ECLI:NL:RBLIM:2021:621

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
03/211029-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsdelicten in het kader van burenruzie met meerdere verdachten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 26 januari 2021, zijn drie verdachten (vader, moeder en zoon) betrokken bij een gewelddadig conflict dat voortkwam uit een maandenlange burenruzie. De incidenten vonden plaats in de nacht van 31 augustus 2019, waarbij de verdachten het slachtoffer, een toevallige passant, aanvielen in de veronderstelling dat hij betrokken was bij de burenruzie. De moeder stak het slachtoffer met een mes, de vader sloeg met een ijzeren staaf, en de zoon sloeg met een honkbalknuppel. De rechtbank verwierp de beroepen op noodweer en psychische overmacht van de vader en zoon. De moeder werd veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf voor poging tot doodslag, de vader tot 12 maanden voor zware mishandeling, en de zoon tot 36 maanden voor zware mishandeling en poging tot doodslag. Daarnaast zijn de verdachten veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachten niet gerechtvaardigd waren in hun geweld, en dat er geen sprake was van noodweer of psychische overmacht. De zaak illustreert de ernstige gevolgen van geweld in een burenconflict en de verantwoordelijkheid van de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/211029-19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 januari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende te [Adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.G.J.M. Boonen, advocaat, kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 januari 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:al dan niet met voorbedachten rade heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, dan wel al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel al dan niet met voorbedachten rade heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 2:heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te doden, dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen kan worden. Uit verschillende chatberichten blijkt dat de verdachte de aanval op [slachtoffer 1] heeft voorbereid. Hij had zich bewapend en [slachtoffer 1] al vaker opgewacht om hem ‘verrot te slaan’. Verdachte heeft tot slot ter plaatse op z’n minst genomen enkele minuten moeten wachten op [slachtoffer 1] . Hij heeft tijd gehad om zich te beraden op het genomen besluit om [slachtoffer 1] toe te takelen met de knuppel. Er is sprake van voorbedachten raad. Zij acht de verklaring van de verdachte over de gang van zaken omtrent het door hem geschetste alternatieve scenario dat hij door [slachtoffer 1] werd aangevallen, niet geloofwaardig. De verklaring van [slachtoffer 1] daarentegen is wel geloofwaardig. De verdachte heeft door het slaan met een honkbalknuppel tegen het hoofd van [slachtoffer 1] de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft meermalen, met veel kracht tegen de rug, nek, achterhoofd en arm van [slachtoffer 2] geslagen met een honkbalknuppel. De officier van justitie heeft daartoe verwezen naar de verklaringen van [slachtoffer 2] en de getuigen ter plaatse, die de verklaring van [slachtoffer 2] ondersteunen. Door met een honkbalknuppel tegen het hoofd en bovenlichaam van [slachtoffer 2] te slaan, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op de dood aanvaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat bij de gang van zaken ten aanzien van feit 1 moet worden uitgegaan van het door de verdachte beschreven scenario. Het door [slachtoffer 1] beschreven scenario is onjuist althans onwaarschijnlijk. Er was geen sprake van opzet op de dood van [slachtoffer 1] . Een klap tegen het hoofd met een honkbalknuppel levert geen aanmerkelijke kans op dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden. Ook heeft de verdachte niet met voorbedachten rade gehandeld. Uit de chatberichten kan niet worden afgeleid dat de verdachte die avond een aanval op [slachtoffer 1] had gepland. De verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 primair.
De raadsman heeft ook vrijspraak van feit 1 subsidiair betoogd, omdat niet is komen vast te staan dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde voorbedachten rade.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat er geen sprake is van medeplegen. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer 2] , zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 2 primair. Ten aanzien van feit 2 subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Het ten laste gelegde speelt zich af in de context van een maandenlange burenruzie tussen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] , de moeder van de verdachte (hierna: [verdachte] ). [slachtoffer 1] woont op de [adres 1] te Geleen. Boven hem woont [medeverdachte 1] , op [nummer 1] . Ook [medeverdachte 2] (de vader van [verdachte] ) en [medeverdachte 1] (de moeder van [verdachte] ) en [verdachte] zijn in het conflict betrokken. Over en weer zijn er beschuldigingen van pesterijen, bedreigingen en (fysiek) geweld.
Op 30 augustus 2019 waren [medeverdachte 2] en [verdachte] ’s avonds bij [medeverdachte 1] op bezoek. De politie is ter plaatse gekomen, omdat er sprake zou zijn van een provocatie door [slachtoffer 1] . Uiteindelijk zijn [medeverdachte 2] en [verdachte] nadat de rust was wedergekeerd rond half elf naar huis gegaan. Enige tijd later vond er volgens [medeverdachte 1] opnieuw een provocatie plaats door [slachtoffer 1] , waarop [medeverdachte 1] opnieuw de politie heeft gebeld. Zij kreeg het advies te gaan slapen. [medeverdachte 1] heeft vervolgens (naar eigen zeggen) [medeverdachte 2] gebeld. In de nacht van 31 augustus 2019 heeft zij vervolgens haar woning verlaten, om naar [medeverdachte 2] te gaan. Ook [verdachte] is gebeld. Hij is naar de woning van zijn moeder is gereden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn terug richting de woning van [medeverdachte 1] gelopen over de [straat 1] , waar op dat moment ook aangever [slachtoffer 2] fietste.
Feit 1:
De bewijsmiddelen
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij in de nacht van 30 op 31 augustus thuiskwam en via de tuinpoort naar zijn woning wilde gaan. Hij opende de tuinpoort en zag iemand achter zich opspringen. Het was de zoon van de bovenbuurvrouw. Hij maakte een omlaaggaande beweging en sloeg [slachtoffer 1] met iets. [slachtoffer 1] voelde direct een hevige pijn op zijn hoofd. [slachtoffer 1] liep toen zijn tuin in en pakte een honkbalknuppel om zich te verdedigen. Hij liep terug naar de tuinpoort maar zag inmiddels niets meer door het bloed in zijn ogen. Hij liet de honkbalknuppel vallen en is naar zijn buurvrouw gegaan, omdat hij zijn telefoon niet kon vinden. [2]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij in de nacht van 31 augustus 2019 omstreeks 00:45 uur wakker werd van de deurbel. Bij het openen van de voordeur zag zij [slachtoffer 1] voor de deur staan. Zijn hoofd en kleding zaten onder het bloed. Hij vertelde dat hij door zijn poort naar binnen wilde stappen en toen meteen een slag op zijn hoofd kreeg en dat de zoon van de bovenbuurvrouw dit had gedaan. [3]
Verbalisanten [naam 1] en [naam 2] kregen omstreeks 00:50 uur de melding dat er een vechtpartij gaande was in Geleen, waarbij meerdere gewonden zouden zijn. Ter plaatse gekomen bleek aan verbalisant [naam 1] dat een slachtoffer, [slachtoffer 1] , bewusteloos in zijn woning lag. Hij sprak [slachtoffer 1] aan, maar kreeg geen reactie. Na enkele minuten probeerde [naam 1] weer om [slachtoffer 1] aan te spreken. [slachtoffer 1] kreunde vervolgens wat en kwam bij bewustzijn. [naam 1] vertelde [slachtoffer 1] dat hij moest blijven liggen en vroeg aan [slachtoffer 1] wat er was gebeurd. [slachtoffer 1] verklaarde dat hij die avond thuiskwam en dat hij toen hij in de tuin liep met iets op zijn hoofd werd geslagen door de zoon van de bovenbuurvrouw. [4]
De verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 30 op 31 augustus, nadat hij werd gebeld door zijn vader, naar de woning van zijn moeder aan de [adres 2] te Geleen gereden is. Daar is hij met een houten honkbalknuppel in zijn hand naar de woning van zijn moeder gegaan. Verdachte is, na de schermutseling met [slachtoffer 1] , met de houten honkbalknuppel (en de aluminium honkbalknuppel van [slachtoffer 1] ) weggerend richting de [straat 1] . [5] Deze houten honkbalknuppel is aangetroffen op het grasveld naast de [straat 1] . [6]
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat bij [slachtoffer 1] op het hoofd sprake was van crushletsel met bloedverlies uit de huidslagader. Een CT-scan van de schedel toonde geen botbreuken en/of hersenletsel. [7] De forensisch arts rapporteert na onderzoek van betrokkene en de medische informatie dat [slachtoffer 1] aan de linkerzijde van het hoofd een scheurwond had van 4,5 cm lang. De wond moest gehecht worden. Er was sprake van licht traumatisch schedel/hersenletsel. [8]
Ter zitting heeft de rechtbank waargenomen dat [slachtoffer 1] een ontsierend litteken op zijn hoofd heeft. Het litteken is lager in de huid gelegen. [9]
Bewijsoverwegingen
[verdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij vanaf de parkeerplaats de hoek om en de hellingbaan oprende richting de woning van zijn moeder. Hij werd toen opeens door [slachtoffer 1] met een knuppel geslagen. Hij werd twee keer achter op zijn hoofd geslagen en daarna een keer op zijn arm. Daarna is hij weggelopen. In datzelfde verhoor verklaart [verdachte] later dat hij toen [slachtoffer 1] hem sloeg, ook twee keer heeft proberen af te weren met de houten honkbalknuppel die hij zelf bij zich had. Het zou kunnen dat hij [slachtoffer 1] heeft geraakt. Hij was al weer weg aan het rennen toen hij nog een afwerende beweging maakte. Ook maakte hij een zwaaiende beweging met de honkbalknuppel in de richting van [slachtoffer 1] toen hij wegrende. Hij heeft toen op de een of andere manier de honkbalknuppel van [slachtoffer 1] afgepakt. Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat hij toen hij bij de woning van zijn moeder aankwam, zijn moeder riep. Hij liep een stukje de hellingbaan op, stopte daar en keek naar de woning van zijn moeder. De tuindeur van [slachtoffer 1] stond toen al open. Hij hoorde geritsel en zag toen dat [slachtoffer 1] kwam aangerend en meteen uithaalde met een honkbalknuppel. [verdachte] kreeg een klap op zijn achterhoofd, bij de overgang tussen zijn schedel en nek en de tweede klap kon hij afweren met een arm. Daarna sloeg hij zelf in het wilde weg met zijn knuppel.
De rechtbank constateert dat de verklaring van [verdachte] over de gang van zaken inconsistenties bevat. Zo verklaart hij eerst dat hij de hellingbaan oprende en tijdens het rennen werd geslagen, maar later dat hij stil bleef staan op de hellingbaan en toen geslagen werd. Bij de politie verklaart hij (zowel in het verhoor van 31 augustus als het verhoor van 2 september) dat hij twee keer achter op zijn hoofd werd geslagen en een keer op zijn arm, maar ter zitting spreekt hij over een keer slaan op het hoofd en een keer op zijn arm (bij het afweren). Bij de politie (zowel in het verhoor van 31 augustus als het verhoor van 2 september) verklaart hij dat hij een afwerende beweging en een zwaaiende beweging maakte, maar ter zitting verklaart hij dat hij de tweede klap kon afweren en daarna zelf in het wilde weg terugsloeg. Ook verklaart verdachte pas op 12 november 2019 als hij aangifte doet tegen [slachtoffer 1] dat hij buiten meerdere keren op zijn moeder heeft geroepen.
Bij verdachte is geen letsel geconstateerd dat past bij zijn verklaring. Verbalisant [naam 3] die verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] ter plaatse aanspreekt, relateert dat zij aangeven dat zij zijn aangevallen, maar dat hij geen verwondingen bij hen ziet. [10] Ten tijde van het verhoor op 2 september 2019 is het achterhoofd van verdachte bekeken door verhorend verbalisant [naam 4] omdat verdachte verklaarde dat hij twee keer op zijn achterhoofd was geslagen met een honkbalknuppel en een dikke bult op zijn achterhoofd had. [naam 4] relateert dat hij op het achterhoofd van verdachte geen zwelling zag, bult of andere soortgelijke kenmerken. [11] Verdachte is weliswaar op 31 augustus 2019 gezien door een arts die op het overdrachtsformulier heeft aangegeven ‘zwelling mag worden gekoeld’ maar dit formulier bevat geen beschrijving van letsel waar sprake van zou zijn geweest. [12]
Daar staat tegenover dat [slachtoffer 1] vrijwel onmiddellijk na het incident tegen de buurvrouw heeft gezegd dat hij bij het openen van de poort door [verdachte] op zijn hoofd is geslagen en dat hij, ook zeer kort na het incident en onmiddellijk nadat hij het bewustzijn weer verkrijgt, tegen verbalisant [naam 1] hetzelfde verklaart. Zijn verklaring is consistent met het letsel dat hij heeft opgelopen en zijn verklaring dat hij ‘s avonds laat thuiskwam vanuit het café is door getuigen bevestigd. [13] De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 1] dan ook betrouwbaar en het door verdachte geschetste scenario onaannemelijk. Gezien bovenstaande acht de rechtbank dan ook bewezen dat [slachtoffer 1] door [verdachte] met de houten honkbalknuppel eenmaal op zijn hoofd is geslagen toen hij zijn tuin in wilde lopen.
Vrijspraak t.a.v. de voorbedachte rade
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij met voorbedachten rade heeft gehandeld. De officier van justitie heeft betoogd dat hiervan sprake is, waarbij zij heeft verwezen naar chatberichten tussen [verdachte] en zijn vriend [naam 5] en [verdachte] en zijn ouders. De rechtbank is met de officier van justitie eens dat uit deze berichten kan worden afgeleid dat men bezig was met het plannen van een confrontatie. De betreffende berichten zijn echter grotendeels verzonden in de periode van begin juli tot halverwege augustus 2019 en duiden niet op een geplande confrontatie in de nacht van 31 augustus 2019. Het ten laste gelegde lijkt zich te hebben afgespeeld in een min of meer toevallige samenloop van omstandigheden, waarbij [verdachte] en [slachtoffer 1] elkaar zijn tegengekomen. Ook het feit dat [verdachte] ten tijde van de confrontatie op slippers liep ( [verdachte] werd later op zijn blote voeten aangehouden), duidt naar het oordeel van de rechtbank niet op een geplande aanval.
De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging partieel worden vrijgesproken. De ten laste gelegde poging tot moord kan dan ook niet bewezen worden.
Poging doodslag of (poging) toebrengen zwaar lichamelijk letsel
Zoals hierboven reeds is overwogen, acht de rechtbank bewezen dat [slachtoffer 1] door verdachte met de houten honkbalknuppel eenmaal op zijn hoofd is geslagen. Dit slaan moet met kracht zijn gebeurd, gelet op het letsel dat [slachtoffer 1] daarbij heeft opgelopen, te weten een gapende hoofdwond die gehecht moest worden.
Op basis van de verklaringen van verdachte kan niet worden vastgesteld dat hij de intentie had om [slachtoffer 1] te doden. Er is derhalve geen sprake van (boos) opzet. De vraag is dan of verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer 1] .
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de enkele slag met de houten honkbalknuppel op het hoofd van [slachtoffer 1] door verdachte een aanmerkelijke kans op de dood opleverde. Weliswaar kan, gezien het letsel dat [slachtoffer 1] had, worden vastgesteld dat verdachte met kracht heeft geslagen, maar het letsel van [slachtoffer 1] is niet van dien aard dat de rechtbank op grond daarvan kan aannemen dat die enkele klap levensgevaar voor [slachtoffer 1] opleverde. Het enkele gegeven dat de klap met enige kracht is gegeven is voor dat oordeel niet voldoende. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van feit 1 primair.
Wel acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. [slachtoffer 1] liep een hevig bloedende hoofdwond op, waarbij de huidslagader werd geraakt. Het zichtbare resultaat van deze hoofdwond na medisch ingrijpen is een diep, ontsierend litteken op het (kale) hoofd van [slachtoffer 1] . De rechtbank acht feit 1 subsidiair dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2:
De bewijsmiddelen
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 31 augustus 2019, omstreeks 00:45 uur, over de [straat 1] fietste. Hij stopte om een foto van een opstelnummer van de carnavalstocht op het wegdek te maken. Hij stond op dat moment stil met de fiets tussen zijn benen. Direct na het maken van de foto zag hij een man en een vrouw in versnelde pas op hem aflopen. Hij zag dat de man een ijzeren staaf in zijn handen had. De vrouw vroeg waarom [slachtoffer 2] een foto van haar maakte. [slachtoffer 2] gaf daarop aan dat hij geen foto van haar maakte en pakte zijn telefoon erbij om te laten zien dat hij geen foto van haar had gemaakt. Terwijl hij de telefoon pakte, werd hij door de vrouw in zijn zij gestoken. [14] Toen hij door de vrouw werd aangevallen, werd hij door de man met de staaf op de linkerzijde van zijn hoofd geslagen, waardoor hij op de grond viel. Hij voelde direct een hevige pijn in zijn zij en pijn aan zijn hoofd. De man bleef met de staaf op [slachtoffer 2] inslaan. Hij werd geraakt op zijn rug maar ook op zijn armen en benen. [slachtoffer 2] wist uiteindelijk op te staan en de man en de vrouw van zich af te duwen. De man kwam bij hem terug en sloeg hem met een vuist in zijn gezicht. Als reactie heeft hij naar de man getrapt, die daarop achterover viel. Terwijl dit gebeurde was de vrouw hem in de rug aan het steken.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat, vrijwel direct nadat hij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van zich af had weten te duwen, een man met een honkbalknuppel op hem kwam afgelopen. [slachtoffer 2] werd door de man meermalen met veel kracht met de honkbalknuppel geslagen. Hij werd geraakt op zijn rug, in de nek, het achterhoofd en op zijn arm. De jongen sloeg met zo veel kracht dat [slachtoffer 2] de slagen niet meer kon afweren. [slachtoffer 2] vluchtte naar een kortbij gelegen woning en riep tegen de bewoonster dat zij de politie moest bellen. Hij is vervolgens tussen twee geparkeerde auto’s gaan liggen. De jongen sloeg toen nog meermalen in de richting van [slachtoffer 2] , maar hij kon [slachtoffer 2] niet raken. Kort daarna arriveerde de politie. [15]
Een forensisch arts heeft vastgesteld dat [slachtoffer 2] op zijn hoofd aan de linkerzijde een wond had van 3 cm. Daarachter had [slachtoffer 2] een gesloten wond met korstvorming. Verder had hij voor op zijn hoofd nog een V-vormige wond met gestold bloed en een iets gapende wond van 0,5 cm met gestold bloed. De geconstateerde letsels betreffen scheurwonden, die zijn ontstaan ten gevolge van een stomp trauma onder invloed van druk of over(st)rekking van de huid.
Verder had [slachtoffer 2] een huidbeschadiging aan de linker bovenlip met aan de binnenzijde roodverkleuring, een kneuzing van de linker onderarm, diverse schaaf en kraswonden en (forse) blauwe plekken aan de linkerzijde van de borst, op beide armen, de linker onderbuik, op de schouders en de rug en beide benen. De huidverkleuringen aan de linkerzijde onder de linker oksel, op de linker bovenarm, in het midden van de rug aan de linkerzijde, ter hoogte van het rechter schouderblad en onder aan de rug betreffen zogenoemde ‘outline hematomen’. Deze hematomen bestaan uit twee parallelle lijnen en passen bij een slag met een cilindervormig voorwerp, bijvoorbeeld een bezemsteel. De overige bloeduitstortingen op zijn borst, beide armen, buik, linker schouderblad en beide benen zijn bloeduitstortingen die zijn ontstaan door de uitwendige inwerking van stomp mechanisch, botsende of samendrukkende krachten met of tegen een voorwerp op een lichaamsdeel. Ook de kneuzing op de binnenzijde van de linker onderarm is op deze manier ontstaan. [16]
[getuige 2] was getuige van het voorval. [getuige 2] heeft verklaard dat hij aan kwam rijden en dat hij zag dat de man met het groene shirt en de fiets (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) werd aangevallen door een vrouw (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ). Zij sloeg op de man in. [slachtoffer 2] duwde de vrouw daarop weg. Toen zag hij dat er een oudere man met een ijzeren staaf (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ) vanaf de stoep richting [slachtoffer 2] liep en hem met de staaf begon te slaan. Hij zag dat deze staaf [slachtoffer 2] raakte op diverse plekken waaronder zijn hoofd. [slachtoffer 2] verweerde zich. De situatie verplaatste zich naar het grasveld. De fiets bleef midden op de weg liggen. [getuige 2] is doorgereden en heeft zijn auto geparkeerd. Toen hij omkeek richting het gras, zag hij dat [medeverdachte 2] op de grond lag en bleef liggen. Tijdens het hele incident hoorde hij veel geschreeuw van voornamelijk [medeverdachte 1] . Hij zag dat een derde man met een korte broek en wit T-shirt (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) aankwam. Deze hield met beide handen een honkbalknuppel vast en liep richting [slachtoffer 2] . De vrouw viel [slachtoffer 2] nog steeds aan. [verdachte] gaf [slachtoffer 2] diverse klappen met de honkbalknuppel. [slachtoffer 2] beschermde met beide handen zijn hoofd om zodoende de klappen op te vangen. Hij rende weg in de richting van de appartementen. [verdachte] rende achter hem aan. Bij de appartementen kreeg [slachtoffer 2] wederom diverse klappen met de knuppel. [17]
De getuige was samen met zijn zoon [naam 6] . Die heeft verklaard dat de man vanuit de [straat 2] met een knuppel kwam aangerend. Hij sloeg [slachtoffer 2] meerdere malen op het hoofd. [slachtoffer 2] rende weg richting de parkeerplaats aan de [straat 2] . Daar sloeg de man meermalen op het lichaam van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] rende naar een woning om hulp te vragen. [18]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op de [straat 1] was en geschreeuw hoorde in de verte. Ter hoogte van de [straat 2] zag hij een oudere man (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ) op het gras liggen. Hij is gaan kijken hoe het met hem was. Hij zag een jongen met een korte broek en een knuppel (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) op [slachtoffer 2] inslaan. Bij de eerste klap stond [slachtoffer 2] nog maar hij zag dat [slachtoffer 2] op de grond viel tussen de struiken. Hij zag er ook een vrouw bij staan. Door de struiken kon hij niet zien wat zij deed. Hij zag dat de man met de knuppel meerdere keren in de richting van de grond sloeg waar [slachtoffer 2] kennelijk lag. Hij kon [slachtoffer 2] op dat moment niet zien liggen door de struiken dus kan ook niet zeggen of die klappen raak waren. Maar dat was wel de plaats waar [slachtoffer 2] op de grond viel. Hij zag dat [slachtoffer 2] opstond en naar de deur van de dichtstbijzijnde gelegen woning strompelde en daar probeerde aan te bellen. Hij zag dat de jongen met de knuppel achter hem aankwam. Hij zag dat de jongen meermalen echt vol met die knuppel op zijn rug en hoofd sloeg. Hij zag dat hij zeker meer dan vijf keer sloeg. Hij hoorde de klappen tot aan de overkant van de straat. Je zag gewoon dat hij zo hard sloeg als hij kon. De getuige schrok daar wel behoorlijk van. Hij hoorde dat de jongen daarbij ook riep: Ik sla je kapot! Ik sla je helemaal kapot! Hij was echt agressief en helemaal door geflipt. Getuige riep: Hey hey! Hij zag dat de jongen zich omdraaide en op hen afkwam met de knuppel omhoog. Op dat moment kon [slachtoffer 2] een beetje wegkruipen en langzaam overeind komen om weg te komen. Op het moment dat de jongen met de knuppel op [slachtoffer 2] insloeg stond er ook een vrouw bij op een afstand van ongeveer twee meter. [19]
Verdachte heeft verklaard dat hij naar zijn ouders rende en zijn vader in het gras zag liggen. Hij zag zijn moeder met een man rennen. Zijn moeder schreeuwde: [verdachte] help ons! Hij kon alleen maar denken dat hij haar moest helpen. Hij had een houten honkbalknuppel. Hij heeft die man met de honkbalknuppel geslagen. [20]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij onderweg terug naar haar woning op de [straat 1] werd gepasseerd door een man op een fiets. Hij stopte verderop en maakte een foto. [medeverdachte 1] rende naar hem toe en vroeg de man waarom hij een foto van [medeverdachte 1] maakte. De man antwoordde dat hij een foto van de straat maakte. [21] Op verzoek van [medeverdachte 1] toonde de man de foto die hij zojuist had gemaakt. Terwijl hij naar de foto scrolde, is [medeverdachte 1] dichterbij de man gaan staan. De man maakte toen een beweging in haar richting. Zij mepte meteen terug. Haar ex heeft de man weggeduwd. De man trapte naar haar ex en bleef naar hem trappen. Op een gegeven moment lag haar ex in de wei. Zij wilde haar zoon erbij halen om haar ex-man te helpen. Dus rende zij naar haar huis. Ze zag dat [verdachte] aangerend kwam. Ze vertelde hem wat er gebeurd was. [verdachte] is naar die man gerend en ja, die laat dat niet gebeuren. Ze vindt het heel normaal dat haar zoon zijn vader gaat helpen. Ze wist gewoon dat dit ging gebeuren. [22]
Bewijsoverwegingen
Op basis van voormelde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de volgende vaststellingen. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 2] aangesproken nadat hij een foto maakte. Zij ging verhaal halen bij [slachtoffer 2] waarbij zij zich opdringt aan [slachtoffer 2] . Daarop heeft [slachtoffer 2] geprobeerd duidelijk te maken dat hij geen foto van haar maakte maar kreeg daartoe nauwelijks de kans. [medeverdachte 1] is [slachtoffer 2] vrijwel direct gaan slaan. Als [slachtoffer 2] dit met een duwende beweging probeert af te weren, bemoeit ook [medeverdachte 2] zich ermee. [medeverdachte 2] slaat [slachtoffer 2] met de metalen staaf tegen zijn hoofd. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] belagen [slachtoffer 2] vervolgens gezamenlijk totdat het [slachtoffer 2] lukt om verdachte met een trap uit te schakelen. Daarbij heeft [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] met het mes dat zij bij zich had gestoken in de rechter zij. [medeverdachte 2] slaat meermalen met de metalen staaf. Als [medeverdachte 2] op de grond ligt, gaat [medeverdachte 1] [verdachte] halen. [verdachte] komt al aangerend. Hij slaat [slachtoffer 2] vervolgens meermalen en hard met een honkbalknuppel. [medeverdachte 1] staat daar op twee meter afstand vandaan.
Er is derhalve sprake van drie geweldshandelingen tegen [slachtoffer 2] : slaan en steken met een mes door medeverdachte [medeverdachte 1] , meermalen slaan met een metalen staaf door medeverdachte [medeverdachte 2] en meermalen slaan met een honkbalknuppel door verdachte.
De officier van justitie heeft verdachte, anders dan medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , alleen het slaan van [slachtoffer 2] met de knuppel ten laste gelegd en wel primair als een poging tot doodslag, dan wel subsidiair als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De vraag die derhalve moet worden beantwoord is hoe de gedragingen van verdachte (het meermalen slaan met de honkbalknuppel) gekwalificeerd moeten worden: als een poging tot doodslag, dan wel als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Poging doodslag of poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is van oordeel dat verdachte [slachtoffer 2] met kracht heeft geslagen. Zij leidt dit af uit het geconstateerde letsel en de verklaring van [slachtoffer 2] , maar ook uit de verklaring van de getuige [getuige 3] . Hij spreekt namelijk van het “vol” inslaan op [slachtoffer 2] rug en hoofd. Hij kon de klappen horen. Ook heeft hij verdachte horen schreeuwen dat hij [slachtoffer 2] kapot wilde maken.
Op basis van de verklaring van verdachte kan niet worden vastgesteld dat hij de intentie had om [slachtoffer 2] te doden. Er is geen sprake van (boos) opzet. De vraag is dan of verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer 2] . Hiervoor dient te worden vastgesteld of verdachte met zijn handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 2] zou komen te overlijden.
De rechtbank is van oordeel dat het met kracht meermalen met een houten honkbalknuppel in de richting van iemands hoofd slaan, een aanmerkelijk risico op dodelijk letsel veroorzaakt. Het hoofd is namelijk een kwetsbaar gedeelte van het lichaam. [slachtoffer 2] heeft blijkens de verklaring van getuige de klappen op zijn hoofd weten af te weren met zijn armen. Beide (onder)armen van [slachtoffer 2] vertoonden forse blauwe plekken, de linker onderarm was gekneusd. Uit de verklaringen van [slachtoffer 2] , getuigen [getuige 2] en getuige [getuige 3] blijkt dat [verdachte] [slachtoffer 2] heeft achtervolgd met de houten honkbalknuppel, waarbij [slachtoffer 2] ook ten val is gekomen, en waarbij [verdachte] steeds is blijven doorslaan met de houten honkbalknuppel en bovendien heeft geschreeuwd dat hij [slachtoffer 2] kapot wilde maken. Deze gedragingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat desbetreffende gevolg heeft aanvaard. De rechtbank acht feit 2 primair dan ook bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 subsidiair
op 31 augustus 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een ontsierend litteken op het hoofd, heeft toegebracht door hem met een honkbalknuppel op zijn hoofd te slaan;Feit 2 primair
op 31 augustus 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een honkbalknuppel op het hoofd en tegen het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het feit en de verdachte

Feit 1:
(Putatief) noodweer(exces)
Namens de verdachte is, in geval van een bewezenverklaring, een beroep gedaan op noodweer(exces), waardoor de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman is daarbij uitgegaan van het door de verdachte geschetste scenario, waarbij [slachtoffer 1] als eerste met een honkbalknuppel zou hebben geslagen. De rechtbank heeft hiervoor reeds overwogen dat zij dit scenario niet volgt. Aangezien de verdachte geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1] , zonder dat daartoe enige aanleiding was, is er geen sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waartegen hij zich mocht verdedigen. Reeds om die reden kan het beroep op noodweer en dus ook op noodweerexces niet slagen.
Voor zover namens de verdachte is betoogd dat de verdachte redelijkerwijs mocht denken dat hij zichzelf moest verdedigen, en er dus sprake was van een verontschuldigbare dwaling, overweegt de rechtbank dat ook hiervan geen sprake kan zijn. In de gegeven omstandigheden mocht de verdachte niet dwalen. Er was namelijk geen enkele dreiging vanuit [slachtoffer 1] . Ook dit verweer wordt verworpen.
Psychische overmacht
Namens de verdachte is ook nog aangevoerd dat er sprake is van psychische overmacht. Hiervan is sprake wanneer de verdachte heeft gehandeld door een van buitenaf komende drang waaraan hij redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Door de raadsman is gesteld dat er sprake was van een onweerstaanbare psychische druk, die het handelen van de verdachte verontschuldigbaar maakt. Hij heeft daarbij verwezen naar de bevindingen uit de Pro Justitia-rapportage.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van een van buitenaf komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en hoefde te bieden. Het bestaan van spanningen in het contact met [slachtoffer 1] maakt niet dat het door verdachte op [slachtoffer 1] toegepaste geweld, zonder enige dreiging op dat moment vanuit [slachtoffer 1] in zijn richting of de richting van zijn vader of moeder, verontschuldigbaar is. Onder verwijzing naar hetgeen hieronder onder “toerekenbaarheid van de feiten” staat vermeld, overweegt de rechtbank dat weliswaar aangenomen kan worden dat de persoon van [slachtoffer 1] gevoelens van angst bij verdachte op riep maar dat maakt niet dat onder de gegeven omstandigheden vanuit die angst verontschuldigbaar geweld zou mogen worden toegepast. Het beroep op psychische overmacht wordt dan ook verworpen.
Feit 2:
(Putatief) noodweer(exces)
Ook ten aanzien van het geweld tegen [slachtoffer 2] heeft de raadsman betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er sprake was van noodweer. De verdachte zou hebben gehandeld naar aanleiding van de aanval van [slachtoffer 2] tegen zijn moeder. Ook zou hij gezien hebben dat zijn vader op de grond werd geduwd en bleef liggen.
De rechtbank is van oordeel dat het door de verdediging geschetste scenario niet juist is. Het was namelijk niet [slachtoffer 2] die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aanviel, maar juist andersom. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vielen [slachtoffer 2] aan, waarop [slachtoffer 2] zijn belagers van zich af heeft proberen te duwen en trappen. Uit de verklaringen van de getuigen ter plaatse en de verklaring van [slachtoffer 2] volgt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [slachtoffer 2] aanvielen en dat [slachtoffer 2] probeerde te ontkomen aan zijn belagers.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding tegen de ouders van de verdachte, waartegen hij zich mocht verdedigen. Het beroep op noodweer en op noodweerexces wordt dan ook verworpen.
Voor zover namens de verdachte is betoogd dat de verdachte redelijkerwijs mocht denken dat hij zijn ouders moest verdedigen, en er dus sprake was van een verontschuldigbare dwaling, wordt ook dit verweer verworpen. Verdachte wist weliswaar niet hoe een en ander precies in elkaar zat, maar het was duidelijk dat [slachtoffer 2] aan zijn belagers probeerde te ontkomen. Het was ook niet zo dat de verdachte zich überhaupt heeft afgevraagd wat er aan de hand was. Hij is direct op [slachtoffer 2] afgevlogen en is op hem beginnen in te slaan met de honkbalknuppel. Dat er sprake was van emoties aan de zijde van de verdachte, is wel duidelijk, maar dat maakt niet dat er dan automatisch sprake is van een verontschuldigbare dwaling. Ook dit verweer wordt dus verworpen.
Psychische overmacht
Net als bij feit 1, is namens de verdachte ook ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat
er sprake was van psychische overmacht. De rechtbank is van oordeel dat ook hier geen sprake is geweest van psychische overmacht. Niet is gebleken van een van buitenaf komende drang waaraan de verdachte in de context waarin het bewezenverklaarde zich heeft afgespeeld redelijkerwijs geen weerstand kon, en ook niet behoefde te bieden. [slachtoffer 2] had geen enkele link met de omstandigheden die maakten dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] destijds niet in normale doen waren. Het beroep op psychische overmacht wordt dan ook verworpen.
Feit 1 en feit 2:
Toerekenbaarheid van de feiten
Er heeft onderzoek plaatsgevonden naar de geestesvermogens van de verdachte door Th.J.G. Bakkum, psychiater, en S. Labrijn, psycholoog. Zij hebben hun bevindingen gerapporteerd in een rapport op respectievelijk 20 april 2020 en 17 april 2020. Beide deskundigen zijn tot verschillende conclusies gekomen. De psychiater heeft geconcludeerd dat de verdachte weliswaar minder geïndividualiseerd is en meer verweven met zijn ouders dan de gemiddelde 38-jarige, maar niet in een mate dat sprake is van een stoornis. Wel is de collusie binnen het gezin te sterk. Zijn loyaliteit naar het gezin is groot en het kritisch vermogen te gering. Ten tijde van het ten laste gelegde was verdachtes psychische evenwicht, als gevolg van de door zijn moeder ervaren bedreigingen van de zijde van [slachtoffer 1] , dermate aangetast dat er sprake was van een aanpassingsstoornis met gemengde stoornis van emoties en gedrag. Verdachte is zich gaan bewapenen en zich gaan voorbereiden op een gewelddadige confrontatie. Het gezinssysteem is zichzelf gaan versterken in deze angsten en voorbereidingen. Het handelen van verdachte werd hierdoor beïnvloed ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
Gezien de invloed van de aanpassingsstoornis en de te sterke collusie binnen het gezinssysteem heeft de psychiater geadviseerd de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
De psycholoog komt niet tot de conclusie dat er ten tijde van het ten laste gelegde sprake is geweest van een stoornis en ziet dan ook geen reden de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank zal de psychiater volgen in zijn bevindingen. Gezien de hele aanloop naar het gebeuren op 30 en 31 augustus 2019 zoals daarvan blijkt uit het dossier acht de rechtbank aannemelijk dat bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een aanpassingsstoornis. Op 30 augustus was de politie eerder op de avond nog langs geweest om de gemoederen te sussen tussen verdachte en zijn ouders aan de ene kant en [slachtoffer 1] en zijn vrienden aan de andere kant. Gelet hierop en gezien het verloop van de gebeurtenissen in de daarop volgende nacht – ervan uitgaande dat verdachte door zijn vader uit bed is gebeld met de mededeling dat er weer iets aan de hand zou zijn bij zijn moeder – acht de rechtbank aannemelijk dat deze stoornis het handelen van de verdachte in enige mate heeft beïnvloed.
Daarmee is geen sprake van een omstandigheid gelegen in de persoon van de verdachte die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
Er zijn voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
Conclusie
Het bewezenverklaarde onder feit 1 en feit 2 betreffen strafbare feiten en de verdachte is daarvoor strafbaar.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 subsidiair:
Zware mishandeling
Feit 2 primair:
Poging tot doodslag

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van het voorarrest. Zij heeft verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht hooguit een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, met daarnaast al dan niet een deels voorwaardelijke taak- of gevangenisstraf. Verdachte kampt met psychische problemen als gevolg van hetgeen is gebeurd. De raadsman heeft verzocht hier in de strafmaat rekening mee te houden, alsmede met het gegeven dat de verdachte is aangewezen als mantelzorger voor zijn vader en bij een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn baan en woning zal verliezen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van het slachtoffer [slachtoffer 1] door hem met een honkbalknuppel op zijn hoofd te slaan en een poging tot doodslag door het slachtoffer [slachtoffer 2] meermalen met diezelfde honkbalknuppel te slaan, onder andere op het hoofd. Het bewezenverklaarde is de trieste afloop van een maandenlang durende burenruzie. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich in die periode in een alarmfase bevond. Na een telefoontje van zijn vader, is hij naar de woning van zijn moeder gereden en heeft daar [slachtoffer 1] aangevallen, terwijl er geen enkele dreiging uitging van [slachtoffer 1] . Kennelijk zijn de frustraties over de afgelopen maanden de verdachte te veel geworden en is hij bij het zien van [slachtoffer 1] direct geweld gaan toepassen,. Nadat hij [slachtoffer 1] een flinke klap op zijn hoofd heeft gegeven met de honkbalknuppel, rent hij naar de plek waar hij zijn ouders hoort roepen. Daar begint hij direct op [slachtoffer 2] in te slaan met de honkbalknuppel, zonder te weten wat er precies aan de hand is. Zelfs als de al flink gewonde [slachtoffer 2] wegstrompelt, gaat de verdachte erachteraan en blijft op hem inslaan. [slachtoffer 2] heeft zichzelf in veiligheid moeten brengen door tussen twee auto’s te gaan zitten.
[slachtoffer 2] was daarbij simpelweg op het verkeerde moment, op de verkeerde plek. Hij kwam, zoals hij het zelf zeer treffend heeft omschreven, terecht in een zeven minuten durende horrorfilm. Hij werd door [medeverdachte 1] aangezien als een persoon die deel uitmaakte van het “kamp van de onderbuurman”. Hij moest vervolgens de ene na de andere aanval doorstaan.
Verdachte is onvoldoende kritisch geweest op het handelen van zijn moeder in de escalatie van het conflict met haar buurman. Hij bewapent zich en neemt alles wat zij zegt aan voor waar en voegt zich naar haar wensen. Verdachte is in deze context in staat gebleken tot zeer gewelddadig handelen.
[slachtoffer 2] en zijn gezin ondervinden tot op heden gevolgen van hetgeen [slachtoffer 2] is aangedaan. Ook [slachtoffer 1] kampt nog steeds met de gevolgen van het gebeuren en de daaraan voorafgegane periode waarin hij toenemend in conflict kwam met zijn bovenbuurvrouw die niets van hem kon hebben. Gevoelens van angst en machteloosheid maakten dat hij niet is kunnen blijven wonen in de woning die hij pas kort daarvoor had betrokken.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren gevorderd.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, ten aanzien van het op [slachtoffer 1] toegepaste geweld de voorbedachten raad niet bewezen en heeft geoordeeld dat sprake is van zware mishandeling en niet van een poging tot doodslag. Verdachte is niet eerder voor geweldsdelicten in aanraking gekomen met politie en justitie. De feiten kunnen verdachte slechts in een verminderde mate worden toegerekend. Het gevaar op herhaling wordt door de deskundigen klein geacht. Ook de reclassering, die verdachte geruime tijd heeft begeleid in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis, acht de kans op herhaling klein. Zij adviseren een straf zonder bijzondere voorwaarden omdat zij interventies of toezicht niet nodig vinden. De verdachte heeft ter zitting spijt betuigd van zijn handelen. Ook kampt de verdachte met psychische problemen als gevolg van het voorval.
Gelet op voormelde overwegingen komt de rechtbank tot een aanzienlijk lagere strafoplegging. Gelet op de ernst van de feiten kan echter enkel worden volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, die langer is dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging verder acht geslagen de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest op zijn plaats. De rechtbank ziet gezien het tijdsverloop geen aanleiding verdachte verdere contact- of locatieverboden met de slachtoffers op te leggen. Er is geen enkele aanwijzing dat verdachte voornemens is nog contact met hen te zoeken.
Gelet op het tijdsverloop, het verloop van de schorsing en het lage recidiverisico ziet de rechtbank voorts geen aanleiding verdachte in afwachting van het onherroepelijk worden van de uitspraak (opnieuw) in voorlopige hechtenis te nemen. Zij zal het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis daarom opheffen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
[slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 1.958,60 aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 4.093,11 aan materiële schade en € 6.300,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 3] vordert een bedrag van € 997,36 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 4] vordert een bedrag van € 14.621,68 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade.
Ook vorderen zij allen de vordering te verhogen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] geheel toe te wijzen. De vordering van [slachtoffer 4] dient voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu het causale verband onvoldoende is onderbouwd. De gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft de kosten voor de bank, het vloerkleed, de winterjas, de overnamekosten na de verhuizing en de schoonmaakmiddelen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De raadsman heeft betoogd dat bij de toekenning van immateriële schade rekening dient te worden gehouden met het eigen aandeel (eigen schuld) van [slachtoffer 1] .
De raadsman heeft betoogd dat bij de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft de schade aan de kleding rekening moet worden gehouden met de afschrijving van de kleding. De benadeelde dient niet-ontvankelijk te verklaren in de kosten voor de aanschaf van een horloge, armband, fiets en cashgeld. Niet is gebleken dat deze goederen verloren zijn gegaan of beschadigd zijn.
De kosten voor de aanschaf van een nieuwe bril dient te worden afgewezen, omdat de bril is vergoed door de verzekering, zonder eigen bijdrage.
De immateriële schade dient te worden beperkt tot € 3.000,-.
De benadeelden [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat niet is komen vast te staan dat zij aan de voorwaarden voor shockschade voldoen.
Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de parkeer- en reiskosten, met dien verstande dat deze dienen te worden aangemerkt als proceskosten. De medische kosten van [slachtoffer 3] dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat de juiste factuur niet is overgelegd.
De kosten voor studievertraging bij [slachtoffer 4] dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard. Er is geen sprake van een causaal verband.
De gevorderde immateriële schade dient beperkt te worden tot € 1.000,-.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
De vordering van [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat de vordering gedeeltelijk kan worden toegewezen, omdat de benadeelde rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde.
De medische kosten ad € 329,67 komen voor vergoeding in aanmerking, omdat deze rechtstreeks voortvloeien uit het bewezenverklaarde feit. Ook de immateriële schade ad
€ 3.000,- is geheel toewijsbaar. De rechtbank acht dit bedrag alleszins redelijk.
Kleding- en meubelschade:
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 1] met een hevig bloedende hoofdwond zijn woning is binnengegaan. Uit de foto’s die zich in het dossier bevinden blijkt dat op de bank en op het vloerkleed bloed is gekomen. Dat de kleding van [slachtoffer 1] onder het bloed is gekomen, spreekt voor zich. Bij de vordering is rekening gehouden met een afschrijving van 30% op de kosten van de verloren gegane goederen. De rechtbank zal de kosten van de bank, het vloerkleed en de kleding (met uitzondering van de winterjas) van in totaal € 499,90, waarvan na afschrijving een bedrag van € 349,93 resteert, toewijzen.
Niet is komen vast te staan dat op een winterjas, die in de woning zou hebben gelegen, ook bloed terecht is gekomen. [slachtoffer 1] zal voor wat betreft dit onderdeel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Overige kosten
Vanwege gevoelens van angst en onveiligheid is [slachtoffer 1] verhuisd naar een andere woning. Hij heeft voor de nieuwe woning € 1.100,- overnamekosten moeten betalen. De verdachte heeft door zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] in de nabijheid van zijn woning. Bij [slachtoffer 1] zijn daardoor grote gevoelens van onveiligheid ontstaan. De overnamekosten zijn aan te merken als kosten die de benadeelde heeft moeten maken voor het herstel van zijn gevoel van veiligheid in zijn eigen woning. In zoverre betreft dit daarom schade die naar het oordeel van de rechtbank een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht de hoogte van deze kosten ook alleszins redelijk. De rechtbank zal het bedrag van € 1.100,- dan ook toewijzen.
De gevorderde schoonmaakkosten worden gematigd. De rechtbank zal een bedrag van (3x € 9,50) € 28,50 toewijzen. De rest zal worden afgewezen.
Eigen schuld
De rechtbank ziet geen aanleiding het toegewezen bedrag te matigen op grond van eigen schuld van [slachtoffer 1] omdat zij bewezen acht dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen zonder dat [slachtoffer 1] daartoe aanleiding gaf. Er is niet gebleken van dusdanig ernstige gedragingen van [slachtoffer 1] in de richting van de verdachte in de maanden die zijn voorgegaan aan het bewezenverklaarde dat aanleiding zou bestaan tot het toepassen van de billijkheidscorrectie.
Totaal
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [slachtoffer 1] worden toegewezen tot een bedrag van € 4.808,10. De vordering zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel met het bijbehorende aantal dagen gijzeling worden opgelegd.
Het resterende bedrag aan schoonmaakkosten zal worden afgewezen.
Voor het overige zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
7.4.2
De vordering van [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat de vordering gedeeltelijk kan worden toegewezen, omdat de benadeelde rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde.
Vergoeding voor kleding, bril, fiets, cashgeld
De rechtbank acht het aannemelijk dat de kleding (schoenen, jas, broek, onderbroek, shirt, sokken) van [slachtoffer 2] ten gevolge van het bewezenverklaarde en het daaropvolgende onderzoek in het ziekenhuis is beschadigd (onder andere als gevolg van bloedverlies). De gevorderde kosten, in totaal € 433,87, zijn voldoende onderbouwd en worden dan ook toegewezen.
Ook de kosten voor reparaties van de fiets ad € 235,70 zijn voldoende onderbouwd en zullen worden toegewezen. De rechtbank acht het aannemelijk dat de fiets beschadigd is geraakt, als gevolg van de aanval op [slachtoffer 2] .
Voor wat betreft de kosten die worden gevorderd voor de aanschaf van een nieuwe bril ad
€ 229,-, overweegt de rechtbank dat hierbij rekening dient te worden gehouden met de afschrijvingskosten. De rechtbank zal, gelet op de ouderdom van de bril en rekenend met een afschrijvingspercentage van 10% per half jaar, 50% op dit deel van de vordering in mindering brengen, zodat een bedrag van € 114,50 zal worden toegewezen.
Ter zitting heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij toegelicht dat de nieuwe bril niet door de verzekering werd vergoed en de benadeelde deze kosten dus zelf heeft moeten dragen.
[slachtoffer 2] wordt niet-ontvankelijk verklaard voor zover hij de kosten voor het horloge heeft gevorderd. Hij heeft gesteld dat het horloge bij de aanval verloren is gegaan . Op de foto’s die ter plaatse van [slachtoffer 2] zijn genomen, is echter te zien dat hij het horloge nog draagt. Voor zover de benadeelde partij heeft willen aanvoeren dat het horloge tijdens de aanval zou zijn beschadigd, is van die beschadiging niet gebleken. Dit deel van de vordering is dan ook onvoldoende onderbouwd.
Ook voor wat betreft het gevorderde cashgeld en de kosten van de armband Fossil wordt [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, aangezien dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Niet is komen vast te staan dat [slachtoffer 2] de armband en cashgeld is verloren. Hiervan is eerder ook geen melding gemaakt.
Medische kosten
De medische kosten van in totaal € 1.781,80 zijn voldoende onderbouwd. De verdediging heeft die kosten niet weersproken en ze komen de rechtbank ook alleszins redelijk voor. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook geheel toewijzen.
Parkeer- en reiskosten
Ten aanzien van de gevorderde kosten ad € 285,- voor het vervoer door de partner van [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank dat onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van mantelzorg die normaliter door professionele hulpverleners wordt verleend. Dit deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ook heeft [slachtoffer 2] een vergoeding gevraagd voor zes reizen richting de rechtbank. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 2] in totaal vijf keer bij de terechtzittingen aanwezig is geweest. Zij zal het bedrag dan ook verminderen naar (5 x 44 km x 0,26) € 57,20. Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking, omdat de benadeelde het recht heeft ter zitting aanwezig te zijn en deze kosten kunnen worden aangemerkt als schade ontstaan als gevolg van het bewezenverklaarde.
De reiskosten naar de advocaat dienen te worden aangepast. Hier is een foutieve berekening toegepast. De berekening is als volgt: 3 x 44 x 0,26 = € 34,32. Dit bedrag kan worden toegewezen.
De overige gevorderde kosten onder deze post zijn voldoende onderbouwd en komen voor vergoeding in aanmerking.
Verzorging door partner
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor de verzorging door de partner van [slachtoffer 2] ad € 266,- overweegt de rechtbank dat onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van mantelzorg die normaliter door professionele hulpverleners wordt verleend. Dit deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Kosten opvragen medische informatie
Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking en zijn voldoende onderbouwd.
Immateriële schade
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade heeft de rechtbank gekeken naar soortgelijke zaken en de vergoedingen die daar zoal werden toegekend. De rechtbank acht matiging van het gevorderde bedrag op zijn plaats en zal € 5.000,- toekennen.
Totaal
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [slachtoffer 2] worden toegewezen tot een bedrag van € 7.966,69. De vordering zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel met het bijbehorende aantal dagen gijzeling worden opgelegd.
Van het niet toegewezen deel van de materiële schade wordt een bedrag van € 45,76 (posten reiskosten rechtbank en advocaat) afgewezen.
Het niet toegewezen deel van de immateriële schade wordt afgewezen.
Voor het overige zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
7.4.3
De vordering van [slachtoffer 3]
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 3] in aanmerking komt voor shockschade. Zij werd op 31 augustus 2019 direct geconfronteerd met de gevolgen van het bewezenverklaarde. Ter plaatse heeft zij gezien hoe haar echtgenoot was toegetakeld, hetgeen bij haar een hevige schok teweeg heeft gebracht. Als gevolg daarvan heeft zij psychische problemen ondervonden, waarvoor zij een behandeling heeft ondergaan. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat aan de voorwaarden voor toekenning van shockschade is voldaan.
Medische kosten
De medische kosten ad € 885,- en de kosten voor aanschaf van paracetamol ad € 10,- zijn voldoende onderbouwd en komen voor vergoeding in aanmerking. Het is aannemelijk dat [slachtoffer 3] als gevolg van het bewezenverklaarde en de daaruit voortkomende psychische klachten hoofdpijnklachten heeft ervaren en daarom medicatie heeft gebruikt. Het daarvoor in rekening gebrachte bedrag is redelijk,
De raadsman kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat de factuur niet is overgelegd. Uit het zorgkosten 2020 dat is overgelegd, blijkt dat door psycholoog Nelissen van Uniek, waar [slachtoffer 3] in behandeling is geweest voor haar klachten € 1.189,94 is gedeclareerd bij de zorgverzekeraar en dat van dit bedrag een bedrag van € 885,- (het eigen risico) voor rekening van [slachtoffer 3] is gekomen.
Parkeer- en reiskosten
De reiskosten ad € 87,36 zijn voldoende onderbouwd en komen voor vergoeding in aanmerking.
Daarnaast heeft [slachtoffer 3] parkeerkosten ad € 15,- gevorderd. Deze kosten zijn echter op geen enkele wijze onderbouwd. [slachtoffer 3] zal voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
[slachtoffer 3] heeft € 2.000,- aan immateriële schade gevorderd. Ter plaatse heeft zij gezien hoe haar echtgenoot was toegetakeld. Zij is geen getuige geweest van het feit. De rechtbank is van oordeel, alle omstandigheden van het geval afwegende, dat de vordering dient te worden gematigd tot € 1.000,-. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Totaal
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [slachtoffer 3] worden toegewezen tot een bedrag van € 1.982,36. De vordering zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel met het bijbehorende aantal dagen gijzeling worden opgelegd.
Voor het overige aan materiële kosten zal de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Het overige aan immateriële schade zal worden afgewezen.
7.4.4
De vordering van [slachtoffer 4]
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 4] in aanmerking komt voor shockschade. . Zij werd op 31 augustus 2019 direct geconfronteerd met de gevolgen van het bewezenverklaarde. Ter plaatse heeft zij gezien hoe haar vader was toegetakeld, hetgeen bij haar een hevige schok teweeg heeft gebracht. Als gevolg daarvan heeft zij psychische problemen ondervonden, waarvoor zij een behandeling heeft ondergaan. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat aan de voorwaarden voor toekenning van shockschade is voldaan.
Medische kosten
[slachtoffer 4] heeft € 10,- aan kosten voor aanschaf van paracetamol gevorderd. Deze post is voldoende onderbouwd en komt voor vergoeding in aanmerking. Het is aannemelijk dat [slachtoffer 4] als gevolg van het bewezenverklaarde en de daaruit voortkomende psychische klachten hoofdpijnklachten heeft ervaren en daarom medicatie heeft gebruikt.
Studievertraging
[slachtoffer 4] stelt als gevolg van het bewezenverklaarde studievertraging te hebben opgelopen. De schade bedraagt € 14.475. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat er een causaal verband bestaat tussen de opgelopen studievertraging en het bewezenverklaarde. [slachtoffer 4] zal daarom voor dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Parkeer- en reiskosten
De reiskosten ad € 90,48 zijn voldoende onderbouwd en komen voor vergoeding in aanmerking. De overige reiskosten ad € 31,20 zien op toekomstige kosten. De rechtbank zal dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren omdat onvoldoende duidelijk is geworden dat de [slachtoffer 4] deze kosten daadwerkelijk dient te maken.
Daarnaast heeft [slachtoffer 4] parkeerkosten ad € 15,- gevorderd. Deze kosten zijn echter niet onderbouwd. [slachtoffer 4] zal daarom voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
[slachtoffer 4] heeft € 2.000,- aan immateriële schade gevorderd. Ter plaatse heeft zij gezien hoe haar vader was toegetakeld. Zij is geen getuige geweest van het feit. De rechtbank is van oordeel, alle omstandigheden van het geval afwegende, dat de vordering dient te worden gematigd tot € 1.000,-. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Totaal
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [slachtoffer 4] worden toegewezen tot een bedrag van € 1.100,48. De vordering zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel met het bijbehorende aantal dagen gijzeling worden opgelegd.
Het overige aan immateriële schade zal worden afgewezen.
Voor het overige aan materiële kosten zal de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
7.4.5
Hoofdelijke aansprakelijkheid vorderingen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
Uit artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.
Verdachten hebben als groep geopereerd, in die zin dat zij zich samen bewapend hebben naar aanleiding van het conflict met [slachtoffer 1] , op de bewuste avond samen wilden komen bij de woning van [medeverdachte 1] en zij elk, in korte opeenvolging binnen een tijdspanne van enkele minuten, geweld hebben uitgeoefend op [slachtoffer 2] , waarbij ieder van hen letsel bij [slachtoffer 2] heeft veroorzaakt. Er is derhalve sprake van gedragingen in groepsverband in de zin van artikel 6:166 BW. Elk van de verdachten had zich, gezien de kans op het toebrengen van onrechtmatige schade, moeten onthouden van voornoemde gedragingen. Nu zij dat niet hebben gedaan, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk voor het geheel van de schade van [slachtoffer 2] . De rechtbank zal verdachte [verdachte] derhalve hoofdelijk veroordelen in de door de benadeelde partijen geleden en toe te wijzen schade.

8.Het beslag

Tijdens het onderzoek is een aluminium honkbalknuppel in beslag genomen. Deze behoorde toe aan [slachtoffer 1] . De honkbalknuppel dient aan hem te worden teruggegeven.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het onder feit 1 subsidiair en feit 2 primair ten laste gelegde tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het resterende bedrag aan schoonmaakkosten af;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige aan materiële schade niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd bedrag te betalen, bij niet-betaling te vervangen door 58 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • wijst de vordering van
  • wijst het meer gevorderde inzake reiskosten rechtbank en advocaat ad € 45,76 af;
  • wijst het meer gevorderde inzake immateriële schade ad € 1.300,- af;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] voornoemd bedrag te betalen, bij niet-betaling te vervangen door 74 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • wijst de vordering van
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige aan materiële schade niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige aan immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] voornoemd bedrag te betalen, bij niet-betaling te vervangen door 29 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • wijst de vordering van
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige aan immateriële schade af;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige aan materiële schade niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] voornoemd bedrag te betalen, bij niet-betaling te vervangen door 21 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan [slachtoffer 1] :
- een aluminium honkbalknuppel.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M.W. Nuijts, voorzitter, mr. C. Wapenaar en mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2021, zijnde de griffier buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 31 augustus 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp, op zijn
hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 augustus 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een ontsierend litteken op het hoofd, heeft toegebracht door hem met een honkbalknuppel, althans een hard
voorwerp, op zijn hoofd te slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 augustus 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp, op zijn hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 31 augustus 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp,
op het hoofd en/of tegen het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 augustus 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal, met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp, op het hoofd en/of tegen het bovenlichaam en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer [nummer 2] , gesloten d.d. 19 september 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1147.
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 1 september 2019, p. 550.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 31 augustus 2019, p. 591.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2019, p. 373.
5.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 12 januari 2021 afgelegd.
6.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict d.d. 1 september 2019, p. 423.
7.Het geschrift, te weten de geneeskundige verklaring d.d. 28 september 2019, p. 567.
8.Het geschrift, te weten een forensisch geneeskundige letselbeschrijving d.d. 23 september 2019, p. 573 en 574.
9.De waarnemen van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 12 januari 2021.
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2019, p. 382.
11.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 september 2019, p. 830.
12.Het geschrift, te weten een overdrachtsformulier arrestantenzorg, p. 831.
13.Het proces-verbaal van (telefonisch) verhoor van getuige [naam 7] d.d. 2 januari 2020, p. 990 en 991en het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 8] d.d. 11 januari 2020, p. 992.
14.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 31 augustus 2019, p. 485 en 486.
15.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 31 augustus 2019, p. 485 en 486 en het proces-verbaal van aanvullend verhoor van [slachtoffer 2] d.d. 4 september 2019, p. 491.
16.Het geschrift, te weten een forensisch geneeskundige letselbeschrijving d.d. 30 september 2019, p. 529 tot en met 537 alsmede de foto’s op p. 494 tot en met 525, waarnaar verwezen wordt in de letselbeschrijving.
17.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 31 augustus 2019, p. 583 en 584.
18.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 31 augustus 2019, p. 585.
19.Het proces-verbaal van telefonisch verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 31 augustus 2019, p. 589.
20.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 31 augustus 2019, p. 137 en het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 2 september 2019, p. 146.
21.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 31 augustus 2019, p. 67.
22.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 31 augustus 2019, p. 68.