ECLI:NL:RBLIM:2021:6158

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
C/03/268760 / HA ZA 19-470
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van onroerend goed tussen ongehuwd samenwonenden zonder samenlevingscontract

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om de verdeling van een woning tussen twee ongehuwd samenwonenden, [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie], die van augustus 2014 tot augustus 2016 een affectieve relatie hebben gehad. De partijen hebben samen een woning gekocht in juni 2015, waarbij zij gezamenlijk eigenaar zijn geworden. Na de verkoop van de woning in november 2020, waarbij een overwaarde van € 164.758,80 resteerde, zijn partijen niet in staat geweest om minnelijk tot een regeling te komen over de verdeling van deze overwaarde en de afwikkeling van hun gezamenlijke bankrekening.

In de procedure vorderde [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onder andere een vergoedingsrecht van € 144.777,77 en een gebruiksvergoeding, terwijl [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verweer voerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen ieder een gelijk aandeel hebben in de woning en dat zij gezamenlijk hebben geïnvesteerd in de aankoop en verbouwing. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voor een deel toegewezen, waarbij de vergoedingsrechten zijn vastgesteld op € 16.270,32 en € 1.149,21, en heeft bepaald dat de gezamenlijke bankrekening van partijen zal worden opgeheven en het saldo bij helfte zal worden verdeeld. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/268760 / HA ZA 19-470
Vonnis van 28 juli 2021
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. S.L. Smits-Emons,
tegen
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.B.A.E. Brouwers.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 20 mei 2020,
  • de akte houdende overlegging producties 11 tot en met 16 van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,
  • de akte houdende overlegging producties 17 tot en met 21 van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,
  • het proces-verbaal van comparitie van 4 februari 2021, dat abusievelijk onjuist is
gedateerd als 4 februari 2020, hetgeen verbeterd dient te worden gelezen en begrepen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hebben van augustus 2014 tot augustus 2016 een affectieve relatie gehad. Ze zijn niet gehuwd geweest en hebben samengeleefd zonder geregistreerd partnerschap of een op schrift gestelde samenlevingsovereenkomst.
2.2.
Partijen hebben op 25 juni 2015 een woning aan de [adres] te
[plaats] gekocht tegen een koopsom van € 357.000,00 (hierna: de woning). Op
6 augustus 2015 is woning aan hen geleverd. Partijen waren gezamenlijk (ieder voor de helft) eigenaar van de woning.
2.3.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hebben voor de aankoop van de woning een hypothecaire geldlening afgesloten bij Aegon voor een bedrag van € 282.000,00; zij zijn hoofdelijk aansprakelijk voor deze geldlening. Het niet door Aegon gefinancierde deel van de koopsom hebben partijen uit eigen middelen betaald.
2.4.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft op 14 december 2015 (nadat haar oude woning was verkocht, productie 10 bij dagvaarding) € 50.000,00 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] overgemaakt ten behoeve van de aankoop en verbouwing van de woning.
2.5.
Partijen hebben beiden in de verbouwing van de woning geïnvesteerd. Vaststaat in elk geval dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een bedrag van € 1.044,07 aan verschillende deelposten heeft geïnvesteerd.
2.6.
Vanaf april 2017 heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] maandelijks € 500,00 en [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
€ 450,00 aan hypotheeklasten betaald, hetgeen erop neerkomt dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot aan november 2020 € 1.075,00 meer dan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan hypotheeklasten heeft voldaan.
2.7.
Partijen hebben afgesproken dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de gebruikerslasten voor haar rekening zou nemen en dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de eigenaarslasten (de gemeentelijke belastingen, BsGW) voor zijn rekening zou nemen.
2.8.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betaalde daarnaast de energiekosten van € 160,00 per maand alsmede de opstal- en inboedelverzekering.
2.9.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hadden de bedoeling om samen te gaan wonen in de woning, maar tot daadwerkelijk samenwonen is het nooit gekomen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft vanaf 6 augustus 2015 (met haar minderjarige zoon) in de woning gewoond en woonde daar tot de levering aan derden op 6 november 2020.
2.10.
De woning is verkocht tegen de koopsom van € 436.500,00 k.k. en op 6 november 2020 aan derden geleverd.
2.11.
Blijkens de notariële afrekening (productie 17 [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ) resteerde na aftrek van hypotheekschuld en andere kosten een overwaarde van € 164.758,80. Hiervan heeft de notaris aan ieder van partijen de helft (zijnde € 82.379,40) op een door hen opgegeven bankrekening overgemaakt.
2.12.
Tot op heden is het partijen niet gelukt minnelijk tot een regeling te komen over (de wijze van de afwikkeling van) de verdeling van de tussen hen bestaande eenvoudige gemeenschap met betrekking tot de woning en een gezamenlijke bankrekening.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert van de rechtbank om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
het vergoedingsrecht van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vast te stellen op € 144.777,77, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2015, althans vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening,
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te veroordelen om het vergoedingsrecht zoals genoemd in sub 1 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te voldoen na overdracht van de woning;
het vergoedingsrecht van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vast te stellen op € 50.000,-;
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] te machtigen tot het ter gelde maken van de gemeenschappelijke woning, alsmede hem te machtigen alles te mogen doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van de woning, waarbij de woning via ASA Groep makerlaardij te koop aangeboden zal worden voor een in overleg met de makelaar vast te stellen verkoopprijs en waarbij een minimumverkoopprijs geldt van primair € 420.000,- of subsidiair € 406.000,-, althans [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te machtigen alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van de woning, met de bepaling dat het vonnis in de plaats komt van de toestemming en/of wilsverklaring van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te veroordelen tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van een gebruiksvergoeding ad primair € 450,- per maand, subsidiair 4 % van de overwaarde, met ingang van 1 oktober 2015, althans vanaf de dag der dagvaarding althans een zodanige gebruiksvergoeding met ingang van een zodanige datum vast te stellen als de rechtbank juist acht;
te bepalen dat de overwaarde die resteert na verkoop van de woning tussen partijen bij helfte wordt gedeeld;
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gemaakte buitengerechtelijke kosten ad € 1.933,78;
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, de deurwaarderskosten daaronder begrepen, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met wettelijke rente over deze kosten vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis;
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te veroordelen tot betaling van de (na)kosten indien niet binnen 14 dagen na dagtekening van de aanschrijving tot vrijwillige voldoening aan het vonnis is voldaan.
3.2.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vordert van de rechtbank om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de wijze van verdeling te gelasten van de eenvoudige gemeenschap van de onroerende zaak woonhuis met ondergrond en tuin gelegen aan de [adres] te [plaats] , kadastraal bekend als [kadastrale gegevens 1] ter grootte van 4 are en 69 centiare en de strook grond gelegen nabij de [adres] te [plaats] , kadastraal bekend als [kadastrale gegevens 2] ter grootte van 22 centiare, en daarbij te bepalen dat de woning aan een derde dient te worden verkocht voor een minimale verkoopprijs van primair € 415.000,--, of subsidiair € 406.000,-- waarbij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt veroordeeld om binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn medewerking aan de verkoop van deze onroerende zaak te verlenen, met alles wat daartoe nodig en noodzakelijk is, waaronder het gezamenlijk opdracht geven aan de makelaar van ASA Groep Makerlaardij B.V. tot het in de verkoop nemen van de onroerende zaak en waarbij partijen zich wat betreft de vraagprijs conformeren aan het advies van deze makelaar;
te bepalen dat, indien [eiser in conventie, verweerder in reconventie] binnen de hiervoor genoemde termijn van twee weken geen medewerking verleent aan de verkoop van de woning zoals hiervoor omschreven:
primair dit vonnis in de plaats treedt van de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te verrichten rechtshandeling, te weten het verstrekken van een verkoopopdracht aan ASA Groep Makelaardij ten behoeve van de hiervoor genoemde onroerende zaak, waarbij partijen zich wat betreft de vraagprijs conformeren aan het advies van deze makelaar en waarbij een minimale verkoopprijs geldt van € 406.000,--,
althans subsidiair dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt veroordeeld om vanaf dan aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een dwangsom te betalen van € 500,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de veroordeling in 2 voldoet,
3. te bepalen dat de netto-opbrengst van de onroerende zaak na aflossing van de hypotheekschuld wordt verdeeld waarbij partijen ieder de helft van de overwaarde ontvangen;
4. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen om tot aan de datum van levering van de woning de BsGW-eigenaarslasten te blijven voldoen;
5. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen om tot aan de datum van levering van de woning op de gezamenlijke bankrekening van partijen het bedrag van € 450,-- aan hypotheekbijdrage te blijven voldoen;
6. te bepalen dat de gezamenlijke bankrekening na de eigendomsoverdracht van de onroerende zaak en de financiële afwikkeling daarvan wordt opgeheven en het daarop aanwezige saldo bij helfte wordt verdeeld;
7. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot het ophalen van zijn inboedelzaken zoals genoemd in randnummer 45;
8. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen dat, indien hij niet zijn medewerking aan de vorderingen 6 en 7 verleent, tot betaling van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de veroordeling voldoet;
Ten aanzien van de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in conventie en reconventie
9. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder uitdrukkelijk begrepen de advocaatkosten alsmede de nakosten ten bedrage van € 246,-- zonder betekening in conventie en reconventie tezamen, althans € 157,-- zonder betekening in conventie of reconventie, en € 328,-- respectievelijk € 239,-- in geval van betekening , zulks met bepaling dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] over de proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd is met ingang van 14 dagen na de datum van dit vonnis.
3.5.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de rechtbank deze in het onderstaande in onderling verband beoordelen.
I.
Vorderingen sub 4 en 6 in conventie ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) respectievelijk sub 1 tot en met 5 in reconventie ( [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] )
4.2.
Gezien het feit dat de woning inmiddels is verkocht en de resterende overwaarde destijds door de notaris bij helfte aan partijen is uitgekeerd, terwijl geen van partijen haar vordering naar aanleiding daarvan heeft gewijzigd, zal het bij petitum in conventie sub 4 en 6 en het bij petitum in reconventie sub 1 tot en met 5 gevorderde bij gebrek aan belang worden afgewezen.
II.
Vorderingen sub 1 tot en met 3 in conventie ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie] )
4.3.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gesteld dat hij aanspraak heeft op een vergoedingsrecht van
€ 144.777,77 jegens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . De feitelijke grondslag hiervan vindt zijn weerslag in het volgende staatje (zie onder 55 dagvaarding):
  • (1) € 100.059,95 (gedane investering in de woning)
  • (2) € 41.000,00 (verbouwing)
  • (3) € 3.717,82 (kosten van door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] overige betaalde lasten).
4.4.
Partijen waren gezamenlijk eigenaar van de woning, zodat sprake is van een eenvoudige gemeenschap in de zin van art. 3:166 lid 1 BW. Ingevolge lid 2 van genoemd artikel zijn de aandelen van partijen hierin gelijk, hetgeen verder in deze ook niet in geschil is tussen partijen. Na aankoop van de woning is, zo is in dezen komen vast te staan, geïnvesteerd in de woning. Op grond van art. 3:172 BW moeten partijen naar evenredigheid van hun aandeel bijdragen tot de uitgaven ten behoeve van de gemeenschap. Uit dien hoofde is [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in beginsel gehouden naar evenredigheid van haar aandeel, mitsdien de helft, bij te dragen in de betreffende kosten, welke gehoudenheid op zijn beurt ook op [eiser in conventie, verweerder in reconventie] rust.
4.5.
De rechtbank zal eerst beoordelen voor welk bedrag er in totaal in de woning is geïnvesteerd door partijen gezamenlijk ten behoeve van (1) de aankoop van de woning en (2) de verbouwing van de woning. Vervolgens zal worden beoordeeld wie welk deel van die investeringen uit eigen middelen heeft gefinancierd. Daarna zal de rechtbank (3) het overige deel van deze deelvordering ad € 3.717,82 bespreken.
(1)
Aankoop van de woning
4.6.
Partijen hebben het niet door Aegon gefinancierde deel van de koopsom van de woning uit eigen middelen betaald (zie rov. 2.3). [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft – hiernaar gevraagd door de rechtbank – ter comparitie gesteld dat een bedrag van afgerond € 90.000,00 is betaald, [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft dienaangaande gesteld dat dit ongeveer € 82.000,00 was. Daarnaast heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij dagvaarding gesteld nog een bedrag van € 10.059,95 naar de gezamenlijke rekening van partijen te hebben overgemaakt, zodat er, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , in totaal een bedrag van € 100.059,95 door hem is geïnvesteerd.
4.6.1.
De rechtbank volgt de stelling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in zoverre dat uit het door hem overgelegde overzicht (productie 20 bij conclusie van antwoord in reconventie, hierna: het overzicht van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) alsmede de producties die hij ter onderbouwing hiervan heeft bijgevoegd, een bedrag van circa € 90.000,00 voor de aankoop van de woning is geïnvesteerd (posten 1 tot en met 11 van het overzicht van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ), zodat dit thans in rechte vaststaat.
4.6.2.
De rechtbank volgt de stelling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] echter niet, daar waar hij stelt dat dit bedrag alleen door hém is geïnvesteerd, nu zulks niet is te rijmen met het feit dat partijen over en weer erkennen dat zij ieder € 50.000,00 hebben bijgedragen om de woning aan te kopen. Dit correspondeert ook met de stelling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat zij erkent dat de man een bedrag van € 10.059,95 naar de gezamenlijke rekening heeft overgemaakt
“om zo een bedrag van in totaal ongeveer € 100.000,-- te investeren”(€ 90.000 plus € 10.059,95 is circa € 100.000,00) waarbij het deel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ad € 50.000,00
“dient te worden weggestreept tegen het bedrag van € 50.000,-- dat vervolgens door de vrouw op 14 december 2015 rechtstreeks aan de man is terugbetaald”(conclusie van antwoord in conventie, randnr. 17). Hieruit volgt dat partijen ieder een bedrag van € 50.000,00 in de aankoop van de woning hebben geïnvesteerd, hetgeen de rechtbank als vaststaand aanneemt, zodat geen sprake is van enig vergoedingsrecht van partijen over en weer en wat betreft de aankoop van de woning niets van elkaar te vorderen hebben.
(2)
Verbouwingskosten
4.7.
Partijen erkennen beiden dat verbouwingskosten zijn gemaakt, alleen verschillen zij van mening over de totale omvang hiervan. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft ter comparitie gesteld dat dit circa € 103.000,00 in totaal is, zulks onder verwijzing naar meergenoemd overzicht; [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft op haar beurt gesteld dat partijen € 88.000,00 aan de verbouwing van de woning hebben uitgegeven.
4.7.1.
Op meergenoemd overzicht van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn de verbouwingskosten gespecificeerd. De rechtbank zal elk van de hierop vermelde posten, voor zover zij zijn aan te merken als investeringen, beoordelen om het totaalbedrag aan verbouwingskosten vast te stellen, met uitzondering van de hierna te bespreken onderdelen.
4.7.2.
Nog daargelaten dat de posten 17 en 18 ad € 500,00 respectievelijk € 280,00 niet als verbouwingskosten zijn te kwalificeren, zijn zij ook niet gestaafd met documenten, zodat deze niet als investeringen in deze zullen worden meegenomen.
4.7.3.
Post 57 betreft badkamerspullen waaronder een ‘sunshower’ ad € 2.598,00. Ter comparitie heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hierover verklaard dat dit een cadeau was van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan haar. Nu [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dit verder onbesproken heeft gelaten en derhalve niet meer heeft betwist, leidt de rechtbank hieruit af dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] afstand heeft gedaan van zijn standpunt dat deze post als een (door hem gedane) investering moet worden beschouwd, zodat de rechtbank hieraan voorbijgaat.
4.7.4.
Post 72 betreft IKEA-spullen die in de periode van 1 juni 2015 tot 29 juni 2016 zijn aangeschaft ad in totaal € 3.082,03. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft deze post betwist door te stellen dat het in deze post (ook) gaat om roerende zaken, zoals kasten en andere spullen, die (derhalve) niet als investeringen in de woning zijn aan te merken. Dit verweer treft doel, in zoverre dat de rechtbank hiervan redelijkerwijs ongeveer de helft, zijnde een bedrag van € 1.500,00, als investering zal aanmerken, nu een deel van de betreffende zaken naar hun aard wel als zodanig kunnen worden beschouwd.
4.7.5.
Post 80 betreft een bankopname van € 6.300,00 door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Productie 80, overgelegd als onderbouwing van deze post, is echter geen betalingsbewijs, maar een bankafschrift van een kasopname van € 5.000,00. In zoverre heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] terecht aangevoerd dat hieruit onvoldoende is af te leiden dat hiermee werkmannen zouden zijn betaald, reden waarom de rechtbank deze post niet zal meetellen als investering in de woning.
4.7.6.
Post 84 ‘Felix Glas (deurpartij na inbraak (verzekering check)’ ad € 212,66 is naar het oordeel van de rechtbank niet te beschouwen als een investering in de woning, nu de hiertegen ingebrachte stelling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat de verzekering de schade waarop deze post ziet heeft vergoed, verder niet meer betwist is, zodat hiervan moet worden uitgegaan.
4.7.7.
Van post 89 ‘huur aanhangwagen’ ad € 50,00 kan niet worden vastgesteld of de betreffende huur noodzakelijkerwijs is aangewend voor transport van een zaak naar de woning, anders dan bijvoorbeeld het geval is in post 61 (zie overzicht hierna). Deze post zal derhalve komen te vervallen.
4.7.8.
Onduidelijk is wat de ongenummerde post “Vesta Vastgoed” ad € 500,00 behelst, zodat de rechtbank hieraan voorbijgaat.
4.7.9.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank op grond van het overzicht van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot een eerste (sub)totaalbedrag van € 91.740,77 aan verbouwingskosten (€ 103.763,46 minus de hiervoor onder 4.7.2 tot en met 4.7.8 vermelde bedragen).
4.8.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft op haar beurt gesteld dat er nog een bedrag van
€ 8.5211,82, waarvan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een bedrag van € 1.044,07 heeft erkend, respectievelijk een bedrag van € 3.078,00 in de woning is geïnvesteerd.
4.8.1.
Wat betreft de post ‘gordijnen’ ad € 1.850,00 en ‘raampanelen’ ad € 1.150,00 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] terecht aangevoerd dat dit roerende zaken betreffen die aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zijn geleverd en bijgevolg haar eigendom zijn. Deze onderdelen zijn daarom niet te beschouwen als investeringen in de woning, zodat de rechtbank hieraan voorbij zal gaan.
4.8.2.
Tegen de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aangevoerde post makelaar ad € 3.200,00 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] naar het oordeel van de rechtbank terecht aangevoerd dat er geen juridische grondslag is op grond waarvan hij in deze kosten zou moeten bijdragen, nu het gaat om kosten ten behoeve van de verkoop van de vorige woning van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Ook deze post zal daarom niet worden meegenomen bij de bepaling van het totaal aan door partijen gedane investeringen in de woning.
4.8.3.
Het voorgaande geldt evenzeer voor de post ‘verhuiskosten’ ad € 1.232,00, zodat de rechtbank ook aan deze post voorbij zal gaan.
4.8.4.
Gelet op het voorgaande (4.8 tot en met 4.8.3) komt de rechtbank op een tweede (sub)totaalbedrag van € 1.044,07.
4.9.
Dit alles impliceert dat partijen gezamenlijk en in totaal voor een bedrag van
(€ 91.740,77 + € 1.044,07 =) € 92.784,84 hebben verbouwd.
4.10.
De rechtbank overweegt verder als volgt. Vaststaat dat partijen ieder een deel van de totale investeringen uit eigen middelen hebben voldaan en – daarnaast – verbouwingen hebben bekostigd van hun gezamenlijke rekening. Vraag is hoe groot deze delen elk zijn, zodat de respectieve vergoedingsrechten kunnen worden vastgesteld.
4.11.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van de volgende door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gestelde posten in zijn overzicht niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] deze uit eigen middelen heeft voldaan, zodat dit in rechte is komen vast te staan:
post
bedrag
onderwerp
productie
21
€ 7.196,00
dakkapel
21
22
€ 150,00
plaatsen dakraam
22 CvA in rec
23
€ 250,00
Velux dakraam
22
24
€ 5.400,00
gashaard
24
29
€ 3.027,36
stucwerk 2e keer Nievelstein
29
36
€ 383,95
tegels Jackers
36
37
€ 148,27
tegels Jackers
37
38
€ 427,50
tegels Eurotegel
38
39
€ 807,91
tegels uit Spanje
39
43
€ 225,75
bouwmarktuitgaven Pontmeyer
43
44
€ 1.471,63
bouwmarktuitgaven Gamma
44
46
€ 402,72
bouwmarktuitgaven Hubo Royen Nuth
46
48
€ 590,92
bouwmarktuitgaven Hornbach
48
50
€ 60,88
bouwmarktuitgaven Opreij
50
51
€ 438,43
bouwmarktuitgaven Oprey
51
53
€ 222,98
bouwmarktuitgaven Sieben
53
54
€ 91,50
bouwmarktuitgaven Knibbeler
54
58
€ 63,90
extra spullen badkamer
58
61
€ 102,06
autohuur ivm wastafelwerkblad
61
62
€ 7.164,86
tegelzetter Ton Gerardu
62
65
€ 593,25
keukenapparatuur bol.com
65
66
€ 449,00
keukenapparatuur
66
67
€ 169,00
keukenapparatuur
67
70
€ 1.073,41
elektra
70
71
€ 151,76
elektra
71
72
€ 1.500,00
IKEA-spullen
72
74
€ 707,01
kosten Ted Leyten
74
81
€ 314,66
transpo Nuth containers
81
€ 33.584,71
totaal
4.11.1.
Wat betreft post 21, de dakkapel, het volgende. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft de omvang van de kosten niet betwist. Evenmin heeft zij bestreden dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] die kosten voor zijn rekening heeft genomen. Wel heeft zij aangevoerd dat zij geen dakkapel wilde en dat deze op uitdrukkelijke wens van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is geplaatst, derhalve zonder haar instemming. Dit heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] weer bestreden door te stellen dat alles in overleg is gegaan. Wat hier ook van zij, nu het plaatsen van een dakkapel als een investering in de woning en daarmee (ook) in het aandeel van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] moet worden beschouwd, gaat de rechtbank aan dit verweer van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voorbij. Daarmee is deze investering door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] komen vast te staan.
4.11.2.
Gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen in 4.8.4. is tevens komen vast te staan dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] € 1.044,07 aan verbouwingskosten heeft geïnvesteerd.
4.11.3.
Wat betreft alle overige posten, voor zover zij als investeringen kunnen worden aangemerkt, moet het ervoor worden gehouden dat partijen de betreffende kosten gezamenlijk hebben gedragen en die kosten om die reden niet meer hoeven te worden verrekend, zodat de rechtbank hier verder aan voorbijgaat.
4.12.
Al het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de investeringen door partijen ten behoeve van de verbouwing van de woning worden vastgesteld op € 33.584,71 ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) respectievelijk € 1.044,07 ( [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ). Dit betekent dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een vergoedingsaanspraak heeft op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van (€ 33.584,71 minus € 1.044,07 = € 32.540,64 : 2 =) € 16.270,32. De rechtbank zal de vrouw veroordelen dit bedrag aan de man te betalen.
4.13.
De over de vergoedingsaanspraak gevorderde wettelijke rente zal worden afgewezen. Immers, zolang de verdeling niet is vastgesteld, kan een daarop gebaseerde vordering niet worden beschouwd als een vordering tot betaling van een geldsom terzake waarvan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in verzuim is. De gevorderde wettelijke rente zal daarom worden afgewezen.
(3)
Overige kosten ad in totaal € 3.717,82
gebruikers- en eigenaarslasten ad € 2.568,61
4.14.
Zoals gezegd (rov. 2.7) staat vast dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de gebruikerslasten en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de eigenaarslasten van de woning zou voldoen. Dienaangaande volgt de rechtbank [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’ stelling niet waar hij stelt dat deze afspraak niet geldt, omdat hij nooit zijn intrek in de woning heeft genomen, zodat, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , partijen deze kosten ieder bij helfte moeten dragen. Uit niets is immers af te leiden dat deel van de afspraak was dat deze interne draagplicht slechts zou gelden indien partijen zouden samenwonen in de woning. Ook gelet op de afspraak tussen partijen dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vanwege haar financiële draagkracht niet méér zou betalen dan haar lasten van haar vorige woning, is het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gestelde onaannemelijk, zodat de rechtbank hieraan voorbijgaat.
4.15.
De door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevorderde kosten van € 2.568,61 (dagvaarding sub 22, productie 15 bij dagvaarding) betreffen eigenaarslasten, die in overeenstemming met de afspraak tussen partijen door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dienen te worden gedragen. Gelet hierop zal de rechtbank dit onderdeel passeren.
Heuts Assurantiën, kosten andere panden en Vesta Vastgoed ad respectievelijk € 225,00,
€ 424,21 en € 500,00
4.16.
Nu [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] deze kleinere onderdelen niet (gemotiveerd) heeft betwist, acht de rechtbank de gevorderde sommen, zijnde de helft van de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voldane kosten ad in totaal € 1.149,21 voor toewijzing vatbaar.
III.
Vordering sub 5 in conventie ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie] )
4.17.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gesteld dat hij, anders dan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] die tot aan de levering van de woning aan derden het woongenot heeft gehad, nooit in de woning heeft gewoond, terwijl hij wel heeft meebetaald aan de hypotheeklasten. Gelet hierop heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onder verwijzing naar art. 3:169 BW en het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA9143) gesteld in alle redelijkheid recht te hebben op een gebruiksvergoeding van (zo blijkt uit het petitum) primair € 450,00 per maand, subsidiair van 4% van de overwaarde met ingang van 1 oktober 2015 althans de dag der dagvaarding althans in goede justitie een datum door de rechtbank te bepalen.
4.17.1.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betwist een gebruiksvergoeding verschuldigd te zijn. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft haar, aldus [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , in een niet afgebouwd huis laten zitten, waardoor zij het gevoel had financieel door de woning te worden gegijzeld. De woonlasten waren moeilijk voor haar te dragen, omdat zij met hoge maandelijkse eigenaars- en gebruikslasten werd geconfronteerd en het noodzakelijke onderhoud van de woning op haar terecht kwam, terwijl [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in zijn eigen woning kon blijven wonen. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid zou het dan ook onaanvaardbaar zijn om een gebruiksvergoeding aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toe te kennen, aldus [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Bovendien hebben partijen na het verbreken van de relatie nadere afspraken gemaakt over hun eigenaars- en gebruikerslasten, waarbij uitdrukkelijk niet de betaling van een gebruiksvergoeding is meegenomen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betaalde al een hogere bijdrage aan hypotheeklasten (€ 500,00 per maand), opstal- en inboedelverzekering en onderhoud. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betaalde slechts € 450,00 per maand en BsGW eigenaarslasten. Ook daarom bestaat er volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] geen grond voor de betaling van een gebruiksvergoeding.
4.17.2.
Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat uit het bepaalde in art. 3:169 BW volgt dat het gebruik en genot van een aan de deelgenoten gemeenschappelijk toebehorende woning toekomt aan de deelgenoten tezamen. De deelgenoot die verstoken blijft van het gebruik en genot van de gemeenschappelijke woning, [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in dit geval, dient daarom in beginsel schadeloos te worden gesteld, bijvoorbeeld in de vorm van een gebruiksvergoeding. Ook hierbij dienen de redelijkheid en billijkheid, die de rechtsbetrekkingen tussen de deelgenoten in de gemeenschap ingevolge art. 3:166 lid 3 BW beheersen, tot maatstaf.
4.17.3.
In het licht hiervan overweegt de rechtbank dat, nog daargelaten dat onweersproken is dat partijen hadden afgesproken dat de maandelijkse lasten voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet hoger zouden worden dan in haar vorige woonsituatie – hetgeen bij toekenning van een gebruiksvergoeding wel het geval zou zijn geweest – het [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’ eigen keuze is geweest om geen intrek te nemen in de woning, zodat het ervoor moet worden gehouden dat hij hiermee afstand heeft gedaan het gebruik en genot te hebben van die woning; hij heeft zijn eigen woning om hem moverende redenen al die tijd aangehouden, terwijl het de bedoeling van partijen was om te gaan samenwonen in de gezamenlijke woning van partijen. Alleen al hierom ligt het niet in de rede dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] thans aanspraak kan maken op een gebruiksvergoeding. Dit deel van het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in conventie bij petitum sub 5 gevorderde zal dan ook worden afgewezen.
IV.
Vordering sub 7 in conventie ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie] )
4.18.
De rechtbank zal de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevorderde buitengerechtelijke kosten, die [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betwist, afwijzen, nu niet is gebleken dat deze haar correct zijn aangezegd.
Vordering sub 6 in reconventie ( [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] )
4.19.
De rechtbank zal deze vordering ter zake het opheffen van de en/of-rekening als onweersproken toewijzen. De rechtbank ziet geen aanleiding tot het opleggen van een dwangsom, zodat dit deel van het gevorderde eveneens zal worden afgewezen.
Vorderingen sub 7 en 8 in reconventie ( [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] )
4.20.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft bij conclusie van antwoord in reconventie aangegeven zich met het gevorderde te kunnen verenigen en dat hij de inboedelzaken zal ophalen zodra de woning is verkocht aan een derde. Nu de woning daadwerkelijk aan derden is geleverd en partijen geen nadere stellingen dienaangaande meer hebben ingenomen, verstaat de rechtbank dat hierover niet langer hoeft te worden beslist.
Overige geschilpunten
4.21.
Tot slot overweegt de rechtbank het volgende. Partijen hebben over meer punten getwist dan hiervoor door de rechtbank zijn besproken. Echter, nu deze niet neergelegd in hierop toegesneden vorderingen, komt de rechtbank aan de beoordeling daarvan niet toe.
Vorderingen sub 8 en 9 in conventie ( [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) respectievelijk de (ongenummerde hierop ziende) vordering in reconventie ( [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] )
4.22.
In de relatie die partijen hadden ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten zowel in conventie als in reconventie te compenseren aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op grond van de hiervoor over en weer vastgestelde vergoedingsrechten om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te voldoen:
  • € 16.270,32 (rov. 4.12), en
  • € 1.149,21 (rov. 4.16),
zijnde in totaal
€ 17.419,53,
5.2.
bepaalt dat de gezamenlijke bankrekening van partijen door hen zal worden opgeheven en het daarop aanwezige saldo bij helfte tussen hen zal worden verdeeld,
5.3.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2021. [1]

Voetnoten

1.type: JC