In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap BOMACON B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer had zijn dienstverband opgezegd met een opzegtermijn van minder dan een maand, omdat hij een nieuwe baan had aanvaard. In overleg met de werkgever werd deze opzegging omgezet naar een geldige opzegging, maar de werkgever weigerde vakantie toe te kennen. De werknemer besloot daarom om eerder te vertrekken dan de oorspronkelijke opzegdatum.
De kantonrechter oordeelde dat het niet toekennen van vakantie en het aanvaarden van een nieuwe baan geen dringende reden opleverde voor de werknemer om zijn dienstverband met onmiddellijke ingang op te zeggen. De kantonrechter wees een schadevergoeding toe van één maand salaris aan de werkgever, omdat de werknemer onregelmatig had opgezegd. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer geen recht had op loon over de maand april 2021, omdat hij onterecht zijn dienstverband had opgezegd. De werkgever was wel verplicht om de opgebouwde vakantietoeslag en openstaande verlofdagen te betalen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werknemers om zich aan de geldende opzegtermijnen te houden en dat de redenen voor een onmiddellijke opzegging aan strikte voorwaarden zijn gebonden. De kantonrechter heeft de proceskosten voor de werknemer toegewezen, omdat deze grotendeels in het ongelijk was gesteld.