[eisers] vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair het onderhavige executoriale beslag opheft, subsidiair gedaagde veroordeelt dit beslag met onmiddellijke ingang op te heffen op straffe van een dwangsom van € 500,00 dan wel een dwangsom door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voor iedere dag dat zij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen meer subsidiair de primair of subsidiair de gevorderde voorziening te treffen, onder de voorwaarde dat eisers zekerheid stellen voor een bedrag dat de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht;
II. De onderhavige gerechtelijke bewaring opheft, subsidiair gedaagde veroordeelt dit beslag met onmiddellijke ingang op te heffen op straffe van een dwangsom van € 500,00 dan wel een dwangsom door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voor iedere dag dat zij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen meer subsidiair de primair of subsidiair de gevorderde voorziening te treffen, onder de voorwaarde dat eisers zekerheid stellen voor een bedrag dat de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht;
III. De bewaarder verplicht tot afgifte van de in beslag genomen en in bewaring gegeven roerende (zoals de rechtbank “onroerend” leest) zaken aan eisers op straffe van een dwangsom van € 500,00 dan wel een dwangsom door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voor iedere dag dat zij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen meer subsidiair de primair of subsidiair de gevorderde voorziening te treffen;
IV. Gedaagde veroordeelt in alle reeds gemaakte kosten van executie en beslaglegging, waaronder de nakosten, kosten van betekening, de executiekosten, de kosten van het beslag, de kosten van het proces-verbaal van sequestratie en de kosten van betekening van het beslag, dan wel in het gedeelte van de reeds gemaakte kosten van de executie en beslaglegging door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen;
V. Gedaagde verbiedt om tot openbare verkoop van de onderhavige roerende zaken over te gaan op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 dan wel een dwangsom door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voor het geval zulks in weerwil van het verbod toch zal geschieden;
VI. Gedaagde veroordeelt in de kosten van deze procedure met inbegrip van de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening.