ECLI:NL:RBLIM:2021:604

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
03/211005-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling in het kader van een burenruzie met meerdere verdachten

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 26 januari 2021, zijn drie verdachten (vader, moeder en zoon) betrokken bij een gewelddadig voorval dat plaatsvond in het kader van een maandenlange burenruzie. Op 31 augustus 2019, in de nachtelijke uren, werd een toevallige passant, [slachtoffer 1], aangevallen door de verdachten, die dachten dat hij verbonden was met hun buren. De moeder stak het slachtoffer met een mes, terwijl de vader hem met een ijzeren staaf sloeg en de zoon met een honkbalknuppel. De rechtbank oordeelde dat de verdachten niet konden worden vrijgesproken op basis van noodweer of psychische overmacht. De moeder werd veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf voor poging tot doodslag, de vader tot 12 maanden voor poging tot zware mishandeling, en de zoon tot 36 maanden voor zware mishandeling en poging tot doodslag. Daarnaast moesten de verdachten schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van medeplegen van de geweldshandelingen, waarbij de verdachten gezamenlijk en in nauwe samenwerking optraden tegen het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/211005-19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 januari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1954,
thans gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, loc. Ter Peel.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S. Weening, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 januari 2021. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:al dan niet samen met een ander of anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te doden, dan wel al dan niet samen met een ander of anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] . zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 2:een auto heeft vernield en/of beschadigd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte aangever [slachtoffer 1] met kracht met een mes in de linkerzij heeft gestoken. Daarna heeft medeverdachte [medeverdachte 1] meermalen met een ijzeren staaf op het hoofd van [slachtoffer 1] geslagen. Zowel de verdachte als [slachtoffer 1] hebben met hun handelingen de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel aanvaard. Zij hebben elkaars handelingen versterkt en min of meer tegelijkertijd geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] . Er is dan ook sprake van medeplegen van een poging tot doodslag.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte een personenauto heeft beschadigd door deze te bekrassen. Zij heeft verwezen naar de aangifte, een door de verdachte verstuurd bericht en de verklaring van de verdachte ten overstaan van de politie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van feit 1 primair. Er was weliswaar sprake van medeplegen tussen verdachte en [medeverdachte 1] , maar hun handelingen kunnen niet worden aangemerkt als een poging tot doodslag. Er was geen sprake van opzet op de dood, ook niet in voorwaardelijke zin. De raadsman heeft onder verwijzing naar jurisprudentie betoogd dat het steken met een schilmes in de onderbuik geen aanmerkelijke kans op de dood oplevert. Ook het slaan met een holle, ijzeren staaf, levert geen aanmerkelijke kans op de dood op.
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte niet verantwoordelijk is voor het slaan met een honkbalknuppel door zoon [medeverdachte 2] . Er is geen sprake van medeplegen. Het slaan met een honkbalknuppel levert overigens ook geen poging tot doodslag op.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1 subsidiair, met dien verstande dat er geen sprake is van medeplegen met [medeverdachte 2] .
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Het ten laste gelegde speelt zich af in de context van een maandenlange burenruzie tussen [onderbuurman] en verdachte (hierna: [verdachte] ). [onderbuurman] woont op de [adres] te Geleen. Boven hem woont [verdachte] , op [nummer 2] . Ook de ex-partner van [verdachte] , [medeverdachte 1] , en haar zoon, [medeverdachte 2] , zijn in het conflict betrokken. Over en weer zijn er beschuldigingen van pesterijen, bedreigingen en (fysiek) geweld.
Op 30 augustus 2019 waren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ’s avonds bij [verdachte] op bezoek. De politie is ter plaatse gekomen, omdat er sprake zou zijn van een provocatie door [onderbuurman] . Uiteindelijk zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] nadat de rust was wedergekeerd rond half elf naar huis gegaan. Enig tijd later vond er volgens [verdachte] opnieuw een provocatie plaats door [onderbuurman] , waarop [verdachte] opnieuw de politie heeft gebeld. Zij kreeg het advies te gaan slapen. [verdachte] heeft vervolgens (naar eigen zeggen) [medeverdachte 1] gebeld. In de nacht van 31 augustus 2019 heeft zij vervolgens haar woning verlaten, om naar de dichtbij gelegen woning van [medeverdachte 1] te gaan. Ook [medeverdachte 2] is gebeld. Hij is naar de woning van zijn moeder gereden. [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn terug richting de woning van [verdachte] gelopen over de [straat 1] , waar op dat moment ook aangever [slachtoffer 1] fietste.
Feit 1:
De aangifte en de aanvullende verklaring van [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat hij op 31 augustus 2019, omstreeks 00:45 uur, over de [straat 1] fietste. Hij stopte om een foto van een opstelnummer van de carnavalsoptocht op het wegdek te maken. Hij stond op dat moment stil met de fiets tussen zijn benen. Direct na het maken van de foto zag hij een man en een vrouw in versnelde pas op hem aflopen. Hij zag dat de man een ijzeren staaf in zijn handen had. De vrouw vroeg waarom [slachtoffer 1] een foto van haar maakte. [slachtoffer 1] gaf daarop aan dat hij geen foto van haar maakte en pakte zijn telefoon erbij om te laten zien dat hij geen foto van haar had gemaakt. Terwijl hij de telefoon pakte, werd hij door de vrouw in zijn zij gestoken. [2] Toen hij door de vrouw werd aangevallen, werd hij door de man met de staaf op de linkerzijde van zijn hoofd geslagen, waardoor hij op de grond viel. Hij voelde direct een hevige pijn in zijn zij en pijn aan zijn hoofd. De man bleef met de staaf op [slachtoffer 1] inslaan. Hij werd geraakt op zijn rug maar ook op zijn armen en benen. [slachtoffer 1] wist uiteindelijk op te staan en de man en de vrouw van zich af te duwen. De man kwam bij hem terug en sloeg hem met een vuist in zijn gezicht. Als reactie heeft hij naar de man getrapt, die daarop achterover viel. Terwijl dit gebeurde was de vrouw hem in de rug aan het steken.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat, vrijwel direct nadat hij [verdachte] en [medeverdachte 1] van zich af had weten te duwen, een man met een honkbalknuppel op hem kwam afgelopen. [slachtoffer 1] werd door de man meermalen met veel kracht met de honkbalknuppel geslagen. Hij werd geraakt op zijn rug, in de nek, het achterhoofd en op zijn arm. De jongen sloeg met zo veel kracht dat [slachtoffer 1] de slagen niet meer kon afweren. [slachtoffer 1] vluchtte naar een kortbij gelegen woning en riep tegen de bewoonster dat zij de politie moest bellen. Hij is vervolgens tussen twee geparkeerde auto’s gaan liggen. De jongen sloeg toen nog meermalen in de richting van [slachtoffer 1] , maar hij kon [slachtoffer 1] niet raken. Kort daarna arriveerde de politie. [3]
Bevindingen ter plaatse
Ter plaatse werden een schilmesje, een bebloede houten knuppel en een bebloede metalen staaf aangetroffen. [4] Het lemmet van het mesje had een lengte van ongeveer 7 cm en was verbogen. Bij onderzoek bleek dat ook op het mes bloed zat. [5] De metalen staaf was meer dan 40 cm lang en had aan het uiteinde meerdere uitsteeksels. [6]
Letsel [slachtoffer 1]
Een forensisch arts heeft vastgesteld dat [slachtoffer 1] in de rechter flank een steekverwonding had. De wond had een lengte van 2,5 cm en een diepte van ongeveer 5 cm. De steekwond liep richting het darmbeen. [7]
Op zijn hoofd had [slachtoffer 1] aan de linkerzijde een wond van 3 cm. Daarachter had [slachtoffer 1] een gesloten wond met korstvorming. Verder had hij voor op zijn hoofd nog een V-vormige wond met gestold bloed en een iets gapende wond van 0,5 cm met gestold bloed. De geconstateerde letsels betreffen scheurwonden, die zijn ontstaan ten gevolge van een stomp trauma onder invloed van druk of over(st)rekking van de huid.
Verder had [slachtoffer 1] een huidbeschadiging aan de linker bovenlip met aan de binnenzijde roodverkleuring, een kneuzing van de linker onderarm, diverse schaaf en kraswonden en (forse) blauwe plekken aan de linkerzijde van de borst, op beide armen, de linker onderbuik, op de schouders en de rug en beide benen. De huidverkleuringen aan de linkerzijde onder de linker oksel, op de linker bovenarm, in het midden van de rug aan de linkerzijde, ter hoogte van het rechter schouderblad en onder aan de rug betreffen zogenoemde ‘outline hematomen’. Deze hematomen bestaan uit twee parallelle lijnen en passen bij een slag met een cilindervormig voorwerp, bijvoorbeeld een bezemsteel. De overige bloeduitstortingen op zijn borst, beide armen, buik, linker schouderblad en beide benen zijn bloeduitstortingen die zijn ontstaan door de uitwendige inwerking van stomp mechanisch, botsende of samendrukkende krachten met of tegen een voorwerp op een lichaamsdeel. Ook de kneuzing op de binnenzijde van de linker onderarm is op deze manier ontstaan. [8]
Getuigen ter plaatse
[getuige 1] heeft verklaard dat hij aan kwam rijden en dat hij zag dat de man met het groene shirt en de fiets (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) werd aangevallen door een vrouw (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ). Zij sloeg op de man in. [slachtoffer 1] duwde de vrouw daarop weg. Toen zag hij dat er een oudere man met een ijzeren staaf (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ) vanaf de stoep richting [slachtoffer 1] liep en hem met de staaf begon te slaan. Hij zag dat deze staaf [slachtoffer 1] raakte op diverse plekken waaronder zijn hoofd. [slachtoffer 1] verweerde zich. De situatie verplaatste zich naar het grasveld. De fiets bleef midden op de weg liggen. [getuige 1] is doorgereden en heeft zijn auto geparkeerd. Toen hij omkeek richting het gras, zag hij dat [medeverdachte 1] op de grond lag en bleef liggen. Tijdens het hele incident hoorde hij veel geschreeuw van voornamelijk [verdachte] . Hij zag een derde man, die met twee handen een honkbalknuppel vasthield (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ), richting [slachtoffer 1] lopen. [verdachte] viel [slachtoffer 1] nog steeds aan. Hij zag dat deze man [slachtoffer 1] diverse klappen met de honkbalknuppel gaf. Hij zag dat [slachtoffer 1] met beide handen zijn hoofd beschermde om zodoende de klappen op te vangen. Hij zag dat [slachtoffer 1] wegrende in de richting van de appartementen en dat [medeverdachte 2] achter [slachtoffer 1] aanrende. Bij de appartementen werd [slachtoffer 1] weer diverse keren met de knuppel geslagen. In deze tijd liep de getuige in de richting van [medeverdachte 1] die op zijn rug in het gras lag. Hij hoorde de man zeggen: "ik ben aangevallen". De getuige vond dit raar omdat hij had gezien dat deze oude man [slachtoffer 1] had aangevallen. [9]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij over de [straat 1] reed en ter hoogte van de [straat 2] een fiets op de weg zag liggen. Hij zag een kale man met groen shirt (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) op de weg staan. Er stond een vrouw (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) tegenover hem. Hij hoorde de vrouw schelden en zag dat ze een stap richting [slachtoffer 1] zette. Ze stonden dicht bij elkaar. Hij passeerde het groepje en bleef kijken. Hij zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] duwde en in de richting van zijn hoofd sloeg. Nadat [verdachte] al een paar keer richting [slachtoffer 1] had geslagen, trapte [slachtoffer 1] richting [verdachte] . Er was ook een oudere man die een dunne stok bij zich had (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ). Toen deze man zag dat [verdachte] een trap kreeg, ging hij door het lint. De oudere man sloeg een keer of vijf op het hoofd van [slachtoffer 1] . Vervolgens gingen ze alle drie al vechtend richting het grasveld. (…) Later zag hij dat er een vierde persoon bij was (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ). Hij zag dat die man snelle agressieve bewegingen maakte richting de kale man. [10]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op de [straat 1] was en geschreeuw hoorde in de verte. Ter hoogte van de [straat 2] zag hij een oudere man (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ) op het gras liggen. Hij is gaan kijken hoe het met hem was. Hij zag een jongen met een korte broek en een knuppel (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ) op [slachtoffer 1] inslaan. Bij de eerste klap stond [slachtoffer 1] nog maar hij zag dat [slachtoffer 1] op de grond viel tussen de struiken. Hij zag er ook een vrouw (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) bij staan. Door de struiken kon hij niet zien wat zij deed. Hij zag dat de man met de knuppel meerdere keren in de richting van de grond sloeg waar [slachtoffer 1] kennelijk lag. Hij kon [slachtoffer 1] op dat moment niet zien liggen door de struiken dus kan ook niet zeggen of die klappen raak waren. Maar dat was wel de plaats waar [slachtoffer 1] op de grond viel. Hij zag dat [slachtoffer 1] opstond en naar de deur van de dichtstbijzijnde gelegen woning strompelde en daar probeerde aan te bellen. Hij zag dat de jongen met de knuppel achter hem aankwam. Hij zag dat de jongen meermalen echt vol met die knuppel op zijn rug en hoofd sloeg. Hij zag dat hij zeker meer dan vijf keer sloeg. Hij hoorde de klappen tot aan de overkant van de straat. Je zag gewoon dat hij zo hard sloeg als hij kon. De getuige schrok daar wel behoorlijk van. Hij hoorde dat de jongen daarbij ook riep: Ik sla je kapot! Ik sla je helemaal kapot! Hij was echt agressief en helemaal door geflipt. Getuige riep: Hey hey! Hij zag dat de jongen zich omdraaide en op hen afkwam met de knuppel omhoog. Op dat moment kon [slachtoffer 1] een beetje wegkruipen en langzaam overeind komen om weg te komen. Op het moment dat de jongen met de knuppel op [slachtoffer 1] insloeg stond er ook een vrouw bij op een afstand van ongeveer twee meter. [11]
De verklaring van de verdachte [verdachte]
heeft verklaard dat zij onderweg terug naar haar woning op de [straat 1] werd gepasseerd door een man op een fiets. Hij stopte verderop en maakte een foto. [verdachte] rende naar hem toe en vroeg de man waarom hij een foto van [verdachte] maakte. De man antwoordde dat hij een foto van de straat maakte. [12] Op verzoek van [verdachte] toonde de man de foto die hij zojuist had gemaakt. Terwijl hij naar de foto scrolde, is [verdachte] dichterbij de man gaan staan. De man maakte toen een beweging in haar richting. Zij mepte meteen terug. Haar ex heeft de man weggeduwd. De man trapte naar haar ex en bleef naar hem trappen. Op een gegeven moment lag haar ex in de wei. Zij wilde haar zoon erbij halen om haar ex-man te helpen. Dus rende zij naar haar huis. Ze zag dat [medeverdachte 2] aangerend kwam. Ze vertelde hem wat er gebeurd was. [medeverdachte 2] is naar die man gerend en ja, die laat dat niet gebeuren. Ze vindt het heel normaal dat haar zoon zijn vader gaat helpen. Ze wist gewoon dat dit ging gebeuren. [13] Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat zij ervan uitgaat dat zij met een mesje heeft gestoken, omdat zij het mesje bij zich had. [14]
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]
heeft verklaard dat [verdachte] (verdachte [verdachte] ) terug naar haar woning liep en dat hij achter haar aanliep. Hij droeg een ijzeren staaf bij zich. Hij zag iemand op de weg staan en een foto maken. Toen was [verdachte] daarmee bezig. Hij had goed zicht op wat er gebeurde. Hij heeft de man meteen geslagen omdat [verdachte] werd geduwd. Hij weet niet hoe vaak hij de man heeft geslagen. Hij kreeg een trap van de man waarna hij op de grond viel en uitgeschakeld was vanwege een breuk in zijn dijbeen. [15]
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2]
heeft verklaard dat hij naar zijn ouders rende en zijn vader in het gras zag liggen. Hij zag zijn moeder met een man rennen. Zijn moeder schreeuwde: [medeverdachte 2] help ons! Hij kon alleen maar denken dat hij haar moest helpen. Hij had een houten honkbalknuppel. Hij heeft die man met de honkbalknuppel geslagen. [16]
Bewijsoverwegingen
Op basis van voormelde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de volgende vaststellingen. [verdachte] heeft [slachtoffer 1] aangesproken nadat hij een foto maakte. Zij ging verhaal halen bij [slachtoffer 1] waarbij zij zich opdringt aan [slachtoffer 1] . Daarop heeft [slachtoffer 1] geprobeerd duidelijk te maken dat hij geen foto van haar maakte maar kreeg daartoe nauwelijks de kans. [verdachte] is [slachtoffer 1] vrijwel direct gaan slaan. Als [slachtoffer 1] dit met een duwende beweging probeert af te weren, bemoeit ook medeverdachte [medeverdachte 1] zich ermee. Medeverdachte [medeverdachte 1] slaat [slachtoffer 1] met de metalen staaf tegen zijn hoofd. [verdachte] en [medeverdachte 1] belagen [slachtoffer 1] vervolgens gezamenlijk totdat het [slachtoffer 1] lukt om [medeverdachte 1] met een trap uit te schakelen. Daarbij heeft [verdachte] [slachtoffer 1] met het mes dat zij bij zich had gestoken in de rechter zij. [medeverdachte 1] slaat meermalen met de metalen staaf. Als [medeverdachte 1] op de grond ligt, gaat [verdachte] [medeverdachte 2] halen. [medeverdachte 2] komt al aangerend. Hij slaat [slachtoffer 1] vervolgens meermalen en hard met een honkbalknuppel. [verdachte] staat daar op twee meter afstand vandaan.
Er is derhalve sprake van drie geweldshandelingen tegen [slachtoffer 1] : slaan en steken met een mes door verdachte [verdachte] , meermalen slaan met een metalen staaf door medeverdachte [medeverdachte 1] en meermalen slaan met een honkbalknuppel door medeverdachte [medeverdachte 2] .
De officier van justitie heeft al deze handelingen (het steken met het mes, het meermalen slaan met de metalen staaf en de knuppel op het hoofd en lichaam van [slachtoffer 1] ) ten laste gelegd als medeplegen van een poging tot doodslag, dan wel medeplegen van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Medeplegen
De officier van justitie heeft ter zitting betoogd dat er een splitsing moet worden gemaakt tussen de handelingen van [verdachte] en [medeverdachte 1] enerzijds en de handelingen van [medeverdachte 2] anderzijds.
[verdachte] en [medeverdachte 1] kunnen, volgens de officier van justitie beiden verantwoordelijk worden gehouden voor het door hen toegepaste geweld omdat er sprake was van medeplegen. [verdachte] en [medeverdachte 1] zouden elkaars handelingen hebben versterkt door tegelijkertijd [slachtoffer 1] aan te vallen. Er is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking.
De rechtbank komt tot de conclusie dat ten aanzien van het slaan met de metalen staaf door [medeverdachte 1] sprake is van medeplegen. Hoewel geen sprake is geweest van een gezamenlijk plan – de ontmoeting tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] was een toevallige – hebben zij, nadat [verdachte] [slachtoffer 1] aanviel, gezamenlijk geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] . Zij hebben [slachtoffer 1] geruime tijd gezamenlijk belaagd, totdat [medeverdachte 1] werd uitgeschakeld door een trap van [slachtoffer 1] . Hoewel [verdachte] stelt zich van het gehele gebeuren weinig meer te kunnen herinneren, kan haar niet zijn ontgaan dat [medeverdachte 1] gewapend was met de metalen staaf en [slachtoffer 1] daarmee meermalen sloeg, onder andere op zijn hoofd.
Van medeplegen door medeverdachte [medeverdachte 1] is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake ten aanzien van het steken met het mes door [verdachte] . Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] wist dat [verdachte] het mesje bij zich had en voorstelbaar is dat hij niet heeft gezien dat [verdachte] het mesje hanteerde toen zij gezamenlijk [slachtoffer 1] aanvielen, zodat [medeverdachte 1] niet strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het steken met het mes door [verdachte] .
De rechtbank is eveneens van oordeel dat er sprake is van medeplegen tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . Nadat [medeverdachte 1] was uitgeschakeld, is [verdachte] richting haar woning gerend om [medeverdachte 2] te hulp te roepen waarop zij samen [slachtoffer 1] hebben aangevallen. Zij heeft [medeverdachte 2] aangezet tot geweld en dit in woord en gebaar op dusdanige wijze ondersteund dat van medeplegen sprake is. Het door [medeverdachte 2] op [slachtoffer 1] uitgeoefende geweld volgt vrijwel direct op de belaging door [verdachte] en [medeverdachte 1] en [verdachte] heeft zich niet gedistantieerd van de handelingen van [medeverdachte 2] . Het kan haar niet zijn ontgaan dat [medeverdachte 2] een houten knuppel bij zich had en toen hij daarmee insloeg op [slachtoffer 1] stond zij daar vlakbij. Gelet op deze gang van zaken is zij als medepleger van het slaan met de knuppel door [medeverdachte 2] aan te merken.
Poging doodslag of poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord, is hoe de bewezenverklaarde gedragingen (het steken met het mes, het slaan met de metalen staaf en het slaan met de knuppel) gekwalificeerd moeten worden: als een poging tot doodslag, dan wel als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het steken met het mes
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] met kracht met het schilmes heeft gestoken. Zij leidt dit af uit het gegeven dat het lemmet een lengte had van ongeveer 7 cm. Gelet op de diepte van de steekwond, zo’n 5 cm, betekent dit dat het lemmet bijna volledig in het lichaam van [slachtoffer 1] is gestoken.
Op basis van de verklaringen van [verdachte] kan niet worden vastgesteld dat zij de intentie had om [slachtoffer 1] te doden door hem met een mes te steken. Er is derhalve geen sprake van (boos) opzet. De vraag is dan of [verdachte] voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer 1] . Hiervoor dient te worden vastgesteld of [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] als gevolg van het steken met het mes zou komen te overlijden. [verdachte] heeft [slachtoffer 1] met een schilmesje met veel kracht in de flank richting het darmbeen gestoken. Daarmee heeft [verdachte] , gezien de zich daar kort onder de huid gelegen vitale onderdelen van het lichaam, een aanmerkelijke kans dat het mes vitale lichaamsdelen zou raken en ernstige, levensbedreigende schade zou toebrengen, in het leven geroepen. Een dergelijk handelen is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het doen intreden van de dood dat het niet anders kan zijn dan dat [verdachte] die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank is derhalve van oordeel dat [verdachte] voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer 1] .
Het slaan met de metalen staaf
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat [medeverdachte 1] meermalen, onder andere, op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Dat sluit ook aan bij de bevindingen van de forensisch arts. De rechtbank is van oordeel dat de verwondingen op het hoofd, waarvan er een met drie hechtingen gehecht moest worden, ook passen bij het slaan met een metalen staaf, zoals die ter plaatse is aangetroffen. Aan het uiteinde van de staaf zaten uitsteeksels, die bij het slaan op het hoofd verwondingen hebben veroorzaakt.
Op basis van de bevindingen van de forensisch arts kan ook worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] meermalen op het bovenlichaam heeft geslagen. Er zijn meerdere huidverkleuringen geconstateerd die passen bij het slaan met een cilindervormig voorwerp, zoals in dit geval de metalen staaf.
Op basis van de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 1] kan niet worden vastgesteld dat zij de intentie hadden om [slachtoffer 1] te doden door hem meermalen met een metalen staaf te slaan. Er is derhalve geen sprake van (boos) opzet. De vraag is dan of [verdachte] en [medeverdachte 1] voorwaardelijk opzet hadden op de dood van [slachtoffer 1] . Hiervoor dient te worden vastgesteld of met het handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans is aanvaard dat [slachtoffer 1] als gevolg van het slaan met de metalen staaf zou komen te overlijden. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in het wilde weg in de richting van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Vast staat dat op het hoofd van [slachtoffer 1] is geslagen.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen met hoeveel kracht en hoe vaak [medeverdachte 1] op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Ook is niet duidelijk hoe zwaar deze staaf was en uit welk materiaal deze staaf bestond. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] daarmee dodelijk zou verwonden. Meermalen met een dergelijke staaf slaan tegen hoofd en lichaam is wel van dien aard dat de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk is. Daar komt dan nog bij dat het geweld enkel is gestopt doordat [medeverdachte 1] gewond raakte door de trap van [slachtoffer 1] . Er is dan ook sprake van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het slaan met de knuppel
Ook ten aanzien van het slaan met de honkbalknuppel kan uit de afgelegde verklaringen niet worden vastgesteld dat [verdachte] en [medeverdachte 2] de intentie hadden [slachtoffer 1] te doden. De vraag is dan of sprake was van voorwaardelijk opzet. De rechtbank is van oordeel dat het met kracht meermalen met een houten honkbalknuppel in de richting van iemands hoofd slaan, een aanmerkelijk risico op dodelijk letsel veroorzaakt. Het hoofd is namelijk een kwetsbaar gedeelte van het lichaam. [slachtoffer 1] heeft blijkens de verklaring van getuige [getuige 1] de klappen op zijn hoofd weten af te weren met zijn armen. Beide (onder)armen van [slachtoffer 1] vertonen forse blauwe plekken en de linker onderarm was gekneusd. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , getuigen [getuige 1] en getuige [getuige 3] blijkt dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] heeft achtervolgd met de houten honkbalknuppel, waarbij [slachtoffer 1] ook ten val is gekomen, en waarbij Vinken steeds is blijven doorslaan met de houten honkbalknuppel en bovendien heeft geschreeuwd dat hij [slachtoffer 1] kapot wilde maken. Deze gedragingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte en [medeverdachte 2] de aanmerkelijke kans op dat desbetreffende gevolg hebben aanvaard.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde onder feit 1 dan ook bewezen in die zin dat sprake is van de voortgezette handeling van poging tot doodslag door met een mes te steken en medeplegen van poging tot doodslag door met een knuppel te slaan. Omdat het slaan met de metalen staaf geen poging doodslag is geweest, maar een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zal zij verdachte daarvan partieel vrijspreken.
Feit 2:
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en zal, nu de verdachte het feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • het proces-verbaal aanvullend verhoor aangever [onderbuurman] d.d. 6 september 2019, p. 558;
  • het geschrift, te weten een chatbericht d.d. 30 augustus 2019, p. 1230;
  • het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 30 september 2019, p. 97.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 primair
op 31 augustus 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven met een mes in het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
op 31 augustus 2019 in de gemeente Sittard-Geleen tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededader voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven meermalen met een knuppel tegen het hoofd en het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 30 augustus 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, toebehorende aan [onderbuurman] , heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair:
de voortgezette handeling van:
poging tot doodslag
en
medeplegen van poging tot doodslag
Feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Er heeft onderzoek plaatsgevonden naar de geestesvermogens van de verdachte door Th.J.G. Bakkum, psychiater en S. Labrijn, psycholoog. Zij hebben hun bevindingen gerapporteerd in het rapport van 22 april 2020. Zij hebben geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van narcistische persoonlijkheidstrekken. De banden die zij heeft met haar ex-man en haar zoon worden omschreven als een collusie.
Er was voorafgaand aan het ten laste gelegde gedurende vier maanden sprake van een inadequate interactie en een escalerend conflict met de onderbuurman. In deze vier maanden ontwikkelde betrokkene een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag. De volgende uit de aanpassingsstoornis voortvloeiende disfuncties speelden een rol ten tijde van het ten laste gelegde. Er was sprake van paranoïde gekleurde angst die hand in hand ging met woede. Er was sprake van aantasting van haar narcistisch gekleurde zelfbeeld en zelfgevoel en van fixatie op de onderbuurman die leidde tot kokerdenken en paranoïde vertekeningen van de realiteit. Vanwege de collusie die er is met haar zoon en ex-man, was er geen sprake van gezonde realiteitstoetsing van anderen. Binnen de collusie versterkte het drietal elkaars angsten en daarmee ook de agressie en het ontremde gedrag.
Voorafgaand aan en ten tijde van het ten laste gelegde schoot de realiteitstoetsing in toenemende mate te kort, er was sprake van paranoïde prikkelbaarheid, van boosheid
en spanning en van tekortschietende copingmogelijkheden. Doordat de verdachte zich niet herinnert het mes te hebben meegenomen en te hebben gestoken, is onbekend gebleven of zij afwegingen maakte en zo ja, welke afwegingen en van welke gedachtegang er sprake was. Duidelijk is geworden dat zij in een uitzonderlijke toestand verkeerde waarin zij werd overspoeld door angst en agressie; emoties die zij niet meer adequaat kon hanteren. De deskundigen hebben daarom geadviseerd de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank volgt de conclusie van psycholoog Labrijn en psychiater Bakkum en is derhalve van oordeel dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar is te beschouwen ten aanzien van het bewezenverklaarde.
Daarmee is geen sprake van een omstandigheid die haar strafbaarheid geheel uitsluit.
Er zijn voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte volledig uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de duur van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, bijna 17 maanden, genoeg is geweest. Ook heeft de raadsman betoogd dat de redelijke termijn is overschreden. Hij heeft verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) een poging tot doodslag door het slachtoffer [slachtoffer 1] met een mes te steken en te (laten) slaan met een honkbalknuppel. Het bewezenverklaarde is de trieste afloop van een maandenlang durende burenruzie. [slachtoffer 1] was daarbij simpelweg op het verkeerde moment, op de verkeerde plek. Terwijl hij nietsvermoedend een foto maakte van een opstelnummer van de carnavalsoptocht dat nog zichtbaar was op het wegdek, kwam hij ongewild terecht in - zoals hij het zelf zeer treffend heeft omschreven - een zeven minuten durende horrorfilm. De verdachte dacht namelijk dat [slachtoffer 1] deel uitmaakte van het “kamp van de onderbuurman” en dat hij een foto van haar maakte. Nog voordat [slachtoffer 1] de kans kreeg om aan te tonen dat dit laatste zeker niet het geval was, werd hij door de verdachte aangevallen met een mes. De aanval door de verdachte betekende niet het einde van de nachtmerrie. Sterker nog, de aanval van de verdachte was het startsein voor een geweldexplosie tegen [slachtoffer 1] door verdachte en haar ex-man en haar zoon.
De verdachte heeft met haar paranoïde en zeer agressieve gedrag [slachtoffer 1] in levensgevaar gebracht. [slachtoffer 1] en zijn gezin vinden tot op heden gevolgen van hetgeen [slachtoffer 1] is aangedaan. Hij was een volstrekt toevallige passant. De verdachte moet worden gezien als de aanstichtster van al het drama dat zich die bewuste nacht afspeelde. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat zij achteraf bezien “het allemaal verkeerd heeft gezien”. Zij heeft spijt van haar gedrag.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de beschadiging van een personenauto. Deze auto behoorde toe aan haar onderbuurman, [onderbuurman] . Kennelijk vond de verdachte het nodig om haar frustraties over [onderbuurman] op diens auto te botvieren. Na de bekrassing stuurt de verdachte vol trots een chatbericht aan haar zoon, waarin ze aangeeft dat ze met haar sleutel in de “bak van die leipo” heeft gekrast.
De verdachte was kennelijk van mening dat zij in de gegeven omstandigheden voor eigen rechter mocht spelen. In de nacht van 30 op 31 augustus 2019 is het conflict met haar onderbuurman voor verdachte tot een kookpunt gekomen. Haar gedrag is onaanvaardbaar. Daar komt nog bij dat de verdachte ook haar ex-man en haar zoon zodanig heeft meegetrokken in haar frustraties over haar onderbuurman, dat ook zij geen enkele rem meer kenden en geweld hebben toegepast.
Gelet op de ernst van de feiten, en dan met name feit 1 primair, kan enkel worden volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren gevorderd. De rechtbank komt tot een lagere strafoplegging. Verdachte is zesenzestig jaar en nog nooit in aanraking geweest met politie en justitie. Uit de omtrent verdachte opgemaakte rapportages blijkt dat verdachte – als gevolg van spanningen in de woonsituatie – destijds een psychische stoornis had ontwikkeld waarbij de realiteitstoetsing tekortschoot en verdachte werd overspoeld door paranoïde angst en agressie. De deskundigen achten haar (tenminste) verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank weegt dit zwaarder dan de officier. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte lang in voorarrest heeft doorgebracht. De redelijke termijn voor de berechting van een verdachte die zich in voorlopige hechtenis bevindt, is met een maand overschreden, een overschrijding die niet wordt gerechtvaardigd door de duur en ingewikkeldheid van het onderzoek of de opstelling van de verdachte.
Dit alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden op zijn plaats. Gezien de hoogte van de op te leggen straf wordt het door de verdediging gedane verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
[slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 4.093,11 aan materiële schade en € 6.300,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 997,36 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 3] vordert een bedrag van € 14.621,68 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade.
Ook vorderen zij allen de vordering te verhogen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geheel hoofdelijk kunnen worden toegewezen. De vordering van [slachtoffer 3] dient voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu het causale verband onvoldoende is onderbouwd. De gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van de volgende posten: aanschaf nieuwe schoenen, broek, onderbroek en sokken, reparatie fiets en cashgeld. De aanschaf van een nieuw poloshirt dient beperkt te worden tot € 19,95.
Ten aanzien van de gevorderde reiskosten heeft de raadsman, onder verwijzing naar jurisprudentie, betoogd dat de kosten voor het vervoer naar de rechtbank in Maastricht dienen te worden afgewezen. De kosten ten aanzien van het bezoek aan de advocaat dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat hier een foute berekening is gemaakt.
De gevorderde kosten voor de tijd die de partner van [slachtoffer 1] in het vervoer van [slachtoffer 1] heeft gestoken, dienen te worden afgewezen. De gevorderde kosten voor verzorging door de partner dienen eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsman heeft tenslotte betoogd dat de immateriële schade gematigd dient te worden.
De raadsman heeft betoogd dat de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van de parkeer- en reiskosten en de aanschaf van paracetamol. De immateriële schade dient gematigd te worden.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] heeft de raadsman betoogd dat de benadeelde voor wat betreft de kosten voor aanschaf van paracetamol en de studievertraging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De immateriële schade dient gematigd te worden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
De vordering van [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat de vordering gedeeltelijk kan worden toegewezen, omdat de benadeelde rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde.
Vergoeding voor kleding, bril, fiets, cashgeld
De rechtbank acht het aannemelijk dat de kleding (schoenen, jas, broek, onderbroek, shirt, sokken) van [slachtoffer 1] ten gevolge van het bewezenverklaarde en het daaropvolgende onderzoek in het ziekenhuis zijn beschadigd (onder andere als gevolg van bloedverlies). De gevorderde kosten, in totaal € 433,87, zijn voldoende onderbouwd en worden dan ook toegewezen.
Ook de kosten voor reparatie van de fiets ad € 235,70 zijn voldoende onderbouwd en zullen worden toegewezen. De rechtbank acht het aannemelijk dat de fiets beschadigd is geraakt, als gevolg van de aanval op [slachtoffer 1] .
Voor wat betreft de kosten die worden gevorderd voor de aanschaf van een nieuwe bril ad
€ 229,-, overweegt de rechtbank dat hierbij rekening dient te worden gehouden met de afschrijvingskosten. De rechtbank zal, gelet op de ouderdom van de bril en rekenend met een afschrijvingspercentage van 10% per half jaar, 50% op dit deel van de vordering in mindering brengen, zodat een bedrag van € 114,50 zal worden toegewezen.
[slachtoffer 1] wordt niet-ontvankelijk verklaard voor zover hij de kosten voor het horloge heeft gevorderd. Hij heeft gesteld dat het horloge bij de aanval verloren is gegaan. Op de foto’s die ter plaatse van [slachtoffer 1] zijn genomen, is echter te zien dat hij het horloge nog draagt. Voor zover de benadeelde partij heeft willen aanvoeren dat het horloge tijdens de aanval zou zijn beschadigd, is van die beschadiging niet gebleken. Dit deel van de vordering is dan ook onvoldoende onderbouwd.
Ook voor wat betreft het gevorderde cashgeld en de kosten van de armband Fossil wordt [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, aangezien dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Niet is komen vast te staan dat [slachtoffer 1] de armband en cashgeld is verloren. Hiervan is eerder ook geen melding gemaakt.
Medische kosten
De medische kosten van in totaal € 1.781,80 zijn voldoende onderbouwd. De verdediging heeft die kosten niet weersproken en ze komen de rechtbank ook alleszins redelijk voor. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook geheel toewijzen.
Parkeer- en reiskosten
Ten aanzien van de gevorderde kosten ad € 285,- voor het vervoer door de partner van [slachtoffer 1] overweegt de rechtbank dat onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van mantelzorg die normaliter door professionele hulpverleners wordt verleend. Dit deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ook heeft [slachtoffer 1] een vergoeding gevraagd voor zes reizen richting de rechtbank. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] in totaal vijf keer bij de terechtzittingen aanwezig is geweest. Zij zal het bedrag dan ook verminderen naar (5 x 44 km x 0,26) € 57,20. Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking, omdat de benadeelde het recht heeft ter zitting aanwezig te zijn en deze kosten kunnen worden aangemerkt als schade ontstaan als gevolg van het bewezenverklaarde.
De reiskosten naar de advocaat dienen te worden aangepast. Hier is een foutieve berekening toegepast. De berekening is als volgt: 3 x 44 x 0,26 = € 34,32. Dit bedrag kan worden toegewezen.
De overige gevorderde kosten onder deze post zijn voldoende onderbouwd en komen voor vergoeding in aanmerking.
Verzorging door partner
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor de verzorging door de partner van [slachtoffer 1] ad
€ 266,- overweegt de rechtbank dat onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van mantelzorg die normaliter door professionele hulpverleners wordt verleend. Dit deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Kosten opvragen medische informatie
Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking en zijn voldoende onderbouwd.
Immateriële schade
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade heeft de rechtbank gekeken naar soortgelijke zaken en de vergoedingen die daar zoal werden toegekend. De rechtbank acht matiging van het gevorderde bedrag op zijn plaats en zal € 5.000,- toekennen.
Totaal
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [slachtoffer 1] worden toegewezen tot een bedrag van € 7.966,69. De vordering zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel met het bijbehorende aantal dagen gijzeling worden opgelegd.
Van het niet toegewezen deel van de materiële schade wordt een bedrag van € 45,76 (posten reiskosten rechtbank en advocaat) afgewezen.
Het niet toegewezen deel van de immateriële schade wordt afgewezen.
Voor het overige zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
7.4.2
De vordering van [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 2] in aanmerking komt voor shockschade. Zij werd op 31 augustus 2019 direct geconfronteerd met de gevolgen van het bewezenverklaarde. Ter plaatse heeft zij gezien hoe haar echtgenoot was toegetakeld, hetgeen bij haar een hevige schok teweeg heeft gebracht. Als gevolg daarvan heeft zij psychische problemen ondervonden, waarvoor zij een behandeling heeft ondergaan. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat aan de voorwaarden voor toekenning van shockschade is voldaan.
Medische kosten
De medische kosten ad € 885,- en de kosten voor aanschaf van paracetamol ad € 10,- zijn voldoende onderbouwd en komen voor vergoeding in aanmerking. Het is aannemelijk dat [slachtoffer 2] als gevolg van het bewezenverklaarde en de daaruit voortkomende psychische klachten hoofdpijnklachten heeft ervaren en daarom medicatie heeft gebruikt. Het daarvoor in rekening gebrachte bedrag is redelijk.
Parkeer- en reiskosten
De reiskosten ad € 87,36 zijn voldoende onderbouwd en komen voor vergoeding in aanmerking.
Daarnaast heeft [slachtoffer 2] parkeerkosten ad € 15,- gevorderd. Deze kosten zijn echter op geen enkele wijze onderbouwd. [slachtoffer 2] zal voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
[slachtoffer 2] heeft € 2.000,- aan immateriële schade gevorderd. Ter plaatse heeft zij gezien hoe haar echtgenoot was toegetakeld. Zij is geen getuige geweest van het feit. De rechtbank is van oordeel, alle omstandigheden van het geval afwegende, dat de vordering dient te worden gematigd tot € 1.000,-. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Totaal
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [slachtoffer 2] worden toegewezen tot een bedrag van € 1.982,36. De vordering zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel met het bijbehorende aantal dagen gijzeling worden opgelegd.
Voor het overige aan materiële kosten zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Het overige aan immateriële schade zal worden afgewezen.
7.4.3
De vordering van [slachtoffer 3]
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 3] in aanmerking komt voor shockschade. Zij werd op 31 augustus 2019 direct geconfronteerd met de gevolgen van het bewezenverklaarde. Ter plaatse heeft zij gezien hoe haar vader was toegetakeld, hetgeen bij haar een hevige schok teweeg heeft gebracht. Als gevolg daarvan heeft zij psychische problemen ondervonden, waarvoor zij een behandeling heeft ondergaan. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat aan de voorwaarden voor toekenning van shockschade is voldaan.
Medische kosten
[slachtoffer 3] heeft € 10,- aan kosten voor aanschaf van paracetamol gevorderd. Deze post is voldoende onderbouwd en komt voor vergoeding in aanmerking. Het is aannemelijk dat [slachtoffer 3] als gevolg van het bewezenverklaarde en de daaruit voortkomende psychische klachten hoofdpijnklachten heeft ervaren en daarom medicatie heeft gebruikt.
Studievertraging
[slachtoffer 3] stelt als gevolg van het bewezenverklaarde studievertraging te hebben opgelopen. De schade bedraagt € 14.475. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat er een causaal verband bestaat tussen de opgelopen studievertraging en het bewezenverklaarde. [slachtoffer 3] zal daarom voor dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Parkeer- en reiskosten
De reiskosten ad € 90,48 zijn voldoende onderbouwd en komen voor vergoeding in aanmerking. De overige reiskosten ad € 31,20 zien op toekomstige kosten. De rechtbank zal deze post niet-ontvankelijk verklaren omdat onvoldoende duidelijk is geworden dat [slachtoffer 3] deze kosten daadwerkelijk dient te maken.
Daarnaast heeft [slachtoffer 3] parkeerkosten ad € 15,- gevorderd. Deze kosten zijn echter niet onderbouwd. [slachtoffer 3] zal daarom voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
[slachtoffer 3] heeft € 2.000,- aan immateriële schade gevorderd. Ter plaatse heeft zij gezien hoe haar vader was toegetakeld. Zij is geen getuige geweest van het feit. De rechtbank is van oordeel, alle omstandigheden van het geval afwegende, dat de vordering dient te worden gematigd tot € 1.000,-. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Totaal
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [slachtoffer 3] worden toegewezen tot een bedrag van € 1.100,48. De vordering zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel met het bijbehorende aantal dagen gijzeling worden opgelegd.
Het overige aan immateriële schade zal worden afgewezen.
Voor het overige aan materiële kosten zal de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
7.4.4
Hoofdelijke aansprakelijkheid
Uit artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.
Verdachten hebben als groep geopereerd, in die zin dat zij zich samen bewapend hebben naar aanleiding van het conflict met [onderbuurman] , op de bewuste avond samen wilden komen bij de woning van [verdachte] en zij elk, in korte opeenvolging binnen een tijdspanne van enkele minuten, geweld hebben uitgeoefend op [slachtoffer 1] , waarbij ieder van hen letsel bij [slachtoffer 1] heeft veroorzaakt. Er is derhalve sprake van gedragingen in groepsverband in de zin van artikel 6:166 BW. Elk van de verdachten had zich, gezien de kans op het toebrengen van onrechtmatige schade, moeten onthouden van voornoemde gedragingen. Nu zij dat niet hebben gedaan, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk voor het geheel van de schade van [slachtoffer 1] . De rechtbank zal verdachte [verdachte] derhalve hoofdelijk veroordelen in de door de benadeelde partijen geleden en toe te wijzen schade.

8.Het beslag

Tijdens het onderzoek werd een schilmesje in beslag genomen. Het schilmesje is gebruikt bij het bewezenverklaarde feit en zal verbeurd worden verklaard.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 56, 57, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 primair en 2 tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van
  • wijst het meer gevorderde inzake reiskosten rechtbank en advocaat ad € 45,76 af;
  • wijst het meer gevorderde inzake immateriële schade ad € 1.300,- af;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd bedrag te betalen, bij niet-betaling te vervangen door 74 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • wijst de vordering van
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige aan materiële schade niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige aan immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] voornoemd bedrag te betalen, bij niet-betaling te vervangen door 29 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • wijst de vordering van
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige aan immateriële schade af;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige aan materiële schade niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] voornoemd bedrag te betalen, bij niet-betaling te vervangen door 21 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
Verzoek opheffing voorlopige hechtenis
- wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte af;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerp:
- een schilmesje, zwart, merk Excellent (goednummer G-1233708).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M.W. Nuijts, voorzitter, mr. C. Wapenaar en mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2021, zijnde de griffier buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 31 augustus 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen, althans eenmaal, met een mes in het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een ijzeren staaf en/of knuppel, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd en/of het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 31 augustus 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen, althans eenmaal, met een mes in het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een ijzeren staaf en/of knuppel, althans een hard
voorwerp, tegen het hoofd en/of het bovenlichaam en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op of omstreeks 30 augustus 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [onderbuurman] , heeft vernield en/of beschadigd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het dossier van politie eenheid Limburg, onderzoeksnummer [nummer 1] , gesloten d.d. 19 september 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1147.
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 31 augustus 2019, p. 485 en 486.
3.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 31 augustus 2019, p. 485 en 486 en het proces-verbaal van aanvullend verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 4 september 2019, p. 491.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2019, p. 383.
5.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict d.d. 1 september 2019, p. 423 en 451 (foto 52).
6.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict d.d. 1 september 2019, p. 423 en 452 (foto 54).
7.Het geschrift, te weten een forensisch geneeskundige letselbeschrijving d.d. 30 september 2019, p. 532, 535 en 536.
8.Het geschrift, te weten een forensisch geneeskundige letselbeschrijving d.d. 30 september 2019, p. 529 tot en met 537 alsmede de foto’s op p. 494 tot en met 525, waarnaar verwezen wordt in de letselbeschrijving.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 31 augustus 2019, p. 583 en 584.
10.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 31 augustus 2019, p. 587 en 588.
11.Het proces-verbaal van telefonisch verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 31 augustus 2019, p. 589.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 31 augustus 2019, p. 67.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 31 augustus 2019, p. 68.
14.De verklaring van de verdachte [verdachte] ter terechtzitting d.d. 12 januari 2021 afgelegd.
15.De processen-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] d.d. 10 september 2019 en 11 september 2019 op p 315, 316, 317, 321 en 322.
16.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 31 augustus 2019, p. 137 en het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 2 september 2019, p. 146.