee te nemen, alsmede het door haar vervolgens gekochte zadel Custom maat M. [gedaagde] is opgedragen, indien hij daar nog over beschikt, het leenzadel mee te nemen.
2.2.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat het bewijsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW maakt dat [gedaagde] moet aantonen dat het zadel niet gebrekkig was bij levering, waarin hij volgens haar niet is geslaagd. De kantonrechter gaat hierin niet mee. Het bewijsvermoeden houdt voor zover van belang in dat bij een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart. Kortom: eerst moet vast staan dát er een afwijking van het overeengekomene is, en de bewijslast hiervan rust op [eiseres] .
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat ook op grond van het verhandelde tijdens de bezichtiging en mondelinge behandeling niet is komen vast te staan dat het door [gedaagde] geleverde zadel te klein was. De kantonrechter komt op grond van de volgende overwegingen tot dit oordeel.
2.4.
Op zitting is het door [gedaagde] aan [eiseres] verkochte zadel getoond en heeft [gedaagde] eenzelfde zadel getoond dat hij naar eigen zeggen zodanig heeft ingesteld dat het dezelfde afmetingen heeft als door (de door [eiseres] geraadpleegde) mevrouw [naam 1] is voorgesteld. Die stelling is van de zijde van [eiseres] niet betwist zodat die voor juist gehouden moet worden. Verder staat vast dat de kartonnen mal die past in het Custom zadel – het nieuwe zadel waar [eiseres] wel tevreden over is – ook past in het door [gedaagde] ingestelde zadel. Met andere woorden: het door [gedaagde] aan [eiseres] geleverde zadel is aan de voorkant bij de boom (“Kopfeisen”) zodanig verstelbaar dat dit daar even breed/smal gemaakt kan worden als het door [eiseres] gebruikte Custom zadel. Eerst ter zitting voert [eiseres] aan dat het door [gedaagde] geleverde zadel op een andere plek te smal zou zijn. Zij heeft dit gedaan door via de videoverbinding te wijzen op de plek waar het Custom zadel volgens haar breder is dan het door [gedaagde] geleverde zadel. Het gaat dan volgens haar om een plek midden in het zadel waar het zadel volgens [eiseres] niet breder of smaller gemaakt kan worden. De kantonrechter overweegt hierover dat [eiseres] dit standpunt niet eerder ingenomen heeft. Zij heeft zich ter onderbouwing van haar stelling dat het door [gedaagde] geleverde zadel gebrekkig was steeds gebaseerd op een verklaring van [naam 1] (schriftelijk vastgelegd door [naam 2] ) dat inhield dat het “Kopfeisen zu eng” is. Nu blijkt dat het door [gedaagde] geleverde zadel op die plek zodanig is in te stellen dat dit even breed gemaakt kan worden als het Custom zadel, wijzigt [eiseres] haar standpunt en wijst ze in feite op een ander gebrek in het geleverde zadel. Dit gebrek kon echter ter zitting niet vastgesteld worden omdat [eiseres] het Custom zadel niet heeft laten meenemen naar de zitting. Hierdoor is een vergelijking van dit zadel met het door [gedaagde] geleverde zadel niet mogelijk geweest. De gevolgen hiervan komen voor rekening van [eiseres] aangezien zij uitdrukkelijk was verzocht het Custom zadel mee te (laten) nemen naar de zitting. Hieruit volgt dat [eiseres] niet heeft aangetoond dat [gedaagde] aan haar een te klein zadel geleverd heeft.
2.5.
Op grond van voorgaande overwegingen zal de verklaring voor recht dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden is, worden afgewezen. Ook zal de vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst worden afgewezen. Immers kan niet in rechte worden vastgesteld dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenis tot levering van een deugdelijk zadel.
2.6.
[eiseres] heeft verder nog aangevoerd dat de overeenkomst moet worden vernietigd op grond van dwaling. Ook deze vordering is gegrond op de stelling dat het zadel niet passend zou zijn, en uit voorgaande blijkt dat dit niet in rechte kan worden vastgesteld, reden waarom ook deze vordering zal worden afgewezen.
2.7.
Omdat de overeenkomst niet is (of wordt) ontbonden, bestaat er geen ongedaanmakingsverbintenis en is [gedaagde] dus niet verplicht de koopsom aan [eiseres] terug te betalen. De vordering om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 3.060,00 zal dus eveneens worden afgewezen.
2.8.
Ook de gevorderde schadevergoeding zal worden afgewezen. Die post is namelijk eveneens gebaseerd op de niet in rechte vast staande veronderstelling dat het door [gedaagde] geleverde zadel non-conform was.
2.9.
Omdat de vordering om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de koopsom en de schadevergoeding wordt afgewezen, zal de vordering om hem te veroordelen tot betaling van de daarmee verband houdende buitengerechtelijke kosten eveneens worden afgewezen.
2.10.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 933,00 (3 punten x tarief € 311,00) aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na vandaag tot de dag van betaling.
2.11.
Aangezien de vordering van [eiseres] op alle onderdelen zal worden afgewezen, zal ook [eiseres] vordering om het vonnis te voorzien van een internationaal executiecertificaat als bedoeld in art. 53 van de Verordening (EG) nr. 1215/2012 worden afgewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst het door [eiseres] gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [gedaagde] tot vandaag begroot op € 933,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na vandaag tot de dag van betaling,
3.3.
verklaart onderdeel 3.2. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.
type: RW