Uitspraak
2.De beoordeling
3.De beslissing
- verklaart het verzoek tot wraking van de rechter niet ontvankelijk;
- verklaart het verzoek tot wraking van de griffier niet ontvankelijk.
Rechtbank Limburg
Op 14 juli 2021 ontving de griffie van de Rechtbank Limburg een verzoek tot wraking van mr. R.H.J. Otto, rechter in de rechtbank Limburg, ingediend door een besloten vennootschap. Dit verzoek was gerelateerd aan een civiele procedure tussen het Pensioenfonds en de verzoekster. De wrakingskamer, bestaande uit een meervoudige kamer, heeft het verzoek beoordeeld. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een partij een rechter wraken op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. Het verzoek tot wraking dient gemotiveerd te zijn, zoals gesteld in artikel 37, lid 2 Rv.
De wrakingskamer constateerde dat het verzoek tot wraking summier was en geen concrete feiten of omstandigheden bevatte die de onpartijdigheid van de rechter konden onderbouwen. De verzoekster had enkel aangegeven dat de zaak onduidelijk was en vermoedde partijdigheid, zonder verdere toelichting of onderbouwing. Hierdoor voldeed het verzoek niet aan de wettelijke motiveringsvereisten, wat leidde tot de beslissing om het verzoek niet ontvankelijk te verklaren. Tevens werd opgemerkt dat er geen wettelijke basis was voor een wrakingsverzoek tegen de griffier, waardoor ook dit deel van het verzoek niet ontvankelijk werd verklaard.
De beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 juli 2021 door de wrakingskamer, bestaande uit mr. M.B.T.G. Steeghs, mr. J.J.M. Wassenberg en mr. V.P. van Deventer, met mr. M.J.W.D. Janssen als griffier. De voorzitter was buiten staat om te tekenen, en de beslissing werd ondertekend door mr. J.J.M. Wassenberg.