ECLI:NL:RBLIM:2021:6137

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
03/228933-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en TBS met voorwaarden voor belaging, vernieling en bedreiging ex-partner en familie

Op 28 juli 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, vernieling en bedreiging van zijn ex-partner en haar familie. De verdachte, geboren in 1989 en gedetineerd in P.I. Zuid Oost, werd bijgestaan door zijn advocaat mr. C.A.M.J.M. Joosten. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 14 juli 2021, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de tenlastelegging, die onder andere bestond uit bedreigingen aan het adres van de ex-partner, het vernielen van autobanden en stalking door het versturen van vele e-mailberichten en WhatsApp-berichten, ondanks een opgelegd contactverbod.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd. De bedreigingen waren ernstig en gericht tegen zowel de ex-partner als haar familie. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van de tijd die in voorarrest was doorgebracht. Daarnaast werd de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd, gezien de psychische problematiek van de verdachte en het risico op recidive. De rechtbank benadrukte de noodzaak van behandeling en begeleiding om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 37a, 38, 38a, 38e, 38z, 57, 285, 285b, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/228933-20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
gedetineerd in P.I. Zuid Oost, locatie Roermond te Roermond.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. C.A.M.J.M. Joosten, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 juli 2021. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, na vordering nadere omschrijving, - kort en feitelijk weergegeven - op neer dat de verdachte:
feit 1 en feit 4:[slachtoffer 1] heeft bedreigd;
feit 2: autobanden heeft vernield;
feit 3:[slachtoffer 1] heeft gestalkt door deze veelvuldig e-mailberichten te sturen en/of een foto met een mes te sturen en/of die [slachtoffer 1] te bezoeken, terwijl aan verdachte een contactverbod was opgelegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, nu er niet voldaan is aan het bewijsminimum alsmede dat ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde de periode dient te worden beperkt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bedreigingen (feit 1 en 4)
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Omdat verdachte ter terechtzitting van 14 juli 2021 deze feiten heeft bekend en zijn raadsvrouw geen bewijsverweer heeft gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
feit 1:
- de aangifte van [slachtoffer 1] ; [2]
- vijf Whatsapp-berichten van 22 oktober tot en met 24 oktober 2019; [3]
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juli 2021. [4]
feit 4:
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 augustus 2020; [5]
- zes e-mailberichten van 8 juni 2020 tot en met 11 september 2020; [6]
- een foto van 22 augustus 2020; [7]
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juli 2021. [8]
Vernieling (feit 2)
Het dossier bevat de
aangifte [9] van [slachtoffer 2] , waarin hij onder meer verklaart dat zijn vrouw op 23 oktober 2019 omstreeks 19.15 uur zijn auto, een grijze Renault Clio, had geparkeerd op de oprit van hun woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Alles was intact en onbeschadigd. Op 24 oktober 2019 omstreeks 06.20 uur zag aangever dat drie banden van de auto geheel lek waren. Hij zag een snee van twee à drie centimeter in één van de banden. Aangever heeft verder verklaard dat zeer waarschijnlijk de ex-vriend van zijn dochter [slachtoffer 1] , zijnde verdachte, de banden heeft lek gestoken. De zoon van aangever heeft die ochtend een audio-opname gehoord via Whatsapp, die verdachte aan [slachtoffer 1] had gestuurd. Zijn zoon hoorde dat verdachte zei dat de autobanden slechts het begin waren.
Verbalisant [verbalisant 1] [10] , die de aangifte heeft opgenomen, heeft daarover gerelateerd dat aangever werd vergezeld van zijn zoon, die mededeelde dat hij in de morgen een audio-opname had gehoord die via Whatsapp was binnengekomen bij zijn zus [slachtoffer 1] . Hij hoorde dat het de stem van verdachte was en dat verdachte had gezegd dat de autobanden slechts het begin was geweest.
Overwegingen
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat in de avond of nacht van 23 op 24 oktober 2019 de autobanden van de auto toebehorende aan [slachtoffer 2] lek zijn gestoken. Anders dat de raadsvrouw heeft betoogd, acht de rechtbank bewezen dat verdachte hiervoor verantwoordelijk is. Immers wordt de verklaring van aangever ondersteund door de bevindingen van de verbalisant met betrekking tot hetgeen de zoon van aangever aan hem heeft verklaard.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Stalking (feit 3)
Het dossier bevat de
aangifte [11] van [slachtoffer 1] , waarin zij heeft verklaard dat aan verdachte een contactverbod is opgelegd en hij geen enkel contact met haar mag hebben. Verdachte bleef echter contact met haar zoeken. Het begon op 24 januari 2020 met het versturen van
e-mailberichten [12] aan aangeefster. Vanaf die datum heeft verdachte zeker meer dan vijftig keer gemaild. Hij mailde elke dag en er waren dagen bij dat hij wel tien keer mailde. Aangeefster had het e-mailadres van verdachte geblokkeerd, maar de berichten kwamen via de spam toch binnen. Tevens stuurt verdachte aangeefster vriendschaps-verzoeken via Facebook en stuurt hij haar berichten via Messenger. Het feit dat verdachte haar via de e-mail probeerde te bereiken, zorgde voor veel stress bij aangeefster. Aangeefster heeft niet gereageerd op de e-mails.
Op 4 mei 2020 heeft aangeefster een
aanvullende verklaring [13] afgelegd, waarin zij heeft aangegeven dat zij tussen 4 april 2020 en 3 mei 2020 nog diverse
e-mails [14] van verdachte heeft ontvangen. Zij vindt het erg vervelend dat hij haar nog steeds benadert via a-mail. Zij heeft nog steeds de angst dat hij haar op komt zoeken.
Door de
wijkagentwordt gerelateerd dat aangeefster hem screenshots heeft doen toekomen van de volgende berichten:
- Whatsapp-berichten ontvangen in de periode van 17 februari 2020 tot en met 24 april 2020; [15]
- e-mailberichten ontvangen in de periode van 10 mei 2020 tot en met 13 mei 2020; [16]
- e-mailberichten ontvangen in de periode van 8 juni tot en met 24 augustus 2020 [17] , waarbij onder andere een foto waarop verdachte een groot mes in zijn handen heeft. [18]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft nader
onderzoek [19] gedaan naar de inhoud van de aan aangeefster verstuurde berichten. De e-mailberichten zijn gestopt op 11 september 2020, zijnde de dag dat verdachte is aangehouden. De e-mailberichten bevatten een scala aan bedreigendeen dwingende teksten. Het begint met gematigde berichten waarin verzoeken staan om contact op te nemen en liefdesuitingen naar aangeefster toe. Als daar dan geen reactie op komt, uit de afzender zijn boosheid en machteloosheid en begint hij te dreigen. De dreigementen hebben een chronologische opbouw in de manier waarop deze geschreven zijn. Dit herhaalt zich weer na een paar dagen dit patroon is te zien in de mails vanaf maart 2020.
Op 19 augustus 2020 heeft [slachtoffer 1] wederom
aangifte [20] gedaan, waarin zij heeft verklaard dat verdachte op 9 augustus 2020 plots in haar woning stond. Hij is ongeveer vijftien minuten in de woning geweest. Daarna heeft hij elke dag geprobeerd om via e-mail contact met haar te zoeken.
Blijkens het
Uittreksel Justitiële Documentatie [21] is aan verdachte bij vonnis van de politierechter te Roermond van 26 juli 2019 een contactverbod voor de duur van één jaar opgelegd, welke bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoer is verklaard.
Verdachteheeft ter terechtzitting van 14 juli 2021 erkend dat hij in de ten laste gelegde periode de in het dossier opgenomen berichten heeft verzonden. Hij heeft contact gezocht met aangeefster ondanks het contactverbod dat hem was opgelegd. Ten aanzien van de foto op pagina 212 van het dossier heeft verdachte aangegeven dat hij de persoon met het mes is.
Overwegingen
De verdediging heeft bepleit dat de ten laste gelegde periode van belaging dient te worden beperkt, nu de inhoud van de berichten verstuurd in de periode van 24 januari 2020 tot en met 7 juli 2020 geen dwang of vrees bij aangeefster hebben opgewekt. Bovendien heeft aangeefster het e-mailadres van verdachte geblokkeerd waardoor de berichten in haar spambox terechtkwamen en zij die derhalve kon negeren.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de kern van artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt gevormd door de stelselmatige inbreuk op iemands persoonlijke leven.
De Hoge Raad heeft overwogen dat bij de beoordeling van het begrip ‘stelselmatig’ de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers, relevant zijn.
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte in de periode van 24 januari 2020 tot en met 11 september 2020 veelvuldig e-mails en berichten via WhatsApp en Facebook Messenger heeft gestuurd aan [slachtoffer 1] met onder meer teksten van beledigende, dreigende en persoonlijke aard. Eveneens heeft hij in de periode van 8 juni 2020 tot en met 24 augustus 2020 een foto gestuurd waarop hij een groot mes in zijn hand vast heeft. Uit de verklaringen van aangeefster blijkt dat zij het handelen van verdachte als inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer heeft ervaren. De pogingen tot contact van verdachte leveren haar stress op en zij is bang dat hij haar komt opzoeken, hetgeen ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2020. De verdediging heeft nog gesteld dat aangeefster op enig moment tegenstrijdige signalen aan de verdachte zou hebben afgegeven en dat daaruit voor de verdachte niet bleek dat zij het contact met hem dus niet wenste. De rechtbank volgt de verdediging op dit punt niet. Aan verdachte was vanaf 26 juli 2019 een contactverbod met aangeefster opgelegd voor de duur van één jaar. Uit dit gegeven en het feit dat aangeefster de verdachte op social media telkens blokkeerde, blijkt reeds dat aangeefster geen contact met de verdachte wenste.
De rechtbank is van oordeel dat, alles bijeen, de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. De door de raadsvrouw gestelde omstandigheden dat de berichten aanvankelijk geen bedreigende inhoud hadden en deze in de spambox terechtkwamen, waardoor zij niet tot directe kennisname van aangeefster behoefden te leiden, doet daaraan naar het oordeel van de rechtbank niet af.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de onder 3 ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1:in de periode van 22 oktober 2019 tot en met 24 oktober 2019 in Nederland, meermalen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] via WhatsApp berichten onder andere dreigend de woorden toe te voegen: “Ik zweer t ik laat een granaat bij jullie na vinnen gooien allemaal kapot” en “Blaas jou hele familie vandaag nog op” en “Ik maak je kapot” en “Blaas je hele familie op als jij nu niet reageert” en “Op me zoon dit weekend overleef je niet”;
feit 2:omstreeks 24 oktober 2019 in de gemeente Beesel, opzettelijk en wederrechtelijk autobanden, geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield;
feit 3:in de periode van 24 januari 2020 tot en met 11 september 2020 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
- in de periode van 24 januari 2020 tot en met 11 september 2020 veelvuldig, e-mailberichten en WhatsApp berichten en berichten via Facebook Messenger gestuurd aan die [slachtoffer 1] met onder meer teksten van beledigende en dreigende en persoonlijke aard en
- die [slachtoffer 1] in de periode van 8 juni 2020 tot en met 24 augustus 2020 een foto gestuurd waarop hij, verdachte, een groot mes in zijn hand vast heeft en
- die [slachtoffer 1] in haar woning bezocht op 9 augustus 2020, telkens terwijl verdachte een contactverbod was opgelegd;
feit 4:in de periode van 8 juni 2020 tot en met 11 september 2020 in de gemeente Venlo, meermalen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
- die [slachtoffer 1] via e-mailberichten (onder meer) dreigend de woorden toe te voegen “Achterbakseslet ik ga mijn half jaar wel zitting i dont care maar jij gaat kapot hoertje” en “Maakjoukapot” en “Zodra ik zover ben en je heb aangegeven schiet ik je kogel door je hoofd dat zweer ik op allebei me kinderen” en “Geloof me als jij melding hebt gemaakt en jij en me kind zijn weg uit me leven dan rip ik iedereen en dan ontvoer ik jou en de kleine naar marokko” en “Geloof me der is geen terugweg meer jullie gaan allemaal kapot” en “Ik ga je echt wat aandoen” en “ik snuif me na de tering en kom jullie allemaal pakken”, en
- die [slachtoffer 1] een foto te sturen waarop hij, verdachte, een groot mes in zijn hand vast heeft.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 en feit 4:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2:opzettelijke en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3:belaging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Door psycholoog mr. drs. R.A. Sterk en psychiater V.J. Le Maire zijn rapportages opgemaakt over verdachte. De psycholoog concludeert dat er bij verdachte sprake is van een stoornis in cannabisgebruik, van beperkte intellectuele capaciteiten en van een persoonlijkheid met antisociale trekken. Daarnaast was er ten tijde van het tenlastegelegde ook sprake van een depressieve stoornis. Volgens de psychiater is er bij verdachte sprake van zwakbegaafdheid, een stoornis in het gebruik van cannabis, in vroege remissie en narcistische trekken in de persoonlijkheid. Beide deskundigen rapporteren dat dit ook zo was ten tijde van het ten laste gelegde en dat deze stoornissen de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde zodanig hebben beïnvloed, dat deze mede daaruit kunnen worden verklaard. Geadviseerd wordt om de verdachte het plegen van de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank komt op basis van genoemde bevindingen en adviezen niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten, alsmede de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden conform het reclasseringsadvies. De officier van justitie heeft verzocht de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren op grond van artikel 38 lid 6 Sr.
Tevens heeft de officier van justitie verzocht aan de verdachte op te leggen de vrijheids-beperkende en gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna GVM) als bedoeld in artikel 38z Sr, zodat de verdachte ook na zijn TBS begeleid kan worden indien dat nodig blijkt te zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bepleitte vrijspraak, verzocht de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen en te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht gecombineerd met een voorwaardelijk deel met bijzondere voorwaarden. Verdachte is bereid om zich aan alle voorwaarden te houden en verdient een kans om te laten zien dat hij tot verandering in staat is. De maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden is daartoe een te vergaand middel en voorts is ook niet aan het daarvoor geldende gevaarscriterium voldaan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich in de periode van 24 oktober 2019 tot 11 september 2020 meermalen schuldig gemaakt aan bedreiging en belaging van zijn ex-partner door haar veelvuldig grensoverschrijdende en bedreigende berichten te sturen. Dat de bedreigingen niet alleen aan het adres van zijn ex-partner gericht waren, maar ook aan haar familie blijkt uit de tekst van de bedreigingen en uit het leksteken van de autobanden van de vader van zijn ex-partner. De situatie was in de ogen van de autoriteiten dermate dreigend dat aangeefster met haar twee jonge kinderen op een geheim adres is ondergebracht. Ook dit adres heeft verdachte weten te achterhalen en vervolgens heeft verdachte aangeefster daar opgezocht en zich zonder toestemming in haar woning opgehouden. Tijdens een groot deel van deze periode had verdachte een contactverbod. Dit contactverbod was opgelegd bij een rechterlijke uitspraak waarin verdachte veroordeeld werd voor mishandeling en bedreiging van aangeefster en/of haar familieleden en het overtreden van een gedragsaanwijzing. Door aldus te handelen heeft de verdachte bij het slachtoffer gevoelens van angst en onzekerheid veroorzaakt, welke stressvolle situatie niet alleen nadelig is voor het slachtoffer, maar ook een weerslag heeft op haar twee jonge kinderen en de rest van haar familie.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de inhoud van een aantal zich in het dossier bevindende rapportages omtrent de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Verdachte is intellectueel beperkt en begrijpt daardoor de wereld om hem heen niet en overziet situaties niet. Hij heeft moeite om emoties en de daaruit ontstane situaties te duiden. Vanwege de narcistische trekken is hij makkelijk krenkbaar en daarnaast is hij vanwege zijn gebrek aan inzicht en overzicht ook erg kwetsbaar. Hij ziet de ernst van de door hem geuite bedreigingen niet in. Zijn coping stijl is afdwingen. Omdat hij veel dingen niet begrijpt, ziet hij zichzelf als slachtoffer van de ontstane situatie en is er veel woede richting de ex-schoonfamilie. Beide deskundigen hebben gerapporteerd dat het recidiverisico hoog is. Het hoge risico op geweld hangt samen met meerdere factoren zoals het reeds langdurig toenaderingsgedrag, het ondoordacht en impulsief reageren van de verdachte, de gebrekkige emotionele controle, het uiten van dreigementen naar aangeefster, het overtreden van het contactverbod en het gegeven dat aangeefster en verdachte samen een kind hebben.
De deskundigen geven aan dat het van belang is dat verdachte een meer adequate coping aangeleerd krijgt, die met name gericht is op het omgaan met complexe emoties. Een agressie-regulatietraining hoort hier deel van uit te maken. Verdachte heeft behoefte aan duidelijke grenzen en de wetenschap dat hij met dwingend gedrag niet weer contact gaat krijgen met zijn ex-partner.
Gezien het hoge risico op recidive wordt geadviseerd om verdachte, in eerste instantie, een klinisch behandeltraject aan te bieden binnen een forensisch psychiatrische afdeling, gevolgd door een ambulant traject, met als doel het aanleren van adequate copingstijlen en verbeteren van de agressieregulatie. Deze behandeling en begeleiding dient met name praktisch gericht te zijn.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is binnen welk kader een dergelijke behandeling dient plaats te vinden.
De deskundigen adviseren een TBS met voorwaarden, omdat een eerder behandeltraject in het kader van een bijzondere voorwaarde is mislukt en om verdachte - gelet op zijn volharding in zijn gerichtheid op het slachtoffer - te voorzien van een voldoende dwingende externe motivatie.
De rechtbank zal deze adviezen overnemen en een TBS met voorwaarden opleggen. Zij overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele voorwaarden voor het opleggen van TBS met voorwaarden is voldaan. Bij de verdachte was tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten sprake van een ziekelijke stoornis. Daarnaast is sprake van twee van de in artikel 37a lid 1 sub 1 Wetboek van Strafrecht expliciet genoemde misdrijven, te weten bedreiging en belaging. Tevens eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel.
De rechtbank zal daarbij aan de verdachte de voorwaarden opleggen zoals opgenomen in het eerder genoemde reclasseringsrapport.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Hoewel de bewezenverklaarde feiten (stalking, bedreiging en vernieling) niet zonder meer kunnen worden gekarakteriseerd als geweldsmisdrijven, leveren deze feiten naar het oordeel van de rechtbank, gelet op alle feiten en omstandigheden in deze zaak, wel geweldsmisdrijven op. Verdachte is al eerder veroordeeld voor grensoverschrijdend gedrag richting zijn ex-partner en haar familie en heeft zich niet gehouden aan opgelegde contactverboden en bijzondere voorwaarden. Ook in deze zaak zijn de door verdachte geuite bedreigingen zeer ernstig, waarbij - gelet op de bij verdachte spelende problematiek - er een reëel risico is dat verdachte de daad bij het woord gaat voegen.
Vanwege voornoemd risico zal de rechtbank bevelen dat de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank ziet ook aanleiding om naast de TBS met voorwaarden aan de verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen in de zin van artikel 38z Wetboek van Strafrecht. De rechtbank acht de oplegging van deze maatregel noodzakelijk ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. Door deze maatregel wordt het mogelijk dat de verdachte, na het beëindigen van de TBS-maatregel, langdurig kan worden ondersteund, begeleid en gemonitord door de reclassering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 37a, 38, 38a, 38e, 38z, 57, 285, 285b, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 tot en met feit 4 tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
Maatregel
-
gelast de terbeschikkingstellingvan de verdachte
en stelt daarbij als voorwaarden:
Veroordeelde pleegt geen strafbare feiten;
Ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit verleent de veroordeelde medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt hij een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan.
Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de TBS met voorwaarden bij GGZ reclassering Limburg op het telefoonnummer 0475-319747 en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
Veroordeelde houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door de aangewezen reclasseringsorganisatie en moet zich zo frequent melden als de reclassering dat nodig acht. Daarnaast werkt veroordeelde mee aan huisbezoeken door de reclassering.
Veroordeelde laat zich opnemen in FPA Vincent van Gogh of soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start met ingang van de maatregel. De opname duurt zo lang als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijk opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Veroordeelde laat zich na de klinische behandeling behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties en kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
Veroordeelde verblijft bij een instelling voor begeleid of beschermd wonen te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na de klinische behandeling en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controle middelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [slachtoffer 1] , geboren 7 december 1985, en/of haar vader, moeder en broer, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Onder dit contactverbod vallen niet contacten van of door tussenkomst van de advocaat van verdachte, Bureau Jeugdzorg of een overeengekomen derde en met uitzondering van noodzakelijke ontmoetingen bij gelegenheid van eventuele gerechtelijke zittingen in het kader van een mogelijk te treffen (omgangs-)regeling aangaande het kind van partijen.
Veroordeelde bevindt zich niet binnen een straal van vijf kilometer bij de woning van [slachtoffer 1] , zo lang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Veroordeelde werkt mee aan elektronische controle op dit locatieverbod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat veroordeelde in Nederland verblijft.
Veroordeelde werkt indien de reclassering dat noodzakelijk vindt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
Veroordeelde werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of -Kliniek (FPK) of -Afdeling (FPA) of een andere forensische instelling als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
Veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van een passende dagbesteding.
  • geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
  • legt de verdachte tevens op de
Voorlopige hechtenis
-
heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf;
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Feuth, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. G.H. Hermanides, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 juli 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na vordering nadere omschrijving – ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2019 tot en met 24 oktober 2019 in de gemeente Beesel, althans in Nederland, meermalen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] via WhatsApp berichten onder andere dreigend de woorden toe te voegen: "Ik zweer t ik laat een granaat bij jullie na vinnen gooien allemaal kapot” en/of "Blaas jou hele familie vandaag nog op” en/of "Ik maak je kapot" en/of “Blaas je hele familie op als jij nu niet reageert" en/of “Op me zoon dit weekend overleef je niet", althans telkens woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 24 oktober 2019 in de gemeente Beesel, opzettelijk en wederrechtelijk autobanden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield en/of beschadigd;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij in of omstreeks de periode van 24 januari 2020 tot en met 11 september 2020 in de gemeente Beesel en/of Venlo, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
- in de periode van 24 januari 2020 tot en met 11 september 2020 veelvuldig, althans meermalen, e-mailberichten en/of WhatsApp berichten en/of berichten via Facebook Messenger gestuurd aan die [slachtoffer 1] met onder meer teksten van beledigende en/of dreigende en/of persoonlijke aard en/of
- die [slachtoffer 1] in de periode van 8 juni 2020 tot en met 24 augustus 2020 een foto gestuurd waarop hij, verdachte, een groot mes in zijn hand vast heeft en/of
- die [slachtoffer 1] in haar woning bezocht op 9 augustus 2020,
telkens terwijl verdachte een contactverbod was opgelegd;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij in of omstreeks de periode van 8 juni 2020 tot en met 11 september 2020 in de gemeente Venlo, meermalen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- die [slachtoffer 1] via e-mailberichten (onder meer) dreigend de woorden toe te voegen “Achterbaksesiet ik ga mijn half jaar wel zitting i dont care maar jij gaat kapot hoertje” en/of “Maakjoukapot” en/of Zodra ik zover ben en je heb aangegeven schiet ik je kogel door je hoofd dat zweer ik op allebei me kinderen” en/of "Geloof me als jij melding hebt gemaakt en jij en me kind zijn weg uit me leven dan rip ik iedereen en dan ontvoer ik jou en de kleine naar marokko" en/of “Geloof me der is geen terugweg meer jullie gaan allemaal kapot" en/of “Ik ga je echt wat aandoen" en/of "ik snuif me na de tering en kom jullie allemaal pakken", althans telkens woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] een foto te sturen waarop hij, verdachte, een groot mes in zijn hand vast heeft;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Venlo/Beesel proces-verbaalnummer PL2321-2020025340 gesloten d.d. 18 september 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 288.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 oktober 2019, pagina 6-7.
3.Geschriften betreffende 5 Whatsapp-berichten, pagina 18, 19, 25 en 39.
4.Proces-verbaal ter terechtzitting van 14 juli 2021.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 augustus 2020, pagina 185.
6.Geschriften zijnde e-mailberichten, pagina 190, 191, 2020, 203, 322 en 337.
7.Geschrift zijnde een foto, pagina 212.
8.Proces-verbaal ter terechtzitting van 14 juli 2021.
9.Proces-verbaal van aangifte d.d. 24 oktober 2019, pagina 51-53.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 oktober 2019, pagina 54,
11.Proces-verbaal van aangifte d.d. 27 maart 2020, pagina 55-57.
12.Geschriften, zijnde e-mailberichten, pagina 60-134.
13.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 4 mei 2020, pagina 102-103.
14.Geschriften, zijde e-mailberichten, pagina 105-190.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 mei 2020, pagina 158, met bijbehorende berichten weergegeven op pagina 160-206.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 mei 2020, pagina 174, met bijbehorende berichten weergegeven op pagina 175-184.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 augustus 2020, pagina 185, met bijbehorende berichten weergegeven op pagina 186-211.
18.Geschrift zijnde een foto, pagina 212.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2020, pagina 293, met daarbij behorende e-mailberichten uit de periode 31 augustus 2020 tot en met 11 september 2020,pagona 294-337.
20.Proces-verbaal van aangifte d.d. 19 augustus 2020, pagina 223-225.
21.Geschrift, zijnde het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte d.d. 17 juni 2021.