ECLI:NL:RBLIM:2021:6258

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
9252964/AZ/21-93 04082021
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van de opzegging van de arbeidsovereenkomst en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap BOMACON B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer had zijn dienstverband opgezegd met een opzegtermijn van minder dan een maand, omdat hij een nieuwe baan had aanvaard. In overleg met de werkgever werd deze opzegging omgezet naar een geldige opzegging, maar de werkgever weigerde vakantie toe te kennen. De werknemer besloot daarom om eerder te vertrekken dan de oorspronkelijke opzegdatum.

De kantonrechter oordeelde dat het niet toekennen van vakantie en het aanvaarden van een nieuwe baan geen dringende reden opleverde voor de werknemer om zijn dienstverband met onmiddellijke ingang op te zeggen. De kantonrechter wees een schadevergoeding toe van één maand salaris aan de werkgever, omdat de werknemer onregelmatig had opgezegd. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer geen recht had op loon over de maand april 2021, omdat hij onterecht zijn dienstverband had opgezegd. De werkgever was wel verplicht om de opgebouwde vakantietoeslag en openstaande verlofdagen te betalen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werknemers om zich aan de geldende opzegtermijnen te houden en dat de redenen voor een onmiddellijke opzegging aan strikte voorwaarden zijn gebonden. De kantonrechter heeft de proceskosten voor de werknemer toegewezen, omdat deze grotendeels in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9252964 \ AZ VERZ 21-93
Beschikking van de kantonrechter van 4 augustus 2021
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BOMACON B.V.,
gevestigd te Weert,
werkgever,
gemachtigde mr. M.E.J. Elemans,
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek,
tegen:
[verweerder],
wonend [adres] ,
[plaats] ,
werknemer,
gemachtigde mr. M. Savelkoul,
verwerende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig (voorwaardelijk) verzoek.
Partijen zullen hierna Bomacon en [verweerder] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • Het op 31 mei 2021 ter griffie ingekomen verzoekschrift
  • Het verweerschrift
  • De mondelinge behandeling d.d. 14 juli 2021.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedag] 2000, is op 1 augustus 2019 in dienst getreden bij Bomacon laatstelijk in de functie van frezer/CNC-verspaner tegen een bruto loon van
€ 1.672,17 bruto per maand, exclusief ploegentoeslag van € 234,10 bruto per maand en exclusief vakantietoeslag.
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst is de cao metaalbewerkingsbedrijf van toepassing.
2.3.
Op 17 maart 2021 heeft [verweerder] aan Bomacon schriftelijk laten weten dat hij per 1 april 2021 zijn dienstverband opzegt in verband met het aanvaarden van een nieuwe baan.
2.4.
Bomacon heeft als reactie hierop aan [verweerder] laten weten dat een opzegtermijn van een hele maand in acht moet worden genomen en de opzegging per 1 mei 2021 geldt.
2.5.
Vanaf 1 april 2021 heeft [verweerder] geen werkzaamheden meer verricht voor Bomacon. Hij heeft schriftelijk aan Bomacon laten weten dat hij per direct moet stoppen met werken bij Bomacon, omdat Bomacon niet wil meewerken aan zijn verzoek tot het opnemen van verlof hetgeen tot gevolg heeft dat hij niet op tijd bij zijn nieuwe werkgever kon beginnen.
2.6.
Bomacon heeft daarop aan [verweerder] onder meer schriftelijk laten weten dat zij niet akkoord gaat met zijn vertrek per 1 april 2021, [verweerder] daarmee contractbreuk pleegt en Bomacon als gevolg daarvan schade lijdt.

3.Het verzoek en tegenverzoek

3.1.
Bomacon verzoekt [verweerder] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding ter hoogte van twee maandsalarissen ad € 3.612,54 inclusief ploegentoeslag.
3.2.
Bomacon heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat uitgaande van een opzegging per 1 april 2021 (zijnde de datum dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang heeft beëindigd) en een opzegtermijn van 1 maand de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2021 rechtsgeldig opgezegd kon worden. [verweerder] heeft daarmee onregelmatig opgezegd en is daarom een gefixeerde schadevergoeding ter hoogte van twee maandsalarissen verschuldigd aan Bomacon.
3.3.
[verweerder] heeft hiertegen verweer gevoerd.
3.4.
[verweerder] heeft bij wijze van tegenverzoek gevraagd om Bomacon te veroordelen tot betaling van het openstaande loon over april 2021, vermeerderd met de wettelijke verhoging, rente en proceskosten.
3.5.
[verweerder] heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat Bomacon het loon over de maand april 2021 in het geheel niet heeft betaald aan [verweerder] . Ter zitting heeft [verweerder] nog aangevoerd dat Bomacon ook nog de opgebouwde verlofdagen en de vakantietoeslag dient te betalen. Bomacon heeft niet voldaan aan het verzoek van [verweerder] om een overzicht van zijn verloftegoed over te leggen. Bomacon erkent dat niet-opgenomen vakantiedagen en opgebouwde vakantietoeslag nog berekend en uitbetaald moeten worden.

4.De beoordeling in het verzoek en tegenverzoek

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de verzoeken van partijen zal de kantonrechter deze gezamenlijk beoordelen.
4.2.
Vast staat dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst in eerste instantie per 1 april 2021 heeft opgezegd (dus onregelmatig) en dat na een gesprek tussen partijen deze datum in samenspraak is gewijzigd in 1 mei 2021 (hetgeen schriftelijk bevestigd is aan [verweerder] door Bomacon). Nu Bomacon heeft ingestemd met deze wijziging is een regelmatige opzegging tot stand gekomen. Bomacon heeft derhalve terecht geconcludeerd dat de onregelmatige opzegging is ingetrokken, echter is deze vervolgens omgezet in een regelmatige opzegging per 1 mei 2021. Tot zover is er dus geen sprake van schadeplichtigheid aan de zijde van [verweerder] .
4.3.
De vraag is echter nu of het feit dat [verweerder] per 1 april 2021 heeft besloten niet meer te verschijnen op het werk leidt tot schadeplichtigheid. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. In feite heeft [verweerder] zijn dienstverband met onmiddellijke ingang opgezegd. Beoordeeld dient dan ook te worden of deze opzegging per 1 april rechtsgeldig is.
Dit is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval. Krachtens artikel 7:677 lid 1 BW kan [verweerder] de arbeidsovereenkomst onverwijld opzeggen indien sprake is van een dringende reden.
4.4.
Voor de werknemer worden als dringende redenen in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW beschouwd zodanige omstandigheden, die ten gevolge hebben dat van de werknemer redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (zie artikel 7:679 lid 1 BW).
4.5.
De aan Bomacon door [verweerder] medegedeelde dringende reden (zie briefje van [verweerder] ) is de weigering van zijn verzoek om verlof op te nemen en het als gevolg daarvan verliezen van zijn nieuwe baan. De kantonrechter ziet hierin geen dringende reden voor ontslag. Ter zitting is - als niet althans onvoldoende betwist - komen vast te staan dat partijen een gesprek hebben gehad over zijn verlofaanvraag en dat tijdens dat gesprek aan [verweerder] kenbaar is gemaakt dat deze aanvraag afgewezen wordt, omdat Bomacon [verweerder] in de opzegmaand nodig heeft in verband met de grote hoeveelheid orders die nog afgewerkt moesten worden. Bomacon heeft dus een zwaarwichtig belang gehad bij de weigering van het verlof. Ook daags na het vertrek van [verweerder] heeft Bomacon op 2 april schriftelijk aan [verweerder] laten weten niet in te stemmen met zijn onmiddellijke vertrek en hem op de hoogte gesteld van de schade die Bomacon als gevolg daarvan lijdt. [verweerder] heeft hier echter geen gehoor aan gegeven en is niet meer op zijn werk verschenen.
4.6.
De vrees om zijn nieuwe baan te verliezen kan niet als dringende reden gelden. De door [verweerder] gemaakte afspraken met zijn nieuwe werkgever komen voor zijn rekening en risico. [verweerder] wist dat de opzegging was omgezet van 1 april naar 1 mei 2021. Het ligt dan op zijn weg om met zijn nieuwe werkgever een nieuwe begindatum af te spreken. Zeker nu de verlofaanvraag geweigerd is. Dat zijn nieuwe werkgever niet heeft ingestemd met een latere begindatum en zijn vrees om zijn nieuwe baan te verliezen reëel is, is overigens gesteld noch gebleken.
4.7.
Nu geen sprake is van een dringende reden, is [verweerder] schadeplichtig.
In het feit dat de arbeidsovereenkomst eerder per 1 mei 2021 is opgezegd en dus per die datum eindigt, ziet de kantonrechter aanleiding de schadevergoeding vast te stellen op 1 maandloon in plaats van de door Bomacon gestelde 2 maandlonen.
Het door Bomacon gestelde maandloon van € 1.906,27 bruto is niet weersproken, zodat dit toegewezen wordt. De door [verweerder] gevraagde matiging van de vergoeding zal niet gehonoreerd worden, en wel reeds om de reden dat de kantonrechter geen omstandigheden zijn gebleken die een dergelijk beroep rechtvaardigen. De gevraagde rente zal de kantonrechter vanaf heden toewijzen.
4.8.
[verweerder] heeft gevraagd om betaling van het openstaand loon. [verweerder] heeft aangevoerd dat hij over de gehele maand april 2021 geen loon heeft ontvangen. Daarnaast dient Bomacon aan [verweerder] nog te betalen de vakantietoeslag en openstaande verlofdagen (circa 2 weken).
4.9.
De kantonrechter stelt vast dat het dienstverband per 1 mei 2021 is geëindigd.
Bomacon is dan ook verplicht een eindafrekening op te maken en te betalen, waarin in elk geval de vakantietoeslag en openstaande verlofdagen meegenomen zijn.
4.10.
Wat betreft het loon over de maand april 2021 is de kantonrechter van oordeel dat [verweerder] daar geen recht op heeft. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 7:628 lid 1 BW, waarin is opgenomen: “
De werkgever is verplicht het naar tijdruimte vastgestelde loon te voldoen indien de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, tenzij het geheel of gedeeltelijk niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen.”
De laatste zin van dit artikel is van toepassing. [verweerder] heeft zoals hiervoor overwogen onterecht het dienstverband met onmiddellijke ingang per 1 april 2021 opgezegd. Hij is vervolgens per die datum bij een nieuwe werkgever in dienst getreden.
Het niet verrichten van arbeid door [verweerder] in de maand april komt gelet op al het voorgaande dus voor rekening van [verweerder] , zodat Bomacon niet verplicht is het loon over april 2021 te betalen.
4.11.
Het door [verweerder] verzochte loon is dan ook enkel toewijsbaar voor zover dit ziet op vakantietoeslag en openstaande verlofdagen.
4.12.
De door [verweerder] gevraagde rente en wettelijke verhoging (zie punt 6.2. van het verweerschrift) is gekoppeld aan het loon over april 2021. Nu geen loon over april 2021 zal worden toegewezen, heeft [verweerder] ook geen recht op deze rente en verhoging.
4.13.
[verweerder] geldt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Hij wordt dan ook in de proceskosten veroordeeld, begroot op € 624,00 (griffierecht € 126,00 + salaris gemachtigde € 498,00).
4.14.
De kantonrechter zal de uitspraak tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
In het verzoek
5.1.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van een bedrag van € 1.906,27 aan Bomacon,
In het tegenverzoek
5.2.
veroordeelt Bomacon tot betaling van loon aan [verweerder] uit opgebouwde vakantietoeslag en niet opgenomen verlofdagen,
In het verzoek en in het tegenverzoek
5.3.
veronderstelt dat de in 5.1 en 5.2 over en weer te betalen bedragen met elkaar verrekend worden en dat [verweerder] een eventueel restbedrag pas verschuldigd wordt nadat hij de eindafrekening van Bomacon ontvangen heeft, vanaf welke dag de wettelijke rente over dat restbedrag gaat lopen totdat het is voldaan.
5.4.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten van Bomacon en tot op heden
begroot op € 624,00,
5.5.
verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken.
type: NO
coll: