ECLI:NL:RBLIM:2021:6060

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
03/015823-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf van 4 jaar wegens poging tot doodslag in Sevenum

Op 28 juli 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 17 januari 2021 in Sevenum heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden. De verdachte, geboren in 1990 en gedetineerd in P.I. Zuid Oost, werd bijgestaan door mr. A.P.P. Janssen. Tijdens de zitting op 14 juli 2021 zijn de verdachte en zijn raadsman verschenen, en zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De tenlastelegging omvatte poging tot doodslag, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een mes meerdere keren in de richting van de hals van [slachtoffer] heeft gesneden, wat heeft geleid tot ernstig letsel. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van [slachtoffer], maar dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het gebeurde, en de persoon van de verdachte. De benadeelde partij, [slachtoffer], vorderde schadevergoeding, die door de rechtbank gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/015823-21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
gedetineerd in P.I. Zuid Oost, locatie Roermond te Roermond.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.P.P. Janssen, advocaat kantoorhoudende te Tegelen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 juli 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden (primair), dan wel aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (subsidiair) dan wel heeft geprobeerd aan hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (meer subsidiair) dan wel [slachtoffer] heeft mishandeld (meest subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde wegens het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op het doden van [slachtoffer] dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan hem. Verdachte verkeerde ten tijde van het ten laste gelegde onder dusdanige invloed van alcohol en amfetamine dat niet gesproken kan worden van het willens en wetens proberen iemand van het leven te beroven of te verwonden. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de meest subsidiair tenlastegelegde mishandeling.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Het dossier bevat de aangifte [2] van [slachtoffer] , waarin hij heeft verklaard dat hij zich op 17 januari 2021 samen met [getuige 1] en [getuige 2] in een kamer van het wooncomplex voor arbeidsmigranten, gelegen aan de [adres] te Sevenum, bevond toen er op de deur werd geklopt. Aangever deed open en zag dat de man die eerder met [getuige 2] in het trappenhuis had gestaan voor de deur stond. De man vroeg aan hem: “Wat voor een probleem heb jij met mij, wat is er eigenlijk het probleem?” Voordat aangever antwoord kon geven, zag hij dat de man een mes tevoorschijn haalde. Hij zei tegen de man: “Als jij een probleem met mij hebt dan heb ik ook een probleem met jou”. Hij zag vervolgens dat de man het mes achter uit zijn broekriem haalde en richting aangevers keel een beweging maakte met het mes. Het enige wat aangever dacht was dat hij het mes bij zijn keel moest weghouden. Er ontstond een worsteling waarbij aangever enkel de hand van de man met het mes daarin wilde afweren.
Tijdens deze worsteling voelde aangever het mes in zijn pols. Later merkte hij op dat hij een diepe snee in mijn pols had. Aangever heeft verder verklaard dat hij moedwillig met het mes in zijn hals is geraakt toen de man de eerste keer uithaalde.
Uit de rapportage letselschade [3] blijkt dat bij [slachtoffer] het volgende letsel is geconstateerd:
  • diepe snijwond linker onderarm;
  • snijwond/kraswond, streepvormig, laag in de hals onder het strottenhoofd, min of meer horizontaal in de hals verlopend, met een lengte van circa vijf centimeter. Het linker deel van de wond is voornamelijk een oppervlakkige kraswond, verder naar rechts wordt de wond dieper en gaat over in een snijwond die door de huid gaat met daarbij behorende bloeding en (nu) korstvorming.
De kras-/snijwond in de hals is min of meer oppervlakkig. Echter een klein beetje dieper gesneden en de luchtpijp zou zijn geraakt of doorgehaald, nog dieper zouden de vaatstructuren in de hals geraakt kunnen zijn met waarschijnlijk acuut overlijden door verbloeding als gevolg.
Over dit voorval hebben de getuigen het volgende verklaard:
Getuige [getuige 2] [4] heeft verklaard dat zij met [slachtoffer] en [getuige 1] op haar kamer was en hoorde dat er op de deur werd geklopt. Zij zag dat het verdachte was. Hij had een groot vleesmes in zijn rechterhand. Het mes was ongeveer dertig centimeter groot. Zij zag dat verdachte agressief was en hoorde dat [slachtoffer] iets zei in de trant van: “Wat doe je met dat mes?”.
Bij een later verhoor [5] heeft getuige [getuige 2] uitgebeeld welke bewegingen verdachte met het mes heeft gemaakt. De verbalisant beschrijft dat hij ziet dat de getuige eerst een snijdende beweging met haar rechterhand in de lucht maakt en daarna een tweede beweging uitbeeldt, waarbij zij aangeeft dat [slachtoffer] zich wil afweren met zijn hand en verdachte daarbij in de pols van [slachtoffer] snijdt. Als de verbalisant de getuige vraagt of dit klopt, zegt zij: “Ja de eerste was in de nek. [slachtoffer] trok zich een beetje terug en toen kwam er een snee in zijn pols.”
Getuige [getuige 1] [6] heeft verklaard dat verdachte de kamer van [getuige 2] opliep en boos reageerde in de richting van [slachtoffer] . De getuige ziet dat verdachte een mes in zijn rechterhand hield en een snijdende beweging maakte ter hoogte van het bovenlichaam van [slachtoffer] . [slachtoffer] weerde zich hierbij af met zijn handen. [slachtoffer] had bloed ter hoogte van zijn hals.
In de kamer van verdachte is in zijn kledingkast een mes aangetroffen. [7] Het betreft een rood koksmes met een lengte van 33 centimeter en een lemmet van 20 centimeter. Op het lemmet zijn bloedsporen aangetroffen. [8] Uit nader onderzoek blijkt dat die bloedsporen een DNA-profiel bevatten dat matcht met het profiel van [slachtoffer] . Op het lemmet zijn eveneens DNA-sporen aangetroffen die matchen met het profiel van verdachte. [9]
Overwegingen
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 17 januari 2021 meermalen met een mes een snijdende beweging richting de halsstreek van [slachtoffer] heeft gemaakt, waarbij deze de eerste keer is geraakt in zijn hals en vervolgens afweerletsel aan zijn pols heeft opgelopen.
Poging tot doodslag?
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte, door [slachtoffer] in zijn hals te snijden met een mes, heeft geprobeerd hem opzettelijk van het leven te beroven en dus of sprake is van een poging tot doodslag zoals primair ten laste is gelegd.
Verdachte heeft zelf verklaard zich niets meer te kunnen herinneren als gevolg van drank- en drugsgebruik. Naar het oordeel van de rechtbank biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte vol opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven. Dit laat onverlet dat verdachte wel voorwaardelijk opzet hierop kan hebben gehad. Daarvoor moet de rechtbank vaststellen of er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer] als gevolg van de handelingen kon worden gedood en of verdachte die kans willens en wetens heeft aanvaard.
De rechtbank stelt voorop dat het steken/snijden met een mes in precaire delen van het lichaam zoals de hals onder omstandigheden dodelijk kan zijn.
Het is immers een feit van algemene bekendheid dat de hals een kwetsbaar onderdeel van het menselijk lichaam is, waarin zich dicht onder de huid de luchtpijp en belangrijke (slag)aderen bevinden en dat een verwonding aan dergelijke vitale delen zeer levensbedreigend kan zijn en gemakkelijk tot de dood van een persoon kan leiden. De rechtbank overweegt in dat verband dat verdachte met een mes van behoorlijke omvang in de richting van de halsstreek van [slachtoffer] heeft gesneden, waarbij [slachtoffer] één keer is geraakt onder het strottenhoofd en - als gevolg van het afweren – een diepe snijwond in zijn pols heeft. Gezien deze verwondingen, was de kans dat [slachtoffer] zou overlijden aanmerkelijk.
De rechtbank is vervolgens van oordeel dat verdachte door [slachtoffer] met een mes richting de halsstreek te steken en te raken die kans ook willens en wetens heeft aanvaard. Het feit dat verdachte onder zodanige invloed van alcohol en amfetamine verkeerde dat hij wellicht niet meer in staat was om bewust te handelen, zoals door de verdediging is betoogd, maakt dat naar oordeel van de rechtbank niet anders. Immers heeft de verdachte zichzelf in die situatie gebracht door als – naar eigen zeggen – ongeoefende drinker en drugsgebruiker, de nodige hoeveelheid alcohol en amfetamine te kopen en te nuttigen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van alcohol en verdovende middelen invloed heeft op de geestestoestand en gemoedstoestand van de gebruiker. Verdachte moet geacht worden inzicht te hebben gehad in de risico’s van dit middelengebruik en de uitwerking daarvan op de geestvermogens.
De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte opzet -in de zin van voorwaardelijk opzet- had op het overlijden van [slachtoffer] en dat de primair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend is bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 17 januari 2021 te Sevenum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen met een (vlees)mes richting de halstreek heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair:poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van de tijd dat de verdachte in voorarrest heeft gezeten..
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraken alsmede de omstandigheden waaronder het ten laste heeft plaatsgevonden, verzocht de gevorderde straf te matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft midden in de nacht zonder enige aanleiding en onder invloed van alcohol en amfetamine- [slachtoffer] aangevallen met een mes. Dat [slachtoffer] deze aanval heeft overleefd, is mede te danken aan zijn alerte afweerreactie. Als gevolg van het handelen van verdachte heeft [slachtoffer] ernstig letsel aan zijn onderarm/pols opgelopen. Er zijn zenuwen en pezen beschadigd en het is onduidelijk of dit letsel volledig zal herstellen. Uit het door [slachtoffer] ingevulde schade onderbouwingsformulier blijkt dat hij tot op heden nog bewegingsbeperkingen van zijn duim en pols ondervindt en dit mogelijk blijvend letsel betreft. Voorts geeft [slachtoffer] aan dat de aanval van verdachte volledig onverwachts kwam, waardoor hij thans voortdurend op zijn hoede is en waardoor hij zeer schrikachtig is geworden.
Gelet op de aard en de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Wat betreft de hoogte van de straf is door de rechtbank aansluiting gezocht bij de straffen die worden opgelegd in gevallen die - grosso modo - vergelijkbaar zijn met de onderhavige zaak. De rechtbank is van oordeel dat voor een poging doodslag als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 4 tot 5 jaar op zijn plaats is.
Verdachte heeft een blanco strafblad. Hij heeft ter zitting verklaard zeer geschokt te zijn door zijn daad en zich diep daarvoor te schamen. Hij wil voorts de door het slachtoffer geleden schade zo snel mogelijk vergoeden. Gedurende detentie kan hij echter niet werken om deze schadevergoeding bij elkaar te verdienen.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar passend.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van 837,03 euro aan materiële schade en 7.500 euro aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de gevorderde schadevergoeding, met uitzondering van de post ‘reiskosten hoger beroep’, voor toewijzing vatbaar met oplegging van de schade-vergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de post ‘verlies inkomensvermogen’ te complex is om in het strafproces te worden beoordeeld met als gevolg dat de benadeelde voor dat onderdeel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De raadsman acht eveneens de post ‘reiskosten hoger beroep’ niet voor toewijzing vatbaar.
Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder primair ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van 830,32 euro ter zake van materiële schade en de immateriële schade van 7.500 euro, een rechtsreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De vordering is tot die hoogte niet weersproken en ook overigens voldoende aannemelijk gemaakt, zodat dit bedrag voor toewijzing vatbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2021.
De rechtbank komt niet toe aan behandeling van de voorwaardelijke vordering “reiskosten hoger beroep” ad 6,71 euro omdat niet aan de door de benadeelde partij gestelde voorwaarde - te weten het instellen van hoger beroep - is voldaan.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het primaire feit tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
  • verstaat dat tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
8.330,32 euro, te vermeerderen met de
wettelijke rentete berekenen over de periode van 17 januari 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting om, ten behoeve van de benadeelde partij, aan de Staat te betalen een bedrag van 8.330,32 euro te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 17 januari 2021 tot de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. L. Feuth en mr. G.H. Hermanides, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zijlstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 juli 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 17 januari 2021 te Sevenum, gemeente Horst aan de Maas, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een (vlees)mes, althans een scherp en puntig voorwerp, richting/in de halstreek en/of het lichaam heeft gestoken en/of gesneden en/of zwaaiende bewegingen in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 17 januari 2021 te Sevenum, gemeente Horst aan de Maas,aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten pees-/zenuwschade aan pols en/of hand, heeft toegebracht door met een (vlees)mes, althans een scherp en puntig voorwerp, richting/in de halstreek en/of het lichaam te steken en/of te snijden en/of zwaaiende bewegingen in de richting van die [slachtoffer] te maken;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 17 januari 2021 te Sevenum, gemeente Horst aan de Maas, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een (vlees)mes, althans een scherp en puntig voorwerp, richting/in de halstreek en/of het lichaam heeft gestoken en/of gesneden en/of zwaaiende bewegingen in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 17 januari 2021 te Sevenum, gemeente Horst aan de Maas [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een (vlees)mes, althans een scherp en puntig voorwerp, richting/in de halstreek en/of het lichaam te steken en/of te snijden en/of zwaaiende bewegingen in de richting van die [slachtoffer] te maken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten pees-/ zenuwschade aan pols en/of hand ten gevolge heeft gehad;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg proces-verbaalnummer PL233R-2021008262 gesloten d.d. 16 maart 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 213
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 januari 2021, pagina 19-22.
3.Geschift zijnde een rapportage letselschade opgesteld door forensisch arts J. van Gastel d.d. 17 januari 2021, pagina 29-33.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 januari 2021, pagina 34-35.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 januari 2021, pagina 36-40.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 januari 2012, pagina 41.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2021, pagina 135-136.
8.Proces-verbaal forensisch onderzoek stuk van overtuiging d.d. 19 januari 2021, pagina 178-180
9.Deskundigenrapportage van The Maastricht Forensic Institute d.d. 25 februari 2021 door dr. M. Moorlag en dr. M. Hidding, die verklaren dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als respectievelijk forensisch DNA-deskundige in opleiding en NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, pagina 210-213.