Overwegingen
1. Eiseres is een pluimvee- en varkenshouderij, bedrijft een mestverwerkingsinstallatie en ontwikkelt mestverwerkingsinstallaties. Zij heeft een subsidie aangevraagd voor het project “Vacuümverdamping, de sleutel tot een succesvolle mestverwerking”. De subsidieaanvraag van eiseres is één van de subsidieaanvragen die op grond van het Openstellingsbesluit bij verweerder zijn ingediend.
2. Ingediende volledige subsidieaanvragen zijn door de Provinciale Adviescommissie POP3 Limburg (hierna: de adviescommissie) geselecteerd op grond van een tendersysteem. In een tendersysteem staat de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende subsidieaanvragen centraal. Uit de aard van het tendersysteem vloeit voort dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overgelegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie die neerkomt op een wijziging of aanvulling van de subsidieaanvraag. Het meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de subsidieaanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende subsidieaanvragen die in het tendersysteem centraal staat.
3. De adviescommissie heeft aan de hand van de in artikel 5.1 van het Openstellingsbesluit genoemde selectiecriteria ‘Effectiviteit van de activiteit’, ‘Innovativiteit’, ‘Kosteneffectiviteit’ en ‘Kans op succes’ aan de subsidieaanvragen punten toegekend. Aan de hand van de puntentoekenning heeft de adviescommissie een rangschikking van de subsidieaanvragen gemaakt. De adviescommissie is in het advies over de subsidieaanvraag van eiseres (hierna: het advies) tot de volgende puntentoekenning voor haar subsidieaanvraag gekomen:
- het eerste criterium (Effectiviteit van de activiteit) 2 punten;
- het tweede criterium (Innovativiteit) 2 punten;
- het derde criterium (Kosteneffectiviteit) 2 punten en
- het vierde criterium (Kans op succes) 4 punten.
De adviescommissie heeft aan de subsidieaanvraag van eiseres 18 punten toegekend na vermenigvuldiging van het per selectiecriterium behaalde aantal punten met de voor het betreffende selectiecriterium in artikel 5.2 van het Openstellingsbesluit vastgestelde wegingsfactor en haar aanvraag gerangschikt op plaats 19 van de prioriteringslijst.
4. Verweerder heeft het advies overgenomen en de subsidieaanvraag van eiseres onder toepassing van artikel 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) afgewezen omdat het subsidieplafond zou worden overschreden door verstrekking van de gevraagde subsidie. Verweerder heeft met het te verdelen subsidiebedrag (dat voor 50% bestaat uit middelen uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en voor 50% uit provinciale middelen) alleen de subsidieaanvragen die gerangschikt zijn op de plaatsen 1 tot en met 9 kunnen honoreren.
Tegen de afwijzing van haar subsidieaanvraag heeft eiseres bezwaar gemaakt.
5. Naar aanleiding van het beroep van eiseres tegen het (eerste) besluit op bezwaar van 13 maart 2018 en de hiervoor genoemde uitspraak van de rechtbank van 14 augustus 2019 op dat beroep heeft verweerder de adviescommissie om nader advies verzocht. Dit verzoek heeft geresulteerd in een heroverweging van het advies met als eindoordeel dat de adviescommissie de aan de subsidieaanvraag van eiseres toegekende totaalscore van 18 punten handhaaft (hierna: de heroverweging van het advies). Verweerder heeft het bestreden besluit op de heroverweging van het advies gebaseerd. In het verweerschrift heeft verweerder nog een nadere toelichting van de adviescommissie op de heroverweging van het advies verwerkt.
6. Eiseres is het met het bestreden besluit niet eens. Zij heeft in beroep onder meer aangevoerd, kort samengevat, dat 1) verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 2:1 van de Awb en 2) verweerder het bestreden besluit in strijd met artikel 7:11 van de Awb heeft genomen. De rechtbank bespreekt eerst deze twee beroepsgronden. Op de overige beroepsgronden gaat de rechtbank verderop in de uitspraak voor zover nodig nog nader in.
De beoordeling van het beroep
1.
Verweerder heeft in strijd gehandeld met artikel 2:1 van de Awb
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt aan eiseres in plaats van aan haar gemachtigde. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 2:1 van de Awb bekend gemaakt. Dit is echter geen grond voor vernietiging van het bestreden besluit, omdat de rechtmatigheid van het bestreden besluit daardoor niet wordt aangetast. De met artikel 2:1 van de Awb strijdige bekendmaking van het bestreden besluit had in geval het beroep daardoor te laat was ingediend, wat niet het geval is geweest, tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding geleid. Omdat het beroep niet te laat is ingediend heeft de met artikel 2:1 van de Awb strijdige bekendmaking van het bestreden besluit geen consequenties in deze procedure.
2)
Verweerder heeft het bestreden besluit in strijd met artikel 7:11 van de Awb genomen
8. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder ingevolge hiervoor genoemde uitspraak van de rechtbank van 14 augustus 2019 een geheel nieuw besluit op het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar subsidieaanvraag diende te nemen en dat verweerder het bestreden besluit alleen gebaseerd heeft op de heroverweging van het advies. Door zich alleen te baseren op de heroverweging van het advies heeft verweerder de afwijzing van de subsidieaanvraag van eiseres niet volledig heroverwogen, omdat verweerder daarmee niet op alle bezwaargronden en de in de eerdere beroepsprocedure ingebrachte beroepsgronden gereageerd heeft. Dit had hij wel moeten doen, omdat hij een geheel nieuw besluit op bezwaar diende te nemen en de afwijzing van de subsidievraag van eiseres dus volledig diende te heroverwegen. Het bestreden besluit is dan ook in strijd met artikel 7:11 van de Awb genomen. Er is sprake van een motiveringsgebrek.
9. Het voorgaande betekent dat het beroep in zoverre slaagt en het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank acht het, met het oog op een finale geschillenbeslechting, opportuun om eerst ook de navolgende punten die partijen verdeeld houden te bespreken, alvorens zij aan deze constatering nadere conclusies verbindt.
10. De rechtbank gaat hierna onder 1) in op eiseres’ beroepsgronden aangaande de beoordeling van haar eigen subsidieaanvraag en onder 2) op de in bezwaar en beroep door eiseres aangevoerde gronden over het inzicht in en de beoordeling van hoger gerangschikte subsidieaanvragen.
Het project zoals dit uit de subsidieaanvraag blijkt (de activiteit)
11. Het project waarvoor eiseres subsidie heeft aangevraagd ziet op de ontwikkeling van een zeer specifieke en unieke techniek van vacuümverdamping waarmee concentraat uit mest na mestscheiding in compost, concentraat en zuiver water door een mestverwerkingsinstallatie kan worden ingedampt tot ≥ 50% droge stof. Om de techniek rendabel te kunnen maken is eiseres voornemens de benodigde energie duurzaam op te wekken. Met een SDE⁺-toekenning zou haar techniek zelfs CO²-neutraal kunnen werken. De innovatie zit volgens eiseres vooral in de techniek om de warmtewisselaars schoon te houden. Technische problemen waarmee bestaande installaties kampen zouden hiermee opgelost worden. Met een erkenning van concentraat als kunstmestvervanger door de Europese Unie (hierna: EU) zou concentraat binnen de gehele EU kunnen worden afgezet als kunstmestvervanger. Het project heeft als doel bij te dragen aan een oplossing voor de verwerking van mestoverschotten.
1a) Effectiviteit van de activiteit
12. In artikel 5.1 onder i van het Openstellingsbesluit is uitgelegd dat het criterium ‘Effectiviteit van de activiteit’ ziet op de mate waarin de activiteit bijdraagt aan één of meer beleidsdoelen zoals bepaald in artikel 2.2.5, eerste lid, onder b van Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3) Limburg (hierna: de Subsidieverordening). Genoemd zijn de doelstellingen van POP3 en provinciaal beleid. De subsidieaanvraag moet daarom betrekking hebben op één of meer in artikel 2.2.1, tweede lid van de Subsidieverordening en artikel 5.1 onder i van het Openstellingsbesluit genoemde thema’s, te weten (voor zover aan de orde):
a. a) verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaardestrategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen, meerwaardecreatie;
b) beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen, verminderen van marktfalen;
c) maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater (zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen) en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid)
In artikel 5.1 onder i van het Openstellingsbesluit is verder bepaald dat op het criterium ‘Effectiviteit van de activiteit’ als volgt kan worden gescoord:
- 4 punten (zeer goed) als de aanvraag duidelijk omschreven en beargumenteerd bijdraagt aan thema c of g;
- 3 punten (goed) als de aanvraag duidelijk omschreven en beargumenteerd bijdraagt aan thema e;
- 2 punten (gemiddeld) als de aanvraag duidelijk omschreven en beargumenteerd bijdraagt aan thema b;
- 1 punt (onvoldoende) als de aanvraag duidelijk omschreven en beargumenteerd bijdraagt aan a, d of f.
12.1.Onder 5a. ”Bijdrage aan selectiecriterium i: Effectiviteit van de activiteit” heeft eiseres in haar subsidieaanvraag het volgende aangegeven:
“De veehouderij heeft de wettelijke verplichting gekregen om het mestprobleem op een duurzame manier op te lossen. Op dit moment is de verwerkingsplicht in overschotgebied zuid 55 procent en dit zal waarschijnlijk verhoogd worden. De afgelopen jaren heeft de landbouw en [eiseres] voorop hard gewerkt om technieken te ontwikkelen die dit mogelijk maken, echter we lopen momenteel tegen grenzen aan van de landelijke opschaling en de afzetmogelijkheden van de geproduceerde producten in Nederland. We moeten dus een stap verder.
Dit project zal zorgen voor een lager grondstoffenverbruik (kunstmest en energie) en betere gesloten kringloop van mineralen.
De energie die hiervoor gebruikt wordt zal duurzaam opgewekt worden door zonne-energie en eventueel biomassa (hout). Hierdoor zal een groot stuk transport door vrachtwagens voorkomen worden en dus ook uitstoot van CO2. De mest wordt in een beperkte regio opgehaald, dus er zullen veel minder transporten noodzakelijk zijn. Het totale transport zal met ongeveer 75% gereduceerd worden.”
12.2.Zoals hiervoor al is aangegeven, heeft de adviescommissie aan de subsidieaanvraag van eiseres voor het voldoen aan het criterium ‘Effectiviteit van de activiteit’ 2 punten toegekend. De onderbouwing van de score is dat het project zal bijdragen aan de thema’s a) en b). De adviescommissie ziet in het projectplan van eiseres onvoldoende onderbouwing voor een directe bijdrage aan de andere thema’s.
In de heroverweging van het advies heeft de adviescommissie onder meer aangegeven dat zij ervan is uitgegaan dat eiseres voor de stroomvoorziening moet terugvallen op de aanwezigheid van zonnepanelen en het elektranet en dat daardoor geen sprake is van CO2-neutraliteit, waarbij de adviescommissie heeft opgemerkt dat het produceren van concentraat wel minder energie kost dan het produceren van kunstmest.
12.3.Kern van de bezwaar- en beroepsgronden van eiseres is dat zij in haar subsidieaanvraag voldoende gemotiveerd heeft dat haar project ook bijdraagt aan thema c. Zij stelt dat haar subsidieaanvraag daarom op het criterium ‘Effectiviteit van de activiteit’ 4 punten had moeten scoren. Zij heeft naast haar in haar subsidieaanvraag gegeven toelichting onder 5a. verwezen naar haar toelichting onder 3b. en aangegeven dat een deskundige adviescommissie had moeten begrijpen wat zij bedoeld heeft met “Dit product zal zorgen voor een lager grondstoffenverbruik (kunstmest en energie) en betere gesloten kringloop van mineralen”.
12.3.1.Onder 3b. “Welk probleem wilt u aanpakken bij de uitvoering van uw project” heeft eiseres het volgende aangegeven:
“Een van de eindproducten uit de mestverwerking is concentraat na omgekeerde osmose, hierin zitten vooral de opgeloste zouten en ammoniumstikstof. Dit wordt momenteel in het kader van de pilot kunstmestvervangers afgezet bij akkerbouw en veehouderij in een straal van ongeveer 40 km. Dit wordt echter steeds lastiger omdat er meer mestverwerking noodzakelijk is en er dus ook meer mestverwerkingsinstallaties opgezet worden. Dit concentraat (5% droogstof) zal dan ook naar andere landen/gebieden vervoerd moeten worden of afgezet in andere sectoren zoals de kunstmestindustrie. Tot nu toe is het nog nooit gelukt om een installatie langdurig te bedrijven waarin dit product geconcentreerd kan worden zonder technische problemen en scaling. Het belang om dit probleem wordt in de toekomst alleen maar groter. Er moet meer verwerkt worden en met name de grote installaties hebben geen technische en financiële mogelijkheden om het huidige concentraat op te slaan of af te zetten. De huidige situatie blokkeert de ontwikkeling van nieuwe installaties. Er zijn dan ook diverse verwerkers in spe die niet kunnen/durven te investeren en op te starten omdat er nog geen oplossing is voor dit probleem.”
12.4.Verweerder heeft zich op basis van het advies en de heroverweging van het advies op het standpunt gesteld dat een bijdrage aan thema c onvoldoende uit de subsidieaanvraag blijkt, omdat onvoldoende onderbouwd is dat het project leidt tot een geringer grondstoffengebruik.
12.5.De rechtbank is het met verweerder eens. Eiseres stelt weliswaar dat haar project leidt tot (i) een lager grondstoffenverbruik wat betreft kunstmest en energie en (ii) een gesloten kringloop van mineralen, maar onderbouwt haar stellingen vervolgens onvoldoende. Zo stelt zij in dat verband enerzijds dat er minder transporten nodig zullen zijn, hetgeen volgens haar tot minder CO2 uitstoot zal leiden. Hoewel het aannemelijk is dat een verdere indamping van het concentraat leidt tot minder transport, volgt uit de subsidieaanvraag van eiseres ook dat eiseres het afzetgebied voor concentraat wil verruimen. Zij heeft echter niet toegelicht wat dit betekent voor het grondstoffengebruik (brandstofgebruik en CO2 uitstoot) dat daarmee gepaard gaat. In zoverre blijkt dan ook onvoldoende uit haar subsidieaanvraag dat het grondstoffengebruik bij de afzet van concentraat in totaliteit afneemt. Bovendien is tussen partijen niet in geschil dat concentraat op het moment van de subsidieaanvraag binnen de EU niet erkend was als kunstmestvervanger. Daardoor was het niet zonder meer het geval dat het project van eiseres zou leiden tot een geringere kunstmestproductie en dus tot een geringer daarmee samenhangend grondstoffengebruik, zodat de geciteerde zinsnede (‘Dit project zal zorgen voor een lager grondstoffenverbruik (kunstmest en energie) en betere gesloten kringloop van mineralen.’) als motivering voor geringer grondstoffengebruik vanwege een geringere kunstmestproductie ook daarom te kort schiet. Gelet hierop kan in deze zinsnede, ook al zijn partijen het erover eens dat voor de productie van kunstmest meer energie nodig is dan voor de productie van concentraat, ook geen concrete energiebesparing worden afgeleid. Van een energiebesparing blijkt ook overigens uit de subsidieaanvraag niet, waarbij de rechtbank opmerkt dat onbestreden is dat niet kan worden uitgegaan van een CO²-neutraal project, omdat de SDE⁺-toekenning die nodig is om het project CO²-neutraal te maken op het moment van de aanvraag niet was toegekend. De onderbouwing van de subsidieaanvraag voor een bijdrage aan thema c is daarom al onvoldoende. Omdat een voldoende onderbouwing ook overigens in de subsidieaanvraag niet kan worden gevonden en, gelet op de toegepaste tendersystematiek, hetgeen na sluiting van de subsidieaanvraagtermijn nog ter zake door eiseres is aangevoerd buiten beschouwing moet blijven, kan de subsidieaanvraag van eiseres op het criterium ‘Effectiviteit van de activiteit’, gelet op de scorelijst, geen 4 punten scoren en niet hoger scoren dan 2 punten.
13. In artikel 5.1 onder ii van het Openstellingsbesluit is uitgelegd dat het criterium ‘Innovativiteit’ ziet op de mate waarin de investering bijdraagt aan innovatie en modernisering van het landbouwbedrijf of de landbouwsector, zoals bepaald is in artikel 2.2.5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Subsidieverordening. Toegelicht is dat het gaat om de mate waarin de innovativiteit gemiddeld al bij de doelgroep wordt toegepast. De doelgroep is ingevolge artikel 1.5 van de Subsidieverordening, in geval de subsidie wordt verstrekt aan landbouwondernemingen, de kleine, middelgrote en micro-ondernemingen.
In artikel 5.1 onder ii van het Openstellingsbesluit is verder bepaald dat op het criterium ‘Innovativiteit’ als volgt kan worden gescoord:
- 4 punten (zeer goed) als de investering betrekking heeft op een baanbrekende innovatie die geheel nog niet in de praktijk wordt toegepast;
- 3 punten (goed) als de investering betrekking heeft op een innovatie die nog niet in de betreffende sector wordt toegepast;
- 2 punten (gemiddeld) als de investering betrekking heeft op een innovatie die slechts in enkele gevallen wordt toegepast en
- 1 punt (onvoldoende) als de investering betrekking heeft op de eerste uitrol van innovatieve systemen.
13.1.Onder 5.a “Bijdrage aan selectiecriterium ii: Innovatie” in haar subsidieaanvraag heeft eiseres het volgende aangegeven:
“De gebruikte techniek qua verdamping is uniek in mestverwerkingsland. De techniek wordt al wel jaren succesvol toegepast in diverse industrieën (o.a. galvano, metaal, zonnepanelen, en verfindustrie) en is hierin zeer succesvol en zeer betrouwbaar gebleken. Er zijn al vele soortgelijke technieken geprobeerd door zeer veel verschillende firma’s maar voor mestverwerking is het nog nooit geslaagd. Dit is momenteel de enige techniek die betrouwbaar is gebleken bij lange duurtesten en zeer uniek in zijn soort.
De techniek om energieopwekking is in Nederland ook uniek en nog nergens in gebruik. In landen als Zwitserland en Italië wordt de techniek wel gebruikt in de industrie. Klasse A hout wordt vergast (pyrolyse), dit gas wordt omgezet met een kwalitatief hoogwaardige verbrandingsmotor en een generator in schone elektriciteit en warmte (rendement elektra is ruim 30%, overig is warmte).”
13.2.Zoals hiervoor al is aangegeven heeft de adviescommissie aan de subsidieaanvraag van eiseres voor het voldoen aan het criterium ‘Innovativiteit’ 2 punten toegekend. De onderbouwing van de score is voor zover hier van belang, dat de techniek van vacuümverdamping al bij diverse bedrijven in de sector wordt toegepast. In de heroverweging van het advies heeft de adviescommissie onder meer nog aangegeven dat de techniek van vacuümverdamping de laatste tien jaar op steeds bredere schaal wordt toegepast in de mestverwerking.
13.3.Kern van de bezwaar- en beroepsgronden van eiseres is dat zij betwist dat haar unieke techniek van vacuümverdamping bij mestverwerking wordt toegepast. [enig aandeelhouder] heeft ter zitting toegelicht dat in de in het verweerschrift gegeven voorbeeldgevallen weliswaar ook vacuümverdampers worden gebruikt, maar dat deze techniek van vacuümverdamping niet in de branche van eiseres kan worden gebruikt, omdat in de voorbeeldgevallen warmte vrijkomt uit biogasinstallaties die ingezet wordt om te verdampen. In haar branche moet warmte worden opgewekt door middel van gebruik van andere energie, omdat in haar branche niet met biogas wordt gewerkt. Eiseres stelt dat zij op het criterium ‘Innovativiteit’ 4 punten had moeten scoren.
13.4.Verweerder heeft zich op basis van het advies, de heroverweging van het advies en onder verwijzing naar de in het verweerschrift namens de adviescommissie gegeven voorbeelden, op het standpunt gesteld dat de techniek van vacuümverdamping bij mestverwerking (in een aantal gevallen) in de sector al succesvol wordt toegepast.
13.5.De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat de techniek van vacuümverdamping bij mestverwerking met biogasinstallaties al (in Europa) wordt toegepast. Zij zal daarom van dit gegeven uitgaan. De specifieke en unieke aanpassingen die eiseres heeft bedacht om technische problemen bij bestaande installaties te verhelpen en de techniek van vacuümverdamping in haar branche te kunnen gebruiken en rendabel te kunnen maken, doen niet af aan het feit dat de techniek van vacuümverdamping in de mestverwerking al wordt toegepast. Onder deze omstandigheden is geen sprake van een baanbrekende innovatie die geheel nog niet in de praktijk wordt toegepast. Omdat de subsidie deels gefinancierd wordt met Europese middelen heeft verweerder met voorbeelden uit Europa rekening mogen houden. De subsidieaanvraag van eiseres kon op het criterium ‘Innovativiteit’, gelet op de scorelijst, dan ook geen 4 punten scoren zoals eiseres betoogt. In navolging van de adviezen van de adviescommissie heeft verweerder de subsidieaanvraag van eiseres op dit criterium, gelet op de scorelijst en het voorgaande, op 2 punten kunnen waarderen.
14. In artikel 5.1 onder iii van het Openstellingsbesluit is uitgelegd dat het criterium ‘Kosteneffectiviteit’, dat verweerder op grond van artikel 2.2.5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Subsidieverordening dient te hanteren, betrekking heeft op de mate waarin het doel bereikt kan worden ten opzichte van de kosten die hiervoor worden gemaakt. Verder is aangegeven dat hierbij van belang is hoe groot het mogelijke toepassingsbereik van de innovatie is binnen de agrarische sector ten opzichte van de omvang van de totale projectkosten.
In artikel 5.1 onder iii van het Openstellingsbesluit is verder bepaald dat op het criterium ‘Kosteneffectiviteit’ als volgt kan worden gescoord:
- 4 punten (zeer goed) als de verhouding tussen totale projectkosten en verwachte bijdrage aan innovatie in de agrarische sector zeer goed is;
- 3 punten (goed) als de verhouding tussen de totale projectkosten en verwachte bijdrage aan innovatie in de agrarische sector goed is;
- 2 punten (gemiddeld) als de verhouding tussen totale projectkosten en verwachte bijdrage aan innovatie in de agrarische sector standaard is en
- 1 punt (onvoldoende) als de verhouding tussen totale projectkosten en verwachte bijdrage aan innovatie in de agrarische sector matig is.
14.1.Onder 5d. “Bijdrage aan selectiecriterium iii: Kosteneffectiviteit, toepassingsbereik” in haar subsidieaanvraag heeft eiseres het volgende aangegeven:
“Landelijk heeft de overheid een verplichting tot mestverwerking neergelegd. De gehele sector is op zoek naar technische oplossingen om dit haalbaar en betaalbaar te maken. Deze techniek is op dit moment de meest kansrijke om het mineralenconcentraat wat bij vele installaties geproduceerd wordt op te werken naar een product met zeer veel afzetpotentie, ook in het buitenland. Het lost ook de politieke discussie op voor Europese acceptatie van het mineralen concentraat. Nederland heeft tot eind 2017 nog een uitzonderingsregeling (pilot kunstmestvervangers) maar daarna is de overheid er nog niet in geslaagd om dit product erkend te krijgen als kunstmestvervanger. Met deze innovatieve techniek wordt wel voldaan aan de gestelde wettelijke kaders waardoor het product in geheel Europa verkocht kan worden als kunstmest.
Deze techniek is een must om mestverwerking op te kunnen schalen en het mestprobleem uiteindelijk ook op te lossen.”
14.2.Zoals hiervoor al is aangegeven heeft de adviescommissie aan de subsidieaanvraag van eiseres voor het voldoen aan het criterium ‘Kosteneffectiviteit’ 2 punten toegekend. De adviescommissie stelt vast dat eiseres met de gevraagde subsidie 40% van de projectkosten wil financieren. De onderbouwing van de score is dat met name de inhoudelijke motivering van de kosteneffectiviteit (de opschaling naar brede inzetbaarheid) binnen de sector onvoldoende onderbouwd is. De adviescommissie verwijst naar haar opmerking over minimale indamping, de mate waarin er afzetmogelijkheden zijn voor het droge restproduct en het beperkt toepassingsbereik.
In de heroverweging van het advies heeft de adviescommissie onder meer aangegeven dat concentraat in de EU niet erkend is als kunstmestvervanger.
14.3.Kern van de bezwaar- en beroepsgronden van eiseres is dat zij betwist dat haar subsidieaanvraag op dit punt onvoldoende gemotiveerd is. Zij stelt dat zij ook op het criterium ‘Kosteneffectiviteit’ 4 punten had moeten scoren.
14.4.Verweerder heeft zich op basis van het advies en de heroverweging van het advies onder meer op het standpunt gesteld dat de afzetmogelijkheden onvoldoende onderbouwd zijn en overigens beperkt zijn omdat concentraat binnen de EU niet als kunstmestvervanger is erkend.
14.5.De rechtbank is het ook op dit punt met verweerder eens. Zij stelt vast dat de mate waarin het doel dat eiseres met haar project voor ogen heeft kan worden bereikt door de ontbrekende EU-erkenning van concentraat als kunstmestvervanger niet kan worden bepaald. Door het ontbreken van deze erkenning is immers onzeker of en in hoeverre concentraat als kunstmestvervanger binnen de EU kan worden gebruikt. De gestelde brede inzetbaarheid van concentraat en dan met name de gestelde afzetmogelijkheden ervan heeft eiseres daarom al in haar subsidieaanvraag onvoldoende gemotiveerd. De conclusie dat de verhouding tussen de totale projectkosten en de verwachte bijdrage van het project aan innovatie in de agrarische sector zeer goed is, met als resultaat een score van 4 punten, kon hierdoor al niet worden gemaakt. Verweerder heeft de afzetmogelijkheden van concentraat onder deze omstandigheid alleen daarom al beperkt kunnen vinden en de verhouding tussen totale projectkosten en de verwachte bijdrage van het project aan innovatie in de agrarische sector daarom standaard en 2 punten waard kunnen vinden.
15. Verweerder heeft zich op de adviezen van de adviescommissie mogen baseren. Hetgeen eiseres overigens nog aangaande haar eigen project en de beoordeling daarvan heeft aangevoerd, kan, ook al zou zij gelijk hebben, niet tot een ander oordeel leiden. Daarom wordt hierop in deze uitspraak behoudens de hierna nog te maken opmerkingen niet afzonderlijk ingegaan. Wat betreft de betwiste deskundigheid van de adviescommissie, voor zover in deze beroepsprocedure gelet op de eerdere uitspraak van deze rechtbank van 14 augustus 2019 nog aan de orde, merkt de rechtbank op dat voor de feitelijke conclusies die tot de gegeven scores hebben geleid, geen specifieke deskundigheid is vereist. Het lag op de weg van eiseres om haar aanvraag deugdelijk te onderbouwen en de rechtbank komt met verweerder tot de conclusie dat eiseres dit onvoldoende heeft gedaan. Het antwoord op de vraag of de adviescommissie wel deskundig genoeg was zou dus niet tot een andere uitkomst kunnen leiden, net zo min als het antwoord op de vraag of materieel inhoudelijke standpunten van de adviescommissie, die eiseres betwist, juist zijn.
2) Inzicht in en beoordeling van hoger gerangschikte subsidieaanvragen
16. Eiseres heeft in bezwaar en beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen inzicht heeft verschaft in de beoordeling van de hoger gerangschikte subsidieaanvragen en de totstandkoming van de rangorde. Zij heeft verder aangevoerd dat verweerder de door haar bestreden gehonoreerde subsidieaanvragen ten onrechte buiten de beoordeling heeft gelaten. Eiseres heeft verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 15 juli 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2258). 16.1.Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij met verstrekking van de gevraagde gehonoreerde subsidieaanvragen en bijbehorende adviezen aan genoemde uitspraak van de Afdeling heeft voldaan.
16.2.De rechtbank stelt vast dat eiseres de door haar gevraagde subsidieaanvragen die op de plaatsen 1, 2, 4 en 7 op de prioriteringslijst staan, alsmede de adviezen van de adviescommissie op deze subsidieaanvragen, van verweerder heeft gekregen. Met het overleggen van deze stukken heeft verweerder inzicht verschaft in de beoordeling van de specifiek door eiseres gevraagde hoger gerangschikte subsidieaanvragen en zodoende ook in de totstandkoming van de rangorde in zoverre. Eiseres heeft dan ook tevergeefs aangevoerd dat dit niet is gebeurd. Verweerder heeft echter ten onrechte nagelaten in de procedure van eiseres de door haar aan de orde gestelde gehonoreerde subsidieaanvragen te beoordelen aan de hand van wat eiseres daartegen heeft aangevoerd. De rechtbank verwijst naar rechtsoverweging 5.5 van de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling en stelt eiseres in zoverre in het gelijk.
17. Ook de beroepsgrond die de rechtbank hiervoor onder 2) heeft verwoord slaagt en leidt tot het oordeel dat het bestreden besluit ook op dit punt (zie eerder overwegingen 8. en 9.) een motiveringsgebrek kent. Indien verweerder bij een nieuw te nemen besluit de afwijzing van de subsidieaanvraag van eiseres onder toepassing van artikel 4:25, tweede lid, van de Awb wenst te handhaven, zal verweerder bijvoorbeeld de verzuimde beoordeling van de door eiseres betwiste gehonoreerde subsidieaanvragen alsnog dienen te maken, dan wel dienen te motiveren waarom eiseres ook dan niet in aanmerking zou zijn gekomen voor een subsidie omdat bijvoorbeeld reeds daarvoor het subsidieplafond zou zijn bereikt. In laatstgenoemd geval ligt het wel voor de hand om eiseres desgewenst nog in de gelegenheid te stellen inhoudelijk te reageren op de subsidieaanvragen die in dit fictieve geval nog extra voor een subsidie in aanmerking zouden zijn gekomen.
Eindconclusie en proceskosten
18. De rechtbank komt tot de conclusie dat twee beroepsgronden van eiseres slagen, dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit vanwege de geconstateerde motiveringsgebreken dient te worden vernietigd. De rechtbank ziet geen aanleiding c.q. mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten, dan wel zelf in de zaak te voorzien en verwijst daartoe naar hetgeen zij hiervoor onder overweging 17. heeft overwogen; verweerder is thans aan zet. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien niet zou leiden tot een doelmatige en efficiënte afdoeningswijze. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen een nieuw besluit te nemen. Verweerder kan zich daarbij beperken tot herstel van het tweede motiveringsgebrek. De rechtbank acht het namelijk gelet op de rechtsoverwegingen 11. tot en met 14.5 en tussenconclusie 2 niet nodig dat verweerder ook het eerste geconstateerde motiveringsgebrek nog herstelt.
19. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt en verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten veroordelen. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).