3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Het dossier bevat de aangiftevan [slachtoffer] , waarin hij heeft verklaard dat hij zich op 17 januari 2021 samen met [getuige 1] en [getuige 2] in een kamer van het wooncomplex voor arbeidsmigranten, gelegen aan de [adres] te Sevenum, bevond toen er op de deur werd geklopt. Aangever deed open en zag dat de man die eerder met [getuige 2] in het trappenhuis had gestaan voor de deur stond. De man vroeg aan hem: “Wat voor een probleem heb jij met mij, wat is er eigenlijk het probleem?” Voordat aangever antwoord kon geven, zag hij dat de man een mes tevoorschijn haalde. Hij zei tegen de man: “Als jij een probleem met mij hebt dan heb ik ook een probleem met jou”. Hij zag vervolgens dat de man het mes achter uit zijn broekriem haalde en richting aangevers keel een beweging maakte met het mes. Het enige wat aangever dacht was dat hij het mes bij zijn keel moest weghouden. Er ontstond een worsteling waarbij aangever enkel de hand van de man met het mes daarin wilde afweren.
Tijdens deze worsteling voelde aangever het mes in zijn pols. Later merkte hij op dat hij een diepe snee in mijn pols had. Aangever heeft verder verklaard dat hij moedwillig met het mes in zijn hals is geraakt toen de man de eerste keer uithaalde.
Uit de rapportage letselschadeblijkt dat bij [slachtoffer] het volgende letsel is geconstateerd:
- diepe snijwond linker onderarm;
- snijwond/kraswond, streepvormig, laag in de hals onder het strottenhoofd, min of meer horizontaal in de hals verlopend, met een lengte van circa vijf centimeter. Het linker deel van de wond is voornamelijk een oppervlakkige kraswond, verder naar rechts wordt de wond dieper en gaat over in een snijwond die door de huid gaat met daarbij behorende bloeding en (nu) korstvorming.
De kras-/snijwond in de hals is min of meer oppervlakkig. Echter een klein beetje dieper gesneden en de luchtpijp zou zijn geraakt of doorgehaald, nog dieper zouden de vaatstructuren in de hals geraakt kunnen zijn met waarschijnlijk acuut overlijden door verbloeding als gevolg.
Over dit voorval hebben de getuigen het volgende verklaard:
Getuige [getuige 2]heeft verklaard dat zij met [slachtoffer] en [getuige 1] op haar kamer was en hoorde dat er op de deur werd geklopt. Zij zag dat het verdachte was. Hij had een groot vleesmes in zijn rechterhand. Het mes was ongeveer dertig centimeter groot. Zij zag dat verdachte agressief was en hoorde dat [slachtoffer] iets zei in de trant van: “Wat doe je met dat mes?”.
Bij een later verhoorheeft getuige [getuige 2] uitgebeeld welke bewegingen verdachte met het mes heeft gemaakt. De verbalisant beschrijft dat hij ziet dat de getuige eerst een snijdende beweging met haar rechterhand in de lucht maakt en daarna een tweede beweging uitbeeldt, waarbij zij aangeeft dat [slachtoffer] zich wil afweren met zijn hand en verdachte daarbij in de pols van [slachtoffer] snijdt. Als de verbalisant de getuige vraagt of dit klopt, zegt zij: “Ja de eerste was in de nek. [slachtoffer] trok zich een beetje terug en toen kwam er een snee in zijn pols.”
Getuige [getuige 1]heeft verklaard dat verdachte de kamer van [getuige 2] opliep en boos reageerde in de richting van [slachtoffer] . De getuige ziet dat verdachte een mes in zijn rechterhand hield en een snijdende beweging maakte ter hoogte van het bovenlichaam van [slachtoffer] . [slachtoffer] weerde zich hierbij af met zijn handen. [slachtoffer] had bloed ter hoogte van zijn hals.
In de kamer van verdachte is in zijn kledingkast een mes aangetroffen.Het betreft een rood koksmes met een lengte van 33 centimeter en een lemmet van 20 centimeter. Op het lemmet zijn bloedsporen aangetroffen.Uit nader onderzoek blijkt dat die bloedsporen een DNA-profiel bevatten dat matcht met het profiel van [slachtoffer] . Op het lemmet zijn eveneens DNA-sporen aangetroffen die matchen met het profiel van verdachte.
Overwegingen
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 17 januari 2021 meermalen met een mes een snijdende beweging richting de halsstreek van [slachtoffer] heeft gemaakt, waarbij deze de eerste keer is geraakt in zijn hals en vervolgens afweerletsel aan zijn pols heeft opgelopen.
Poging tot doodslag?
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte, door [slachtoffer] in zijn hals te snijden met een mes, heeft geprobeerd hem opzettelijk van het leven te beroven en dus of sprake is van een poging tot doodslag zoals primair ten laste is gelegd.
Verdachte heeft zelf verklaard zich niets meer te kunnen herinneren als gevolg van drank- en drugsgebruik. Naar het oordeel van de rechtbank biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte vol opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven. Dit laat onverlet dat verdachte wel voorwaardelijk opzet hierop kan hebben gehad. Daarvoor moet de rechtbank vaststellen of er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer] als gevolg van de handelingen kon worden gedood en of verdachte die kans willens en wetens heeft aanvaard.
De rechtbank stelt voorop dat het steken/snijden met een mes in precaire delen van het lichaam zoals de hals onder omstandigheden dodelijk kan zijn.
Het is immers een feit van algemene bekendheid dat de hals een kwetsbaar onderdeel van het menselijk lichaam is, waarin zich dicht onder de huid de luchtpijp en belangrijke (slag)aderen bevinden en dat een verwonding aan dergelijke vitale delen zeer levensbedreigend kan zijn en gemakkelijk tot de dood van een persoon kan leiden. De rechtbank overweegt in dat verband dat verdachte met een mes van behoorlijke omvang in de richting van de halsstreek van [slachtoffer] heeft gesneden, waarbij [slachtoffer] één keer is geraakt onder het strottenhoofd en - als gevolg van het afweren – een diepe snijwond in zijn pols heeft. Gezien deze verwondingen, was de kans dat [slachtoffer] zou overlijden aanmerkelijk.
De rechtbank is vervolgens van oordeel dat verdachte door [slachtoffer] met een mes richting de halsstreek te steken en te raken die kans ook willens en wetens heeft aanvaard. Het feit dat verdachte onder zodanige invloed van alcohol en amfetamine verkeerde dat hij wellicht niet meer in staat was om bewust te handelen, zoals door de verdediging is betoogd, maakt dat naar oordeel van de rechtbank niet anders. Immers heeft de verdachte zichzelf in die situatie gebracht door als – naar eigen zeggen – ongeoefende drinker en drugsgebruiker, de nodige hoeveelheid alcohol en amfetamine te kopen en te nuttigen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van alcohol en verdovende middelen invloed heeft op de geestestoestand en gemoedstoestand van de gebruiker. Verdachte moet geacht worden inzicht te hebben gehad in de risico’s van dit middelengebruik en de uitwerking daarvan op de geestvermogens.
De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte opzet -in de zin van voorwaardelijk opzet- had op het overlijden van [slachtoffer] en dat de primair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend is bewezen.