ECLI:NL:RBLIM:2021:605

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
03-218422/19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsincident tijdens burenruzie met meerdere verdachten en slachtoffers

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 26 januari 2021, zijn de verdachten, bestaande uit een vader, moeder en zoon, betrokken bij een gewelddadig incident dat voortkwam uit een maandenlange burenruzie. Op 31 augustus 2019, in de nachtelijke uren, viel de moeder het slachtoffer aan met een mes, terwijl de vader en zoon hem met een ijzeren staaf en een honkbalknuppel te lijf gingen. Het slachtoffer, een toevallige passant, werd ten onrechte aangezien voor een medeplichtige van de onderbuurman. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachten, die zich beriepen op noodweer en psychische overmacht, verworpen. De moeder werd veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf voor poging tot doodslag, de vader tot 12 maanden voor poging tot zware mishandeling, en de zoon tot 36 maanden voor zware mishandeling en poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat de verdachten ook schadevergoeding aan de slachtoffers moesten betalen. De zaak illustreert de ernst van geweld in burenruzies en de gevolgen daarvan voor onschuldige slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03-218422/19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 januari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1951,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.G.J.M. Boonen, advocaat, kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 januari 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Primair:al dan niet samen met een ander of anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te doden;
Subsidiair:al dan niet samen met een ander of anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat medeverdachte [medeverdachte 2] aangever [slachtoffer 1] met kracht met een mes in de linkerzij heeft gestoken. Daarna heeft de verdachte meermalen met een ijzeren staaf op het hoofd van [slachtoffer 1] geslagen. Zowel [medeverdachte 2] als de verdachte hebben met hun handelingen de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel aanvaard. Zij hebben elkaars handelingen versterkt en min of meer tegelijkertijd geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] . Er is dan ook sprake van medeplegen van een poging tot doodslag.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer 1] . Het slaan met een dunne aluminium staaf levert geen aanmerkelijke kans op de dood op. Onduidelijk is hoe vaak, waar en op welke wijze naar [slachtoffer 1] is geslagen. Ook ontbreekt informatie over het risico op overlijden.
Er dient vrijspraak te volgen voor het ten laste gelegde medeplegen met [medeverdachte 2] . Er is geen sprake van enige voorbereiding, onderlinge taakverdeling of een bewust doel.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Het ten laste gelegde speelt zich af in de context van een maandenlange burenruzie tussen [onderbuurman] en [medeverdachte 2] , de ex-partner van de verdachte (hierna: [verdachte] ). [onderbuurman] woont op de [adres 2] te Geleen. Boven hem woont [medeverdachte 2] , op nummer [cijfer] . Ook [verdachte] en zijn zoon, [medeverdachte] , zijn in het conflict betrokken. Over en weer zijn er beschuldigingen van pesterijen, bedreigingen en (fysiek) geweld.
Op 30 augustus 2019 waren [verdachte] en [medeverdachte] ’s avonds bij [medeverdachte 2] op bezoek. De politie is ter plaatse gekomen, omdat er sprake zou zijn van een provocatie door [onderbuurman] . Uiteindelijk zijn [verdachte] en [medeverdachte] nadat de rust was wedergekeerd rond half elf naar huis gegaan. Enig tijd later vond er volgens [medeverdachte 2] opnieuw een provocatie plaats door [onderbuurman] , waarop [medeverdachte 2] opnieuw de politie heeft gebeld. Zij kreeg het advies te gaan slapen. [medeverdachte 2] heeft vervolgens (naar eigen zeggen) [verdachte] gebeld. In de nacht van 31 augustus 2019 heeft zij vervolgens haar woning verlaten, om naar de dichtbij gelegen woning van [verdachte] te gaan. Ook [medeverdachte] is gebeld. Hij is naar de woning van zijn moeder gereden. [medeverdachte 2] en [verdachte] zijn terug richting de woning van [medeverdachte 2] gelopen over de [straat 1] , waar op dat moment ook aangever [slachtoffer 1] fietste.
Ten laste gelegde
De aangifte en de aanvullende verklaring van [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat hij op 31 augustus 2019, omstreeks 00:45 uur, over de [straat 1] fietste. Hij stopte om een foto van een opstelnummer van de carnavalsoptocht op het wegdek te maken. Hij stond op dat moment stil met de fiets tussen zijn benen. Direct na het maken van de foto zag hij een man en een vrouw in versnelde pas op hem aflopen. Hij zag dat de man een ijzeren staaf in zijn handen had. De vrouw vroeg waarom [slachtoffer 1] een foto van haar maakte. [slachtoffer 1] gaf daarop aan dat hij geen foto van haar maakte en pakte zijn telefoon erbij om te laten zien dat hij geen foto van haar had gemaakt. Terwijl hij de telefoon pakte, werd hij door de vrouw in zijn zij gestoken. [2] Toen hij door de vrouw werd aangevallen, werd hij door de man met de staaf op de linkerzijde van zijn hoofd geslagen, waardoor hij op de grond viel. Hij voelde direct een hevige pijn in zijn zij en pijn aan zijn hoofd. De man bleef met de staaf op [slachtoffer 1] inslaan. Hij werd geraakt op zijn rug maar ook op zijn armen en benen. [slachtoffer 1] wist uiteindelijk op te staan en de man en de vrouw van zich af te duwen. De man kwam bij hem terug en sloeg hem met een vuist in zijn gezicht. Als reactie heeft hij naar de man getrapt, die daarop achterover viel. Terwijl dit gebeurde was de vrouw hem in de rug aan het steken.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat, vrijwel direct nadat hij [medeverdachte 2] en [verdachte] van zich af had weten te duwen, een man met een honkbalknuppel op hem kwam afgelopen. [slachtoffer 1] werd door de man meermalen met veel kracht met de honkbalknuppel geslagen. Hij werd geraakt op zijn rug, in de nek, het achterhoofd en op zijn arm. De jongen sloeg met zo veel kracht dat [slachtoffer 1] de slagen niet meer kon afweren. [slachtoffer 1] vluchtte naar een kortbij gelegen woning en riep tegen de bewoonster dat zij de politie moest bellen. Hij is vervolgens tussen twee geparkeerde auto’s gaan liggen. De jongen sloeg toen nog meermalen in de richting van [slachtoffer 1] , maar hij kon [slachtoffer 1] niet raken. Kort daarna arriveerde de politie. [3]
Bevindingen ter plaatse
Ter plaatse werden een schilmesje, een bebloede houten knuppel en een bebloede metalen staaf aangetroffen. [4] Het lemmet van het mesje had een lengte van ongeveer 7 cm en was verbogen. Bij onderzoek bleek dat ook op het mesje bloed zat. [5] De metalen staaf was meer dan 40 cm lang en had aan het uiteinde meerdere uitsteeksels. [6]
Letsel [slachtoffer 1]
Een forensisch arts heeft vastgesteld dat [slachtoffer 1] in de rechter flank een steekverwonding had. De wond had een lengte van 2,5 cm en een diepte van ongeveer 5 cm. De steekwond liep richting het darmbeen. [7]
Op zijn hoofd had [slachtoffer 1] aan de linkerzijde een wond van 3 cm. Daarachter heeft [slachtoffer 1] een gesloten wond met korstvorming. Verder heeft hij voor op zijn hoofd nog een V-vormige wond met gestold bloed en een gapende wond van 0,5 cm met gestold bloed. De geconstateerde letsels betreffen scheurwonden, die zijn ontstaan ten gevolge van een stomp trauma onder invloed van druk of overs(st)rekking van de huid.
Verder had [slachtoffer 1] een huidbeschadiging aan de linker bovenlip met aan de binnenzijde roodverkleuring, een kneuzing van de linker onderarm, diverse schaaf en kraswonden en (forse) blauwe plekken aan de linkerzijde van de borst, op beide armen, de linker onderbuik, op de schouders en de rug en beide benen. De huidverkleuringen aan de linkerzijde onder de linker oksel, op de linker bovenarm, in het midden van de rug aan de linkerzijde, ter hoogte van het rechter schouderblad en onder aan de rug betreffen zogenoemde ‘outline hematomen’. Deze hematomen bestaan uit twee parallelle lijnen en passen bij een slag met een cilindervormig voorwerp, bijvoorbeeld een bezemsteel. De overige bloeduitstortingen op zijn borst, beide armen, buik, linker schouderblad en beide benen zijn bloeduitstortingen die zijn ontstaan door de uitwendige inwerking van stomp mechanisch, botsende of samendrukkende krachten met of tegen een voorwerp op en lichaamsdeel. Ook de kneuzing aan de binnenzijde van de linker onderarm is op deze manier ontstaan. [8]
Getuigen ter plaatse
[naam getuige 1] heeft verklaard dat hij aan kwam rijden en dat hij zag dat de man met het groene shirt en de fiets (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) werd aangevallen door een vrouw (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ). Zij sloeg op de man in. [slachtoffer 1] duwde de vrouw daarop weg. Toen zag hij dat er een oudere man met een ijzeren staaf (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) vanaf de stoep richting [slachtoffer 1] liep en hem met de staaf begon te slaan. Hij zag dat deze staaf [slachtoffer 1] raakte op diverse plekken waaronder zijn hoofd. [slachtoffer 1] verweerde zich. De situatie verplaatste zich naar het grasveld. De fiets bleef midden op de weg liggen. [naam getuige 1] is doorgereden en heeft zijn auto geparkeerd. Toen hij omkeek richting het gras, zag hij dat [verdachte] op de grond lag en bleef liggen. Tijdens het hele incident hoorde hij veel geschreeuw van voornamelijk [medeverdachte 2] . Hij zag een derde man, die met twee handen een honkbalknuppel vasthield (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ), richting [slachtoffer 1] lopen. [medeverdachte 2] viel [slachtoffer 1] nog steeds aan. Hij zag dat deze man [slachtoffer 1] diverse klappen met de honkbalknuppel gaf. Hij zag dat [slachtoffer 1] met beide handen zijn hoofd beschermde om zodoende de klappen op te vangen. Hij zag dat [slachtoffer 1] wegrende in de richting van de appartementen en dat [medeverdachte] achter [slachtoffer 1] aanrende. Bij de appartementen werd [slachtoffer 1] weer diverse keren met de knuppel geslagen. In deze tijd liep de getuige in de richting van [verdachte] die op zijn rug in het gras lag. Hij hoorde de man zeggen: "ik ben aangevallen". De getuige vond dit raar omdat hij had gezien dat deze oude man [slachtoffer 1] had aangevallen. [9]
Getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat hij over de [straat 1] reed en ter hoogte van [adres 2] een fiets op de weg zag liggen. Hij zag een kale man met groen shirt (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) op de weg staan. Er stond een vrouw (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ) tegenover hem. Hij hoorde de vrouw schelden en zag dat ze een stap richting [slachtoffer 1] zette. Ze stonden dicht bij elkaar. Hij passeerde het groepje en bleef kijken. Hij zag dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] duwde en in de richting van zijn hoofd sloeg. Nadat [medeverdachte 2] al een paar keer richting [slachtoffer 1] had geslagen, trapte [slachtoffer 1] richting [medeverdachte 2] . Er was ook een oudere man die een dunne stok bij zich had (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ). Toen deze man zag dat [medeverdachte 2] een trap kreeg, ging hij door het lint. De oudere man sloeg een keer of vijf op het hoofd van [slachtoffer 1] . Vervolgens gingen ze alle drie al vechtend richting het grasveld. (…) Later zag hij dat er een vierde persoon bij was (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ). Hij zag dat die man snelle agressieve bewegingen maakte richting de kale man. [10]
Getuige [naam getuige 3] heeft verklaard dat hij op de [straat 1] was en geschreeuw hoorde in de verte. Ter hoogte van [adres 2] zag hij een oudere man (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) op het gras liggen. Hij is gaan kijken hoe het met hem was. Hij zag een jongen met een korte broek en een knuppel (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) op [slachtoffer 1] inslaan. Bij de eerste klap stond [slachtoffer 1] nog maar hij zag dat [slachtoffer 1] op de grond viel tussen de struiken. Hij zag er ook een vrouw (de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte 2] ) bij staan. Door de struiken kon hij niet zien wat zij deed. Hij zag dat de man met de knuppel meerdere keren in de richting van de grond sloeg waar [slachtoffer 1] kennelijk lag. Hij kon [slachtoffer 1] op dat moment niet zien liggen door de struiken dus kan ook niet zeggen of die klappen raak waren. Maar dat was wel de plaats waar [slachtoffer 1] op de grond viel. Hij zag dat [slachtoffer 1] opstond en naar de deur van de dichtstbijzijnde gelegen woning strompelde en daar probeerde aan te bellen. Hij zag dat de jongen met de knuppel achter hem aankwam. Hij zag dat de jongen meermalen echt vol met die knuppel op zijn rug en hoofd sloeg. Hij zag dat hij zeker meer dan vijf keer sloeg. Hij hoorde de klappen tot aan de overkant van de straat. Je zag gewoon dat hij zo hard sloeg als hij kon. De getuige schrok daar wel behoorlijk van. Hij hoorde dat de jongen daarbij ook riep: Ik sla je kapot! Ik sla je helemaal kapot! Hij was echt agressief en helemaal door geflipt. Getuige riep: Hey hey! Hij zag dat de jongen zich omdraaide en op hen afkwam met de knuppel omhoog. Op dat moment kon [slachtoffer 1] een beetje wegkruipen en langzaam overeind komen om weg te komen. Op het moment dat de jongen met de knuppel op [slachtoffer 1] insloeg stond er ook een vrouw bij op een afstand van ongeveer twee meter. [11]
De verklaring van verdachte [verdachte]
heeft verklaard dat [medeverdachte 2] (medeverdachte [medeverdachte 2] ) terug naar haar woning liep en dat hij achter haar aanliep. Hij droeg een ijzeren staaf bij zich. Hij zag iemand op de weg staan en een foto maken. Toen was [medeverdachte 2] daarmee bezig. Hij had goed zicht op wat er gebeurde. Hij heeft de man meteen geslagen omdat [medeverdachte 2] werd geduwd. Hij weet niet hoe vaak hij de man heeft geslagen. Hij kreeg een trap van de man waarna hij op de grond viel en uitgeschakeld was vanwege een breuk in zijn dijbeen. [12]
De verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2]
heeft verklaard dat zij onderweg terug naar haar woning op de [straat 1] werd gepasseerd door een man op een fiets. Hij stopte verderop en maakte een foto. [medeverdachte 2] rende naar hem toe en vroeg de man waarom hij een foto van [medeverdachte 2] maakte. De man antwoordde dat hij een foto van de straat maakte. [13] Op verzoek van [medeverdachte 2] toonde de man de foto die hij zojuist had gemaakt. Terwijl hij naar de foto scrolde, is [medeverdachte 2] dichterbij de man gaan staan. De man maakte toen een beweging in haar richting. Zij mepte meteen terug. Haar ex heeft de man weggeduwd. De man trapte naar haar ex en bleef naar hem trappen. Op een gegeven moment lag haar ex in de wei. Zij wilde haar zoon erbij halen om haar ex-man te helpen. Dus rende zij naar haar huis. Ze zag dat [medeverdachte] aangerend kwam. Ze vertelde hem wat er gebeurd was. [medeverdachte] is naar die man gerend en ja, die laat dat niet gebeuren. Ze vindt het heel normaal dat haar zoon zijn vader gaat helpen. Ze wist gewoon dat dit ging gebeuren. [14]
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte]
heeft verklaard dat hij naar zijn ouders rende en zijn vader in het gras zag liggen. Hij zag zijn moeder met een man rennen. Zijn moeder schreeuwde: [medeverdachte] help ons! Hij kon alleen maar denken dat hij haar moest helpen. Hij had een houten honkbalknuppel. Hij heeft die man met de honkbalknuppel geslagen. [15]
Bewijsoverwegingen
Op basis van voormelde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de volgende vaststellingen. [medeverdachte 2] heeft [slachtoffer 1] aangesproken nadat hij een foto maakte. Zij ging verhaal halen bij [slachtoffer 1] waarbij zij zich opdringt aan [slachtoffer 1] . Daarop heeft [slachtoffer 1] geprobeerd duidelijk te maken dat hij geen foto van haar maakte maar kreeg daartoe nauwelijks de kans. [medeverdachte 2] is [slachtoffer 1] vrijwel direct gaan slaan. Als [slachtoffer 1] dit met een duwende beweging probeert af te weren, bemoeit ook verdachte zich ermee. Verdachte slaat [slachtoffer 1] met de metalen staaf tegen zijn hoofd. [medeverdachte 2] en [medeverdachte] belagen [slachtoffer 1] vervolgens gezamenlijk totdat het [slachtoffer 1] lukt om verdachte met een trap uit te schakelen. Daarbij heeft [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] met het mes dat zij bij zich had gestoken in de rechter zij. [verdachte] slaat meermalen met de metalen staaf. Als [verdachte] op de grond ligt, gaat [medeverdachte 2] [medeverdachte] halen. [medeverdachte] komt al aangerend. Hij slaat [slachtoffer 1] vervolgens meermalen en hard met een honkbalknuppel. [medeverdachte 2] staat daar op twee meter afstand vandaan.
Er is derhalve sprake van drie geweldshandelingen tegen [slachtoffer 1] : slaan en steken met een mes door medeverdachte [medeverdachte 2] , meermalen slaan met een metalen staaf door verdachte en meermalen slaan met een honkbalknuppel door medeverdachte [medeverdachte] .
De officier van justitie heeft al deze handelingen (het steken met het mes, het meermalen slaan met de metalen staaf en de knuppel op het hoofd en lichaam van [slachtoffer 1] ) ten laste gelegd als medeplegen van een poging tot doodslag, dan wel medeplegen van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Medeplegen
De officier van justitie heeft ter zitting betoogd dat er een splitsing moet worden gemaakt tussen de handelingen van [medeverdachte 2] en [verdachte] enerzijds en de handelingen van [medeverdachte] anderzijds.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] kunnen volgens de officier beiden verantwoordelijk worden gehouden voor het door hen toegepaste geweld omdat sprake is van medeplegen. [verdachte] kan, naast het slaan met de metalen staaf, volgens de officier van justitie dus ook verantwoordelijk worden gehouden voor het steken met het mes door [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] en [verdachte] zouden elkaars handelingen hebben versterkt door tegelijkertijd [slachtoffer 1] aan te vallen. Er is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking.
De rechtbank komt tot de conclusie dat ten aanzien van het slaan met de metalen staaf door verdachte sprake is van medeplegen. Hoewel geen sprake is geweest van een gezamenlijk plan – de ontmoeting tussen [medeverdachte 2] , [verdachte] en [slachtoffer 1] was een toevallige – hebben verdachte en [medeverdachte 2] , nadat [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] aanviel, gezamenlijk geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] . Zij hebben [slachtoffer 1] geruime tijd gezamenlijk belaagd, totdat verdachte werd uitgeschakeld door een trap van [slachtoffer 1] . Hoewel [medeverdachte 2] stelt zich van het gehele gebeuren weinig meer te kunnen herinneren, kan haar niet zijn ontgaan dat verdachte gewapend was met de metalen staaf en [slachtoffer 1] daarmee meermalen sloeg, onder andere op zijn hoofd.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van medeplegen door verdachte ten aanzien van het steken met het mes door [medeverdachte 2] . Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat [medeverdachte 2] het mesje bij zich had en voorstelbaar is dat hij niet heeft gezien dat [medeverdachte 2] het mesje hanteerde toen zij gezamenlijk [slachtoffer 1] aanvielen, zodat verdachte niet strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het steken met het mes door [medeverdachte 2] .
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van medeplegen tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte] ten aanzien van het gebeuren dat zich heeft afgespeeld nadat verdachte gewond op het gras lag door een trap van [slachtoffer 1] . Van strafrechtelijk relevante ondersteuning door verdachte van de geweldshandelingen van medeverdachte [medeverdachte] is niet gebleken. Ook hier geldt dat er geen afspraken waren gemaakt en dat het om een volstrekt toevallige ontmoeting ging die volledig uit de hand is gelopen. Verdachte heeft om hulp van [medeverdachte] geroepen maar dit enkele feit maakt hem geen medepleger van de daarop gevolgde handelingen door [medeverdachte] .
Tussenconclusie
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] en de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] blijkt dat [verdachte] meermalen, onder andere, op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Dat sluit ook aan bij de bevindingen van de forensisch arts. De rechtbank is van oordeel dat de verwondingen op het hoofd, waarvan er een met drie hechtingen gehecht moest worden, ook passen bij het slaan met een metalen staaf, zoals die ter plaatse is aangetroffen. Aan het uiteinde van de staaf zaten uitsteeksels, die bij het slaan op het hoofd verwondingen hebben veroorzaakt.
Op basis van de bevindingen van de forensisch arts kan ook worden vastgesteld dat [verdachte] [slachtoffer 1] meermalen op het bovenlichaam heeft geslagen. Er zijn meerdere huidverkleuringen geconstateerd die passen bij het slaan met een cilindervormig voorwerp, zoals in dit geval een metalen staaf.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is hoe deze gedraging gekwalificeerd moet worden: als een poging tot doodslag, dan wel een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Poging doodslag of poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel
Op basis van de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 2] kan niet worden vastgesteld dat zij de intentie hadden om [slachtoffer 1] te doden door hem meermalen met een metalen staaf te slaan. Er is derhalve geen sprake van (boos) opzet. De vraag is dan of [medeverdachte 2] en [verdachte] voorwaardelijk opzet hadden op de dood van [slachtoffer 1] . Hiervoor dient te worden vastgesteld of met dit handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans is aanvaard dat [slachtoffer 1] als gevolg van het meermalen slaan met de metalen staaf zou komen te overlijden. [verdachte] heeft verklaard dat hij in het wilde weg in de richting van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Vast staat dat op het hoofd van [slachtoffer 1] is geslagen.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen met hoeveel kracht en hoe vaak [verdachte] op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Ook is niet duidelijk hoe zwaar deze staaf was en uit welk materiaal deze staaf bestond. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat [medeverdachte 2] en [verdachte] de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat [verdachte] [slachtoffer 1] daarmee dodelijk zou verwonden. Meermalen met een dergelijke staaf slaan tegen hoofd en lichaam is wel van dien aard dat de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk is. Daar komt dan nog bij dat het geweld enkel is gestopt doordat [verdachte] gewond raakte door de trap van [slachtoffer 1] . Er is dan ook sprake van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde. De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 31 augustus 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen met een metalen staaf, tegen het hoofd en op het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het feit en de verdachte

(Putatief) noodweer(exces)
Namens de verdachte is, in geval van een bewezenverklaring, een beroep gedaan op noodweer(exces), waardoor de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft betoogd dat de verdachte heeft gehandeld naar aanleiding van het handelen van [slachtoffer 1] . Hij zag dat [slachtoffer 1] naar [medeverdachte 2] sloeg. Er was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding in de zin van artikel 41 Sr. De verdachte mocht zich daartegen verdedigen. Het slaan met een aluminium staaf stond in verhouding tot het felle slaan en trappen door [slachtoffer 1] , zodat voldaan is aan de proportionaliteitseis.
Voor zover de rechtbank van oordeel is dat niet is voldaan aan de proportionaliteitseis, stelt de raadsman dat de verdachte als gevolg van een hevige, door die aanranding door [slachtoffer 1] , veroorzaakte gemoedsbeweging in zijn verdediging verder is gegaan dan geboden. Namens de verdachte is dan ook een beroep gedaan op noodweerexces.
De rechtbank heeft hierboven reeds vastgesteld dat [medeverdachte 2] zich heeft opgedrongen aan [slachtoffer 1] , en dat [medeverdachte 2] , op het moment dat [slachtoffer 1] [medeverdachte 2] duidelijk probeerde te maken dat hij geen foto van haar had gemaakt, vrijwel direct is gaan slaan. Uit de verklaringen van de onafhankelijke getuigen [naam getuige 1] , [naam getuige 2] en [naam getuige 3] volgt dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] als eerste heeft aangevallen en dat [slachtoffer 1] zich slechts heeft proberen te verweren. Er is dan ook geen sprake geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 1] waartegen de verdachte zich mocht verweren. Het beroep op noodweer(exces) wordt dan ook verworpen
Voor zover namens de verdachte is betoogd dat de verdachte redelijkerwijs kon en mocht denken dat hij [medeverdachte 2] moest verdedigen, wordt ook dit verweer verworpen. De verdachte stond op korte afstand van [medeverdachte 2] op het moment dat zij [slachtoffer 1] aanviel en moet hebben gezien dat [medeverdachte 2] de agressor was en niet [slachtoffer 1] . Er was geen sprake van een situatie die verkeerd kon worden geïnterpreteerd.
Psychische overmacht
Namens de verdachte is ook nog aangevoerd dat er sprake is geweest van psychische overmacht. Hiervan is sprake wanneer de verdachte heeft gehandeld door een van buitenaf komende drang waaraan hij redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Door de raadsman is gesteld dat er sprake was van een onweerstaanbare psychische druk als gevolg van de opgelopen spanningen met de benedenbuurman van [medeverdachte 2] , die het handelen van de verdachte verontschuldigbaar maakt.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van een van buitenaf komende drang waaraan de verdachte in de context waarin het bewezenverklaarde zich heeft afgespeeld redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. [slachtoffer 1] had geen enkele link met de omstandigheden die maakten dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte] destijds niet in normale doen waren. Het beroep op psychische overmacht wordt dan ook verworpen.
Toerekenbaarheid van het feit
Er heeft onderzoek plaatsgevonden naar de geestesvermogens van de verdachte door Th.J.G. Bakkum, psychiater en S. Labrijn, psycholoog. Zij hebben hun bevindingen gerapporteerd in het rapport van 28 februari 2020. Zij hebben geconcludeerd dat het interactiepatroon tussen verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte] van dien aard is dat sprake is van een collusie en dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde lijdende was aan een aanpassingsstoornis met gemengde gevoelens van emoties en gedrag. De verdachte was angstiger en voelde zich onmachtiger. Zijn copingmogelijkheden werden uitgehold en zijn controlemogelijkheden minder. Gevoelens van angst gingen hand in hand met gevoelens van agressie. In het contact met zijn ex-vrouw ( [medeverdachte 2] ) en zoon ( [medeverdachte] ) werden de onmachtsgevoelens, spanningen, angst en agressie niet gerelativeerd, maar versterkt. Er was onvoldoende gezonde realiteitstoetsing van buitenaf. De verdachte werd voorafgaand aan en tijdens het ten laste gelegde overspoeld door angst en agressie en er was een paranoïde vertekening van de realiteit op het moment dat verdachte van huis vertrok en de metalen staaf meenam. Vervolgens ziet verdachte dat zijn ex-vrouw en [slachtoffer 1] een fysieke confrontatie hebben. De deskundigen kunnen niet bepalen in welke mate de stoornis/vertekening precies doorwerkte ten tijde van het ten laste gelegde, maar achten aannemelijk dat dit in significante mate was. Geadviseerd wordt om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank volgt de conclusie van de deskundigen en acht de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van het bewezenverklaarde.
Daarmee is geen sprake van een omstandigheid gelegen in de persoon van de verdachte die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
Er zijn voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte volledig uitsluiten.
Conclusie
Het bewezenverklaarde is een strafbaar feit en de verdachte is strafbaar.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het strafbare feit op:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht hooguit een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, met daarnaast al dan niet een deels voorwaardelijke taak- of gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door het slachtoffer [slachtoffer 1] meermalen met een metalen staaf te slaan, onder andere op het hoofd. Het bewezenverklaarde is de trieste afloop van een maandenlang durende burenruzie. [slachtoffer 1] was daarbij simpelweg op het verkeerde moment, op de verkeerde plek. Terwijl hij nietsvermoedend een foto maakte van een opstelnummer van de carnavalsoptocht dat nog zichtbaar was op het wegdek, kwam hij ongewild terecht in - zoals hij het zelf zeer treffend heeft omschreven - een zeven minuten durende horrorfilm. [medeverdachte 2] dacht dat [slachtoffer 1] deel uitmaakte van het “kamp van de onderbuurman” en dat hij een foto van haar maakte. Nog voordat [slachtoffer 1] de kans kreeg om aan te tonen dat dit laatste zeker niet het geval was, werd hij aangevallen door [medeverdachte 2] . De aanval door [medeverdachte 2] betekende niet het einde van de nachtmerrie. Sterker nog, de aanval van [medeverdachte 2] , was het startsein voor een geweldexplosie tegen [slachtoffer 1] . Toen kwam de verdachte namelijk in beeld. Terwijl [slachtoffer 1] zich probeerde te verdedigen tegen de aanval van [medeverdachte 2] , werd hij ook door de verdachte belaagd. De verdachte is, zonder te weten wat er precies aan de hand was, op [slachtoffer 1] beginnen in te slaan met een metalen staaf. Toen [slachtoffer 1] probeerde weg te komen, gingen de verdachte en [medeverdachte 2] achter hem aan, waarbij verdachte [slachtoffer 1] bleef slaan. Hij stopte pas op het moment dat hij vanwege een breuk niet meer op kon staan. [medeverdachte] heeft [slachtoffer 1] die al gewond was door de slagen van verdachte en een messteek toegebracht door [medeverdachte 2] hierna nog achterna gezeten en meermalen geslagen met een knuppel.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft met haar paranoïde en zeer agressieve gedrag [slachtoffer 1] in levensgevaar gebracht. [slachtoffer 1] en zijn gezin vinden tot op heden gevolgen van hetgeen [slachtoffer 1] is aangedaan. Verdachte heeft daar een bijdrage aan geleverd. Verdachte had zich van het gedrag van zijn ex-vrouw moeten distantiëren maar heeft dit niet gedaan.
Gelet op de ernst van het feit kan enkel worden volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren gevorderd. De rechtbank komt tot een lagere strafoplegging. De rechtbank acht anders dan de officier van justitie de verdachte primair ten laste gelegde poging doodslag niet bewezen. Verdachte kan strafrechtelijk niet medeverantwoordelijk worden gehouden voor het steken met het mes door [medeverdachte 2] of het slaan met de knuppel door [medeverdachte] . Verdachte is negenenzestig jaar en niet eerder in aanraking gekomen met politie en justitie voor een geweldsdelict. Uit de omtrent de verdachte opgemaakte rapportages blijkt dat verdachte heeft gehandeld onder invloed van een psychische stoornis waarbij de realiteitstoetsing tekortschoot. Het feit kan verdachte maar in verminderde mate worden toegerekend. Verdachte heeft tot slot bij het gebeuren ook zelf behoorlijk letsel opgelopen en ter zitting spijt betuigd van zijn handelen. In strafverzwarende zin heeft de rechtbank zwaar meegewogen dat verdachte en zijn medeverdachten zich hebben bewapend en dat geweld is toegepast tegen een volstrekt willekeurig slachtoffer door verdachte en [medeverdachte 2] waarbij een wapen is gehanteerd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden op zijn plaats. Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
[slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 4.093,11 aan materiële schade en € 6.300,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 997,36 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 3] vordert een bedrag van € 14.621,68 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade.
Ook vorderen zij allen de vordering te verhogen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geheel hoofdelijk kunnen worden toegewezen. De vordering van [slachtoffer 3] dient voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu het causale verband onvoldoende is onderbouwd. De gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat bij de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft de schade aan de kleding rekening moet worden gehouden met de afschrijving van de kleding. De benadeelde dient niet-ontvankelijk te verklaren in de kosten van het horloge, de armband, de reparatiekosten van de fiets en het cashgeld. Niet is gebleken dat deze goederen verloren zijn gegaan of beschadigd zijn.
De kosten voor de aanschaf van de bril dienen te worden afgewezen, omdat de bril is vergoed door de verzekering, zonder eigen bijdrage.
De immateriële schade dient te worden beperkt tot € 3.000,-.
De benadeelden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat niet is komen vast te staan dat zij aan de voorwaarden voor schokschade voldoen.
Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de parkeer- en reiskosten, met dien verstande dat deze dienen te worden aangemerkt als proceskosten. De medische kosten van [slachtoffer 2] dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat de juiste factuur niet is overgelegd.
De kosten voor studievertraging bij [slachtoffer 3] dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard. Er is geen sprake van een causaal verband.
De gevorderde immateriële schade dient beperkt te worden tot € 1.000,-.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
De vordering van [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat de vordering gedeeltelijk kan worden toegewezen, omdat de benadeelde rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde.
Vergoeding voor kleding, bril, fiets, cashgeld
De rechtbank acht het aannemelijk dat de kleding (schoenen, jas, broek, onderbroek, shirt, sokken) van [slachtoffer 1] ten gevolge van het bewezenverklaarde en het daaropvolgende onderzoek in het ziekenhuis is beschadigd (onder andere als gevolg van bloedverlies). De gevorderde kosten, in totaal € 433,87, zijn voldoende onderbouwd en worden dan ook toegewezen.
Ook de kosten voor reparatie van de fiets ad € 235,70 zijn voldoende onderbouwd en zullen worden toegewezen. De rechtbank acht het aannemelijk dat de fiets beschadigd is geraakt, als gevolg van de aanval op [slachtoffer 1] .
Voor wat betreft de kosten die worden gevorderd voor de aanschaf van een nieuwe bril ad
€ 229,-, overweegt de rechtbank dat hierbij rekening dient te worden gehouden met de afschrijvingskosten. De rechtbank zal, gelet op de ouderdom van de bril en rekenend met een afschrijvingspercentage van 10% per half jaar, 50% op dit deel van de vordering in mindering brengen, zodat een bedrag van € 114,50 zal worden toegewezen.
Ter zitting heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij toegelicht dat de nieuwe bril niet door de verzekering werd vergoed en de benadeelde deze kosten dus zelf heeft moeten dragen.
[slachtoffer 1] wordt niet-ontvankelijk verklaard voor zover hij de kosten voor het horloge heeft gevorderd. Hij heeft gesteld dat het horloge bij de aanval verloren is gegaan . Op de foto’s die ter plaatse van [slachtoffer 1] zijn genomen, is echter te zien dat hij het horloge nog draagt. Voor zover de benadeelde partij heeft willen aanvoeren dat het horloge tijdens de aanval zou zijn beschadigd, is van die beschadiging niet gebleken. Dit deel van de vordering is dan ook onvoldoende onderbouwd.
Ook voor wat betreft het gevorderde cashgeld en de kosten van de armband Fossil wordt [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, aangezien dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Niet is komen vast te staan dat [slachtoffer 1] de armband en cashgeld is verloren. Hiervan is eerder ook geen melding gemaakt.
Medische kosten
De medische kosten van in totaal € 1.781,80 zijn voldoende onderbouwd. De verdediging heeft die kosten niet weersproken en ze komen de rechtbank ook alleszins redelijk voor. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook geheel toewijzen.
Parkeer- en reiskosten
Ten aanzien van de gevorderde kosten ad € 285,- voor het vervoer door de partner van [slachtoffer 1] overweegt de rechtbank dat onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van mantelzorg die normaliter door professionele hulpverleners wordt verleend. Dit deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ook heeft [slachtoffer 1] een vergoeding gevraagd voor zes reizen richting de rechtbank. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] in totaal vijf keer bij de terechtzittingen aanwezig is geweest. Zij zal het bedrag dan ook verminderen naar (5 x 44 km x 0,26) € 57,20. Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking, omdat de benadeelde het recht heeft ter zitting aanwezig te zijn en deze kosten kunnen worden aangemerkt als schade ontstaan als gevolg van het bewezenverklaarde.
De reiskosten naar de advocaat dienen te worden aangepast. Hier is een foutieve berekening toegepast. De berekening is als volgt: 3 x 44 x 0,26 = € 34,32. Dit bedrag kan worden toegewezen.
De overige gevorderde kosten onder deze post zijn voldoende onderbouwd en komen voor vergoeding in aanmerking.
Verzorging door partner
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor de verzorging door de partner van [slachtoffer 1] ad € 266,- overweegt de rechtbank dat onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van mantelzorg die normaliter door professionele hulpverleners wordt verleend. Dit deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Kosten opvragen medische informatie
Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking en zijn voldoende onderbouwd.
Immateriële schade
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade heeft de rechtbank gekeken naar soortgelijke zaken en de vergoedingen die daar zoal werden toegekend. De rechtbank acht matiging van het gevorderde bedrag op zijn plaats en zal € 5.000,- toekennen.
Totaal
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [slachtoffer 1] worden toegewezen tot een bedrag van € 7.966,69. De vordering zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel met het bijbehorende aantal dagen gijzeling worden opgelegd.
Van het niet toegewezen deel van de materiële schade wordt een bedrag van € 45,76 (posten reiskosten rechtbank en advocaat) afgewezen.
Het niet toegewezen deel van de immateriële schade wordt afgewezen.
Voor het overige zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
7.4.2
De vordering van [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 2] in aanmerking komt voor shockschade. Zij werd op 31 augustus 2019 direct geconfronteerd met de gevolgen van het bewezenverklaarde. Ter plaatse heeft zij gezien hoe haar echtgenoot was toegetakeld, hetgeen bij haar een hevige schok teweeg heeft gebracht. Als gevolg daarvan heeft zij psychische problemen ondervonden, waarvoor zij een behandeling heeft ondergaan. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat aan de voorwaarden voor toekenning van shockschade is voldaan.
Medische kosten
De medische kosten ad € 885,- en de kosten voor aanschaf van paracetamol ad € 10,- zijn voldoende onderbouwd en komen voor vergoeding in aanmerking. Het is aannemelijk dat [slachtoffer 2] als gevolg van het bewezenverklaarde en de daaruit voortkomende psychische klachten hoofdpijnklachten heeft ervaren en daarom medicatie heeft gebruikt. Het daarvoor in rekening gebrachte bedrag is redelijk,
De raadsman kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat de factuur niet is overgelegd. Uit het zorgkosten 2020 dat is overgelegd, blijkt dat door psycholoog Nelissen van Uniek, waar [slachtoffer 2] in behandeling is geweest voor haar klachten € 1.189,94 is gedeclareerd bij de zorgverzekeraar en dat van dit bedrag een bedrag van € 885,- (het eigen risico) voor rekening van [slachtoffer 2] is gekomen.
Parkeer- en reiskosten
De reiskosten ad € 87,36 zijn voldoende onderbouwd en komen voor vergoeding in aanmerking.
Daarnaast heeft [slachtoffer 2] parkeerkosten ad € 15,- gevorderd. Deze kosten zijn echter op geen enkele wijze onderbouwd. [slachtoffer 2] zal voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
[slachtoffer 2] heeft € 2.000,- aan immateriële schade gevorderd. Ter plaatse heeft zij gezien hoe haar echtgenoot was toegetakeld. Zij is geen getuige geweest van het feit. De rechtbank is van oordeel, alle omstandigheden van het geval afwegende, dat de vordering dient te worden gematigd tot € 1.000,-. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Totaal
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [slachtoffer 2] worden toegewezen tot een bedrag van € 1.982,36. De vordering zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel met het bijbehorende aantal dagen gijzeling worden opgelegd.
Voor het overige aan materiële kosten zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Het overige aan immateriële schade zal worden afgewezen.
7.4.3
De vordering van [slachtoffer 3]
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 3] in aanmerking komt voor shockschade. Zij werd op 31 augustus 2019 direct geconfronteerd met de gevolgen van het bewezenverklaarde. Ter plaatse heeft zij gezien hoe haar vader was toegetakeld, hetgeen bij haar een hevige schok teweeg heeft gebracht. Als gevolg daarvan heeft zij psychische problemen ondervonden, waarvoor zij een behandeling heeft ondergaan. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat aan de voorwaarden voor toekenning van shockschade is voldaan.
Medische kosten
[slachtoffer 3] heeft € 10,- aan kosten voor aanschaf van paracetamol gevorderd. Deze post is voldoende onderbouwd en komt voor vergoeding in aanmerking. Het is aannemelijk dat [slachtoffer 3] als gevolg van het bewezenverklaarde en de daaruit voortkomende psychische klachten hoofdpijnklachten heeft ervaren en daarom medicatie heeft gebruikt.
Studievertraging
[slachtoffer 3] stelt als gevolg van het bewezenverklaarde studievertraging te hebben opgelopen. De schade bedraagt € 14.475. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat er een causaal verband bestaat tussen de opgelopen studievertraging en het bewezenverklaarde. [slachtoffer 3] zal daarom voor dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Parkeer- en reiskosten
De reiskosten ad € 90,48 zijn voldoende onderbouwd en komen voor vergoeding in aanmerking. De overige reiskosten ad € 31,20 zien op toekomstige kosten. De rechtbank zal dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren omdat onvoldoende duidelijk is geworden dat de [slachtoffer 3] deze kosten daadwerkelijk dient te maken.
Daarnaast heeft [slachtoffer 3] parkeerkosten ad € 15,- gevorderd. Deze kosten zijn echter niet onderbouwd. [slachtoffer 3] zal daarom voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
[slachtoffer 3] heeft € 2.000,- aan immateriële schade gevorderd. Ter plaatse heeft zij gezien hoe haar vader was toegetakeld. Zij is geen getuige geweest van het feit. De rechtbank is van oordeel, alle omstandigheden van het geval afwegende, dat de vordering dient te worden gematigd tot € 1.000,-. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Totaal
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [slachtoffer 3] worden toegewezen tot een bedrag van € 1.100,48. De vordering zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel met het bijbehorende aantal dagen gijzeling worden opgelegd.
Het overige aan immateriële schade zal worden afgewezen.
Voor het overige aan materiële kosten zal de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
7.4.4
Hoofdelijke aansprakelijkheid
Uit artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.
Verdachten hebben als groep geopereerd, in die zin dat zij zich samen bewapend hebben naar aanleiding van het conflict met [onderbuurman] , op de bewuste avond samen wilden komen bij de woning van [medeverdachte 2] en zij elk, in korte opeenvolging binnen een tijdspanne van enkele minuten, geweld hebben uitgeoefend op [slachtoffer 1] , waarbij ieder van hen letsel bij [slachtoffer 1] heeft veroorzaakt. Er is derhalve sprake van gedragingen in groepsverband in de zin van artikel 6:166 BW. Elk van de verdachten had zich, gezien de kans op het toebrengen van onrechtmatige schade, moeten onthouden van voornoemde gedragingen. Nu zij dat niet hebben gedaan, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk voor het geheel van de schade van [slachtoffer 1] . De rechtbank zal verdachte [verdachte] derhalve hoofdelijk veroordelen in de door de benadeelde partijen geleden en toe te wijzen schade.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het primair ten laste gelegde tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van
  • wijst het meer gevorderde inzake reiskosten rechtbank en advocaat ad € 45,76 af;
  • wijst het meer gevorderde inzake immateriële schade ad € 1.300,- af;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd bedrag te betalen, bij niet-betaling te vervangen door 74 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door [medeverdachte] en/of [medeverdachte 2] is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • wijst de vordering van
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige aan materiële schade niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige aan immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] voornoemd bedrag te betalen, bij niet-betaling te vervangen door 29 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door [medeverdachte] en/of [medeverdachte 2] is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • wijst de vordering van
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige aan immateriële schade af;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige aan materiële schade niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer J [slachtoffer 3] voornoemd bedrag te betalen, bij niet-betaling te vervangen door 21 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door [medeverdachte] en/of [medeverdachte 2] is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
Voorlopige hechtenis:
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M.W. Nuijts, voorzitter, mr. C. Wapenaar en mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2021, zijnde de griffier buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 31 augustus 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen, althans eenmaal, met een mes in het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een ijzeren staaf en/of knuppel, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd en/of het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 augustus 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen, althans eenmaal, met een mes in het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een ijzeren staaf en/of knuppel, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd en/of het bovenlichaam en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het dossier van politie eenheid Limburg, onderzoeksnummer [nummer] , gesloten d.d. 19 september 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1147.
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 31 augustus 2019, p. 485 en 486.
3.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 31 augustus 2019, p. 485 en 486 en het proces-verbaal van aanvullend verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 4 september 2019, p. 491.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2019, p. 383.
5.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict d.d. 1 september 2019, p. 423 en 451 (foto 52).
6.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict d.d. 1 september 2019, p. 423 en 452 (foto 54).
7.Het geschrift, te weten een forensisch geneeskundige letselbeschrijving d.d. 30 september 2019, p. 532, 535 en 536.
8.Het geschrift, te weten een forensisch geneeskundige letselbeschrijving d.d. 30 september 2019, p. 529 tot en met 537 alsmede de foto’s op p. 494 tot en met 525, waarnaar verwezen wordt in de letselbeschrijving.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige 1] d.d. 31 augustus 2019, p. 583 en 584.
10.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige 2] d.d. 31 augustus 2019, p. 587 en 588.
11.Het proces-verbaal van telefonisch verhoor van getuige [naam getuige 3] d.d. 31 augustus 2019, p. 589.
12.De processen-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 10 september 2019 en 11 september 2019 op p 315, 316, 317, 321 en 322.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 31 augustus 2019, p. 67.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 31 augustus 2019, p. 68.
15.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] d.d. 31 augustus 2019, p. 137 en het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] d.d. 2 september 2019, p. 146.