ECLI:NL:RBLIM:2021:6125

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
C/03/294583 HA RK 21-259
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter en griffier in civiele procedure

Op 14 juli 2021 ontving de griffie van de Rechtbank Limburg een verzoek tot wraking van mr. R.H.J. Otto, rechter in de zaak tussen Direct Pay Services BV en de verzoeker. Het verzoek was summier en niet gemotiveerd, wat in strijd is met de vereisten van artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De wrakingskamer, bestaande uit een meervoudige kamer, heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangedragen die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De verzoeker had enkel aangegeven dat de zaak onduidelijk was en vermoedde partijdigheid, zonder verdere onderbouwing. Dit voldeed niet aan de wettelijke motiveringsvereisten, waardoor het verzoek tot wraking niet ontvankelijk werd verklaard. Daarnaast werd opgemerkt dat er geen wettelijke basis is voor een wrakingsverzoek tegen de griffier, waardoor ook dit deel van het verzoek niet ontvankelijk werd verklaard. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 juli 2021, en de voorzitter was buiten staat om te tekenen, wat werd gedaan door mr. J.J.M. Wassenberg.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK

Zittingsplaats Maastricht
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/294583 / HA RK 21-259
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
dat strekt tot wraking van mr R.H.J. Otto, rechter in de rechtbank Limburg, hierna: de rechter.

1.De procedure

Op 14 juli 2021 is ter griffie een brief ontvangen betreffende ‘Wraking Rechter en Griffier’ in de zaak met nummer 8983881 CV EXPLO 21-477 tussen Direct Pay Services BV en [verzoeker] .
Gelet op hetgeen hieronder wordt overwogen, heeft de voorzitter van de wrakingskamer beslist dat de rechter niet om een reactie gevraagd hoefde te worden.

2.De beoordeling

Ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Het verzoek wordt ingevolge artikel 37, lid 1 Rv, gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden. Een verzoek tot wraking dient ingevolge artikel 37, lid 2, Rv gemotiveerd te zijn. De verzoekende partij dient opgave te doen van de feiten of omstandigheden die het vermoeden wettigen dat de rechter bij de behandeling van de zaak niet onpartijdig of onafhankelijk zal zijn.
Ingevolge artikel 4, lid 2, onder c, van het wrakingsprotocol kan de wrakingskamer een verzoek direct niet ontvankelijk verklaren indien het verzoek niet is gemotiveerd.
De wrakingskamer stelt vast dat het wrakingsverzoek zeer summier is. Er worden geen feiten of omstandigheden genoemd waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Verzoeker spreekt alleen over ‘Onduidelijke zaak voor ons, we vermoeden partijdigheid’ maar voert geen enkele grond voor wraking aan. Verzoeker gebruikt het woord ‘wraking’ en laat het daarbij. Het verzoek tot wraking voldoet dan ook niet aan de wettelijke motiveringsvereisten wat voor de wrakingskamer reden is het verzoek wegens kennelijke niet ontvankelijkheid buiten behandeling te laten.
Voor zover het verzoek betrekking heeft op de griffier, merkt de wrakingkamer op, dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor een wrakingsverzoek van de griffier. Daarom is ook dit deel van het verzoek kennelijk niet ontvankelijk.
Op grond van het vorenstaande kan een mondelinge behandeling achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
  • verklaart het verzoek tot wraking van de rechter niet ontvankelijk;
  • verklaart het verzoek tot wraking van de griffier niet ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.B.T.G. Steeghs, mr. J.J.M. Wassenberg en
mr. V.P. van Deventer, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2021. [1]
De voorzitter is buiten staat. De beslissing is getekend door mr. J.J.M. Wassenberg.

Voetnoten

1.type: