ECLI:NL:RBLIM:2021:6107

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
8890806 CV EXPL 20-5851
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging franchiseovereenkomst en verplichtingen van partijen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde], handelend onder de naam [handelsnaam]. De zaak betreft de beëindiging van een franchiseovereenkomst die op 31 december 2019 was aangegaan. [eiser] vorderde betaling van € 3.750,- van [handelsnaam], die hij als entrance fee had betaald, en stelde dat de franchisegever zijn verplichtingen niet was nagekomen. De procedure begon met een dagvaarding op 12 november 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 3 maart 2021.

De feiten van de zaak tonen aan dat [eiser] sinds 2016 als studiebegeleider werkte via [handelsnaam] en op 31 december 2019 een franchiseovereenkomst met hen sloot. De overeenkomst bevatte bepalingen over de duur, beëindiging en verplichtingen van beide partijen. [eiser] stelde dat de studiebegeleiding niet van de grond was gekomen en dat [handelsnaam] hem de entrance fee had moeten terugbetalen. [gedaagde] voerde echter aan dat [eiser] zelf verantwoordelijk was voor het werven van opdrachten en dat hij niet voldoende inspanningen had geleverd.

De kantonrechter oordeelde dat de verplichtingen van [handelsnaam] niet zo ver reikten dat zij verantwoordelijk waren voor het verwerven van opdrachten voor [eiser]. De rechter paste de Haviltexmaatstaf toe, die bepaalt dat de uitleg van een overeenkomst niet alleen op de taalkundige betekenis van de woorden mag steunen, maar ook op de omstandigheden van het geval. De rechter concludeerde dat [eiser] niet had voldaan aan de voorwaarden voor terugbetaling van de fee, omdat hij niet voldoende had geprobeerd om opdrachten te verwerven. De vordering van [eiser] werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van [handelsnaam].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8890806 CV EXPL 20-5851
Vonnis van de kantonrechter van 28 juli 2021
in de zaak van:
[eiser]
wonend te [woonplaats 1]
eisende partij
gemachtigde: mr. drs. P.M.H. Cruts
tegen
[gedaagde]tevens handelend onder de naam
[handelsnaam]
wonend te [woonplaats 2]
gedaagde partij
mr. H.E.P. van Geelkerken
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] of [handelsnaam] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 november 2020 met vier producties;
  • de conclusie van antwoord van 20 januari 2021;
  • de brief waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte overlegging producties van mr. Cruts van 18 februari 2021 met productie vijf;
  • het proces-verbaal van de zitting van 3 maart 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] houdt zich onder de naam [handelsnaam] bezig met studiebegeleiding, vorming en onderwijs.
2.2.
[eiser] werkte naast zijn baan als leraar Duits sinds 2016 via ene dhr. [naam franchisenemer] – een franchisenemer van [handelsnaam] – als studiebegeleider en had uit dien hoofde toegang tot het systeem van [handelsnaam] . [eiser] heeft [handelsnaam] verzocht zelf als franchisenemer aan de slag te mogen.
2.3.
[handelsnaam] is vervolgens, als franchisegever, met [eiser] , als franchisenemer, op 31 december 2019 een Franchiseovereenkomst aangegaan, die onder meer de volgende bepalingen bevat:
Aanvang, duur en beëindiging
  • Deze overeenkomst gaat in op 01-01-2020 en wordt aangegaan voor de tijdsduur van 5 jaar en eindigt derhalve op 01-01-2025.
  • Er is sprake van een proeftijd gedurende de pilotperiode (01-02-2020 t/m 01-08-2020). Wanneer de studiebegeleiding in die tijd niet van de grond komt, wordt de fee door de franchisegever uiterlijk 01-09-2020 teruggestort.
  • Deze overeenkomst kan enkel vanuit de franchisenemer worden beëindigd, daarbij geldt de daarvoor wettelijke opzegtermijn. Indien de franchisegever voor het eindigen van deze overeenkomst besluit om te stoppen met zijn werkzaamheden op welke manier dan ook, dan is hij verplicht om de eerder door de franchisenemer betaalde entrance kosten volledig terug te storten op de rekening van de franchisenemer.
(…)
Verkoopondersteuning en reclame
(…)
  • Acquireren van scholen doet de franchisenemer zelf. De franchisegever gaat mee naar gesprekken als dit gewenst is voor de franchisenemer.
  • Op dit moment zijn reeds lopende en/of vergevorderde gesprekken tussen franchisegever, franchisenemer en derden. Hierbij gaat het om Arcus / Vista in Heerlen en Gilde in Roermond.
  • Bovengenoemde scholen zullen bij een overeenkomst allen onder het toezicht en uitvoering van boven genoemde franchisenemer vallen.
Betaling
Huiswerkbegeleiding
  • Entrance fee. Door de franchisenemer zal eenmalig een bedrag van 3750 euro incl. b.t.w. worden overgemaakt aan de franchisegever. Dit bedrag dient uiterlijk twee weken na dagtekening te zijn voldaan. Betaling kan pas geschieden op het moment dat de franchisenemer als zelfstandige staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en een goede en correcte boekhouding heeft opgestart in samenwerking met de franchisegever.
  • Daarnaast dient door de franchisenemer een belasting aan de franchisegever te worden voldaan bedragende 15% van de omzet, van de franchisenemer. Dit bedrag zal per maand op nacalculatie worden bepaald.
Duur van de overeenkomst, bepaling voor verlenging
-
De overeenkomst is voor een periode van 5 jaar. Na 5 jaar wordt in onderling overleg gekeken naar het vervolg en/of prolongeren van het contract.
Gebied waarin de Franchisenemer actief is
  • Het gebied waarin de Franchisenemer actief is en scholen en/of gaat acquireren is onbeperkt.
  • De franchisegever mag niet zonder toestemming van franchisenemer ander partijen of franchisenemers inschakelen welke in het werkgebied van de franchisenemer actief willen zijn.
(…)
Tussentijdse beëindiging en overdracht van de onderneming
-
Mocht er sprake zijn van tussentijds beëindigen van het contract, dan gaan de geacquireerde scholen naar de persoon die de overeenkomst NIET stop zet.”
2.4.
Vanaf 1 februari 2020 heeft [eiser] de werkzaamheden overgenomen van voornoemde [naam franchisenemer] , omdat deze ziek was. [eiser] heeft aan [handelsnaam] 15% belasting over met die werkzaamheden gerealiseerde omzet afgedragen.
2.5.
[handelsnaam] heeft samen met [eiser] tevergeefs geprobeerd om opdrachten te verwerven van de in de overeenkomst onder het kopje
“Verkoopondersteuning en reclame”genoemde MBO-scholen. Dit is niet van de grond gekomen.
2.6.
Mr. Cruts heeft aan [handelsnaam] bij brief van 16 oktober 2020 meegedeeld dat de voor [eiser] voorziene studiebegeleiding niet heeft plaats gevonden en dus ook niet van de grond is gekomen. Daarom had [handelsnaam] uiterlijk op 1 september 2020 € 3.750,- aan [eiser] moeten betalen. Dat heeft [handelsnaam] niet gedaan. Mr. Cruts heeft [handelsnaam] gesommeerd uiterlijk
30 oktober 2020 € 3.750,- en buitengerechtelijke incassokosten en rente te voldoen.
2.7.
Mr. Van Geelkerken heeft bij e-mail van 10 november 2020 aan mr. Cruts meegedeeld dat [handelsnaam] geen gevolg zal geven aan de sommatie.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert [handelsnaam] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van € 3.750,- ter zake de hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 september 2020, althans vanaf de dag van ingebrekestelling dan wel de dag van dagvaarding, tot die van algehele voldoening, met veroordeling van [handelsnaam] in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan deze vordering ten grondslag dat [handelsnaam] de verplichting had gedurende de pilotperiode van 01-02-2020 t/m 01-08-2020 bij twee scholen - Gilde opleidingen Roermond, het Vista college Heerlen - opdrachten te verwerven voor [eiser] . Dat is niet gelukt. Volgens [eiser] volgt daaruit dat de studiebegeleiding gedurende de pilotperiode niet van de grond is gekomen en had [handelsnaam] daarom uiterlijk 1 september 2020 de entrance fee van € 3.750,- terug moeten betalen. De werkzaamheden die [eiser] heeft verricht ter vervanging van [naam franchisenemer] vallen niet onder de overeenkomst, hoewel [eiser] wel onverplicht 15% van de daarmee gerealiseerde omzet heeft afgedragen aan [handelsnaam] .
3.3.
[handelsnaam] voert het volgende verweer. [eiser] heeft het werk voor de aan [naam franchisenemer] toebedeelde scholen overgenomen. Het was bovendien aan [eiser] om ook nieuwe opdrachten te verwerven. Dat heeft [eiser] niet gedaan. Het is [handelsnaam] achteraf gebleken dat [eiser] al in 2019 ziek was (overspannen). Eind september 2020 is [eiser] door diens werkgever te verstaan gegeven dat hij gedurende zijn arbeidsongeschiktheid niet meer als ondernemer werkzaam mocht zijn. Dat is volgens [handelsnaam] de daadwerkelijke reden waarom [eiser] de franchiseovereenkomst wenst te beëindigen, evenals het feit dat [naam franchisenemer] weer aan het werk zou gaan, waardoor [eiser] werk zou verliezen. Volgens [handelsnaam] blijkt nergens uit dat [handelsnaam] de plicht heeft om [eiser] te voorzien van klanten. [eiser] heeft inkomsten genoten vanwege de franchiseformule en de onderneming is dus van de grond gekomen. [eiser] kan zijn onderneming nog tot 1 januari 2025 verder opbouwen. Verder was de pilotperiode voorbij toen hij de overeenkomst in oktober 2020 wenste te beëindigen.

4.De beoordeling

4.1.
In de overeenkomst staat dat wanneer de studiebegeleiding gedurende de pilotperiode niet van de grond komt, de fee door [handelsnaam] uiterlijk 1 september 2020 wordt teruggestort. Partijen verschillen van mening over de vraag wanneer aan die voorwaarde voor terugbetaling van de fee is voldaan. Ook verschillen partijen van mening over de (reikwijdte) van de verplichtingen die zij ten opzichte van elkaar hadden (en, voor zover de overeenkomst niet inmiddels is opgezegd, nog steeds hebben).
4.2.
De kantonrechter zal zijn oordeel moeten vellen aan de hand van de Haviltexmaatstaf. Deze maatstaf brengt mee dat, ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, de overige omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend blijft altijd de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.3.
In de overeenkomst is een hele reeks verplichtingen opgenomen voor [handelsnaam] (zij moet [eiser] toegang verschaffen tot ‘alle informatie en systemen’ die [eiser] nodig heeft voor de uitvoering van zijn werk, de kosten van opleidingen of trainingen voor 50% op zich nemen, [eiser] op alle mogelijke manieren bijstaan qua kennis en informatie, [eiser] ondersteunen en begeleiden bij het zoeken naar en het opleiden van geschikt personeel en freelancers, visitekaarten verzorgen, [eiser] kosteloos gebruik laten maken van de administratie en kennis van [handelsnaam] en [eiser] gebruik laten maken van haar boekhouder). In de overeenkomst staat echter duidelijk dat [eiser] zelf scholen moet werven en dat, als dit gewenst is, [handelsnaam] mee kan gaan naar gesprekken.
4.4.
Uit de bewoordingen van de overeenkomst kan dus worden afgeleid dat het de primaire taak van [eiser] is om scholen te werven, wat ook aansluit bij de wettelijke definitie van een franchiseovereenkomst in art. 7:911 BW. Hij kan daarbij rekenen op ruime ondersteuning van [handelsnaam] .
4.5.
Zijn er in de overeenkomst aanwijzingen of geeft de wijze waarop deze is uitgevoerd blijk van de door [eiser] betoogde verplichting van [handelsnaam] tot het verwerven van opdrachten voor [eiser] ? Uit de bepaling in de overeenkomst dat er vergevorderde gesprekken werden gevoerd met het Vista college in Heerlen en Gilde opleidingen in Roermond kan die verplichting niet worden afgeleid. Dit volgt ook niet uit de bepaling daarna, waarin staat dat deze scholen ‘bij een overeenkomst’ – met andere woorden: in het geval er een overeenkomst wordt gesloten – onder het toezicht en uitvoering van [eiser] zouden vallen. Ook bevatten de andere bepalingen van de overeenkomst deze verplichting niet en kan deze daar ook niet uit worden afgeleid. Evenmin volgt uit de overeenkomst dat deze beperkt is tot pogingen om van het Vista college en Gilde opleidingen opdrachten te verwerven of dat de overeenkomst beperkt is tot het verkrijgen van opdrachten van alleen MBO-scholen. Dat dit zo zou zijn volgt ook niet uit het als productie vijf overgelegde e-mailverkeer.
4.6.
Niet in geschil is verder dat [eiser] enkel de werkzaamheden ter vervanging van [naam franchisenemer] heeft verricht. [eiser] heeft ook niet weersproken dat hij zich niet heeft ingespannen om andere opdrachten te verwerven. [eiser] had die mogelijkheid en verplichting wel en heeft die (tot 1 januari 2025). Daarbij is overeengekomen dat zijn werkgebied onbeperkt en exclusief is. [handelsnaam] mag volgens de overeenkomst immers geen andere franchisenemers inzetten.
4.7.
Verder is het niet aannemelijk dat partijen hebben beoogd de werkzaamheden die [eiser] ter vervanging van [naam franchisenemer] heeft verricht buiten de werking van de overeenkomst te houden. [eiser] heeft daarvoor immers 15% van de omzet betaald aan [handelsnaam] – het in de overeenkomst opgenomen percentage. Dat [eiser] in het geheel niets aan [handelsnaam] verschuldigd zou zijn en die 15% van de omzet onverplicht heeft voldaan, zoals hij betoogt, komt de kantonrechter niet aannemelijk voor. Dankzij [handelsnaam] kon [eiser] deze werkzaamheden immers verrichten.
4.8.
Dit betekent dat de studiebegeleiding gedurende de pilotperiode ‘van de grond is gekomen’. Weliswaar in beperkte mate, maar dat is aan [eiser] zelf te wijten, omdat hij zich niet ingespannen heeft andere opdrachten te verwerven.
4.9.
Dit betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarde voor terugbetaling van de fee. De vordering van [eiser] zal dan ook in zijn geheel afgewezen worden.
4.10.
[eiser] zal worden veroordeeld in de proceskosten van [handelsnaam] . De kantonrechter begroot het salaris gemachtigde op € 498,- (één punt voor de conclusie van antwoord en één punt voor de zitting, € 249,- per punt).
4.11.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de vijftiende dag na dit vonnis, voor het geval de proceskosten niet uiterlijk op de veertiende dag na dit vonnis zijn voldaan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten van [handelsnaam] , tot de datum van dit vonnis begroot op € 498,-, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en is in het openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.
BM