3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Het ten laste gelegde speelt zich af in de context van een maandenlange burenruzie tussen [onderbuurman] en verdachte (hierna: [verdachte] ). [onderbuurman] woont op de [adres] te Geleen. Boven hem woont [verdachte] , op [nummer 2] . Ook de ex-partner van [verdachte] , [medeverdachte 1] , en haar zoon, [medeverdachte 2] , zijn in het conflict betrokken. Over en weer zijn er beschuldigingen van pesterijen, bedreigingen en (fysiek) geweld.
Op 30 augustus 2019 waren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ’s avonds bij [verdachte] op bezoek. De politie is ter plaatse gekomen, omdat er sprake zou zijn van een provocatie door [onderbuurman] . Uiteindelijk zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] nadat de rust was wedergekeerd rond half elf naar huis gegaan. Enig tijd later vond er volgens [verdachte] opnieuw een provocatie plaats door [onderbuurman] , waarop [verdachte] opnieuw de politie heeft gebeld. Zij kreeg het advies te gaan slapen. [verdachte] heeft vervolgens (naar eigen zeggen) [medeverdachte 1] gebeld. In de nacht van 31 augustus 2019 heeft zij vervolgens haar woning verlaten, om naar de dichtbij gelegen woning van [medeverdachte 1] te gaan. Ook [medeverdachte 2] is gebeld. Hij is naar de woning van zijn moeder gereden. [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn terug richting de woning van [verdachte] gelopen over de [straat 1] , waar op dat moment ook aangever [slachtoffer 1] fietste.
De aangifte en de aanvullende verklaring van [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat hij op 31 augustus 2019, omstreeks 00:45 uur, over de [straat 1] fietste. Hij stopte om een foto van een opstelnummer van de carnavalsoptocht op het wegdek te maken. Hij stond op dat moment stil met de fiets tussen zijn benen. Direct na het maken van de foto zag hij een man en een vrouw in versnelde pas op hem aflopen. Hij zag dat de man een ijzeren staaf in zijn handen had. De vrouw vroeg waarom [slachtoffer 1] een foto van haar maakte. [slachtoffer 1] gaf daarop aan dat hij geen foto van haar maakte en pakte zijn telefoon erbij om te laten zien dat hij geen foto van haar had gemaakt. Terwijl hij de telefoon pakte, werd hij door de vrouw in zijn zij gestoken.Toen hij door de vrouw werd aangevallen, werd hij door de man met de staaf op de linkerzijde van zijn hoofd geslagen, waardoor hij op de grond viel. Hij voelde direct een hevige pijn in zijn zij en pijn aan zijn hoofd. De man bleef met de staaf op [slachtoffer 1] inslaan. Hij werd geraakt op zijn rug maar ook op zijn armen en benen. [slachtoffer 1] wist uiteindelijk op te staan en de man en de vrouw van zich af te duwen. De man kwam bij hem terug en sloeg hem met een vuist in zijn gezicht. Als reactie heeft hij naar de man getrapt, die daarop achterover viel. Terwijl dit gebeurde was de vrouw hem in de rug aan het steken.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat, vrijwel direct nadat hij [verdachte] en [medeverdachte 1] van zich af had weten te duwen, een man met een honkbalknuppel op hem kwam afgelopen. [slachtoffer 1] werd door de man meermalen met veel kracht met de honkbalknuppel geslagen. Hij werd geraakt op zijn rug, in de nek, het achterhoofd en op zijn arm. De jongen sloeg met zo veel kracht dat [slachtoffer 1] de slagen niet meer kon afweren. [slachtoffer 1] vluchtte naar een kortbij gelegen woning en riep tegen de bewoonster dat zij de politie moest bellen. Hij is vervolgens tussen twee geparkeerde auto’s gaan liggen. De jongen sloeg toen nog meermalen in de richting van [slachtoffer 1] , maar hij kon [slachtoffer 1] niet raken. Kort daarna arriveerde de politie.
Bevindingen ter plaatse
Ter plaatse werden een schilmesje, een bebloede houten knuppel en een bebloede metalen staaf aangetroffen.Het lemmet van het mesje had een lengte van ongeveer 7 cm en was verbogen. Bij onderzoek bleek dat ook op het mes bloed zat.De metalen staaf was meer dan 40 cm lang en had aan het uiteinde meerdere uitsteeksels.
Letsel [slachtoffer 1]
Een forensisch arts heeft vastgesteld dat [slachtoffer 1] in de rechter flank een steekverwonding had. De wond had een lengte van 2,5 cm en een diepte van ongeveer 5 cm. De steekwond liep richting het darmbeen.
Op zijn hoofd had [slachtoffer 1] aan de linkerzijde een wond van 3 cm. Daarachter had [slachtoffer 1] een gesloten wond met korstvorming. Verder had hij voor op zijn hoofd nog een V-vormige wond met gestold bloed en een iets gapende wond van 0,5 cm met gestold bloed. De geconstateerde letsels betreffen scheurwonden, die zijn ontstaan ten gevolge van een stomp trauma onder invloed van druk of over(st)rekking van de huid.
Verder had [slachtoffer 1] een huidbeschadiging aan de linker bovenlip met aan de binnenzijde roodverkleuring, een kneuzing van de linker onderarm, diverse schaaf en kraswonden en (forse) blauwe plekken aan de linkerzijde van de borst, op beide armen, de linker onderbuik, op de schouders en de rug en beide benen. De huidverkleuringen aan de linkerzijde onder de linker oksel, op de linker bovenarm, in het midden van de rug aan de linkerzijde, ter hoogte van het rechter schouderblad en onder aan de rug betreffen zogenoemde ‘outline hematomen’. Deze hematomen bestaan uit twee parallelle lijnen en passen bij een slag met een cilindervormig voorwerp, bijvoorbeeld een bezemsteel. De overige bloeduitstortingen op zijn borst, beide armen, buik, linker schouderblad en beide benen zijn bloeduitstortingen die zijn ontstaan door de uitwendige inwerking van stomp mechanisch, botsende of samendrukkende krachten met of tegen een voorwerp op een lichaamsdeel. Ook de kneuzing op de binnenzijde van de linker onderarm is op deze manier ontstaan.
Getuigen ter plaatse
[getuige 1] heeft verklaard dat hij aan kwam rijden en dat hij zag dat de man met het groene shirt en de fiets (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) werd aangevallen door een vrouw (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ). Zij sloeg op de man in. [slachtoffer 1] duwde de vrouw daarop weg. Toen zag hij dat er een oudere man met een ijzeren staaf (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ) vanaf de stoep richting [slachtoffer 1] liep en hem met de staaf begon te slaan. Hij zag dat deze staaf [slachtoffer 1] raakte op diverse plekken waaronder zijn hoofd. [slachtoffer 1] verweerde zich. De situatie verplaatste zich naar het grasveld. De fiets bleef midden op de weg liggen. [getuige 1] is doorgereden en heeft zijn auto geparkeerd. Toen hij omkeek richting het gras, zag hij dat [medeverdachte 1] op de grond lag en bleef liggen. Tijdens het hele incident hoorde hij veel geschreeuw van voornamelijk [verdachte] . Hij zag een derde man, die met twee handen een honkbalknuppel vasthield (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ), richting [slachtoffer 1] lopen. [verdachte] viel [slachtoffer 1] nog steeds aan. Hij zag dat deze man [slachtoffer 1] diverse klappen met de honkbalknuppel gaf. Hij zag dat [slachtoffer 1] met beide handen zijn hoofd beschermde om zodoende de klappen op te vangen. Hij zag dat [slachtoffer 1] wegrende in de richting van de appartementen en dat [medeverdachte 2] achter [slachtoffer 1] aanrende. Bij de appartementen werd [slachtoffer 1] weer diverse keren met de knuppel geslagen. In deze tijd liep de getuige in de richting van [medeverdachte 1] die op zijn rug in het gras lag. Hij hoorde de man zeggen: "ik ben aangevallen". De getuige vond dit raar omdat hij had gezien dat deze oude man [slachtoffer 1] had aangevallen.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij over de [straat 1] reed en ter hoogte van de [straat 2] een fiets op de weg zag liggen. Hij zag een kale man met groen shirt (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) op de weg staan. Er stond een vrouw (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) tegenover hem. Hij hoorde de vrouw schelden en zag dat ze een stap richting [slachtoffer 1] zette. Ze stonden dicht bij elkaar. Hij passeerde het groepje en bleef kijken. Hij zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] duwde en in de richting van zijn hoofd sloeg. Nadat [verdachte] al een paar keer richting [slachtoffer 1] had geslagen, trapte [slachtoffer 1] richting [verdachte] . Er was ook een oudere man die een dunne stok bij zich had (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ). Toen deze man zag dat [verdachte] een trap kreeg, ging hij door het lint. De oudere man sloeg een keer of vijf op het hoofd van [slachtoffer 1] . Vervolgens gingen ze alle drie al vechtend richting het grasveld. (…) Later zag hij dat er een vierde persoon bij was (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ). Hij zag dat die man snelle agressieve bewegingen maakte richting de kale man.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op de [straat 1] was en geschreeuw hoorde in de verte. Ter hoogte van de [straat 2] zag hij een oudere man (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ) op het gras liggen. Hij is gaan kijken hoe het met hem was. Hij zag een jongen met een korte broek en een knuppel (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ) op [slachtoffer 1] inslaan. Bij de eerste klap stond [slachtoffer 1] nog maar hij zag dat [slachtoffer 1] op de grond viel tussen de struiken. Hij zag er ook een vrouw (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) bij staan. Door de struiken kon hij niet zien wat zij deed. Hij zag dat de man met de knuppel meerdere keren in de richting van de grond sloeg waar [slachtoffer 1] kennelijk lag. Hij kon [slachtoffer 1] op dat moment niet zien liggen door de struiken dus kan ook niet zeggen of die klappen raak waren. Maar dat was wel de plaats waar [slachtoffer 1] op de grond viel. Hij zag dat [slachtoffer 1] opstond en naar de deur van de dichtstbijzijnde gelegen woning strompelde en daar probeerde aan te bellen. Hij zag dat de jongen met de knuppel achter hem aankwam. Hij zag dat de jongen meermalen echt vol met die knuppel op zijn rug en hoofd sloeg. Hij zag dat hij zeker meer dan vijf keer sloeg. Hij hoorde de klappen tot aan de overkant van de straat. Je zag gewoon dat hij zo hard sloeg als hij kon. De getuige schrok daar wel behoorlijk van. Hij hoorde dat de jongen daarbij ook riep: Ik sla je kapot! Ik sla je helemaal kapot! Hij was echt agressief en helemaal door geflipt. Getuige riep: Hey hey! Hij zag dat de jongen zich omdraaide en op hen afkwam met de knuppel omhoog. Op dat moment kon [slachtoffer 1] een beetje wegkruipen en langzaam overeind komen om weg te komen. Op het moment dat de jongen met de knuppel op [slachtoffer 1] insloeg stond er ook een vrouw bij op een afstand van ongeveer twee meter.
De verklaring van de verdachte [verdachte]
heeft verklaard dat zij onderweg terug naar haar woning op de [straat 1] werd gepasseerd door een man op een fiets. Hij stopte verderop en maakte een foto. [verdachte] rende naar hem toe en vroeg de man waarom hij een foto van [verdachte] maakte. De man antwoordde dat hij een foto van de straat maakte.Op verzoek van [verdachte] toonde de man de foto die hij zojuist had gemaakt. Terwijl hij naar de foto scrolde, is [verdachte] dichterbij de man gaan staan. De man maakte toen een beweging in haar richting. Zij mepte meteen terug. Haar ex heeft de man weggeduwd. De man trapte naar haar ex en bleef naar hem trappen. Op een gegeven moment lag haar ex in de wei. Zij wilde haar zoon erbij halen om haar ex-man te helpen. Dus rende zij naar haar huis. Ze zag dat [medeverdachte 2] aangerend kwam. Ze vertelde hem wat er gebeurd was. [medeverdachte 2] is naar die man gerend en ja, die laat dat niet gebeuren. Ze vindt het heel normaal dat haar zoon zijn vader gaat helpen. Ze wist gewoon dat dit ging gebeuren.Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat zij ervan uitgaat dat zij met een mesje heeft gestoken, omdat zij het mesje bij zich had.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]
heeft verklaard dat [verdachte] (verdachte [verdachte] ) terug naar haar woning liep en dat hij achter haar aanliep. Hij droeg een ijzeren staaf bij zich. Hij zag iemand op de weg staan en een foto maken. Toen was [verdachte] daarmee bezig. Hij had goed zicht op wat er gebeurde. Hij heeft de man meteen geslagen omdat [verdachte] werd geduwd. Hij weet niet hoe vaak hij de man heeft geslagen. Hij kreeg een trap van de man waarna hij op de grond viel en uitgeschakeld was vanwege een breuk in zijn dijbeen.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2]
heeft verklaard dat hij naar zijn ouders rende en zijn vader in het gras zag liggen. Hij zag zijn moeder met een man rennen. Zijn moeder schreeuwde: [medeverdachte 2] help ons! Hij kon alleen maar denken dat hij haar moest helpen. Hij had een houten honkbalknuppel. Hij heeft die man met de honkbalknuppel geslagen.
Bewijsoverwegingen
Op basis van voormelde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de volgende vaststellingen. [verdachte] heeft [slachtoffer 1] aangesproken nadat hij een foto maakte. Zij ging verhaal halen bij [slachtoffer 1] waarbij zij zich opdringt aan [slachtoffer 1] . Daarop heeft [slachtoffer 1] geprobeerd duidelijk te maken dat hij geen foto van haar maakte maar kreeg daartoe nauwelijks de kans. [verdachte] is [slachtoffer 1] vrijwel direct gaan slaan. Als [slachtoffer 1] dit met een duwende beweging probeert af te weren, bemoeit ook medeverdachte [medeverdachte 1] zich ermee. Medeverdachte [medeverdachte 1] slaat [slachtoffer 1] met de metalen staaf tegen zijn hoofd. [verdachte] en [medeverdachte 1] belagen [slachtoffer 1] vervolgens gezamenlijk totdat het [slachtoffer 1] lukt om [medeverdachte 1] met een trap uit te schakelen. Daarbij heeft [verdachte] [slachtoffer 1] met het mes dat zij bij zich had gestoken in de rechter zij. [medeverdachte 1] slaat meermalen met de metalen staaf. Als [medeverdachte 1] op de grond ligt, gaat [verdachte] [medeverdachte 2] halen. [medeverdachte 2] komt al aangerend. Hij slaat [slachtoffer 1] vervolgens meermalen en hard met een honkbalknuppel. [verdachte] staat daar op twee meter afstand vandaan.
Er is derhalve sprake van drie geweldshandelingen tegen [slachtoffer 1] : slaan en steken met een mes door verdachte [verdachte] , meermalen slaan met een metalen staaf door medeverdachte [medeverdachte 1] en meermalen slaan met een honkbalknuppel door medeverdachte [medeverdachte 2] .
De officier van justitie heeft al deze handelingen (het steken met het mes, het meermalen slaan met de metalen staaf en de knuppel op het hoofd en lichaam van [slachtoffer 1] ) ten laste gelegd als medeplegen van een poging tot doodslag, dan wel medeplegen van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Medeplegen
De officier van justitie heeft ter zitting betoogd dat er een splitsing moet worden gemaakt tussen de handelingen van [verdachte] en [medeverdachte 1] enerzijds en de handelingen van [medeverdachte 2] anderzijds.
[verdachte] en [medeverdachte 1] kunnen, volgens de officier van justitie beiden verantwoordelijk worden gehouden voor het door hen toegepaste geweld omdat er sprake was van medeplegen. [verdachte] en [medeverdachte 1] zouden elkaars handelingen hebben versterkt door tegelijkertijd [slachtoffer 1] aan te vallen. Er is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking.
De rechtbank komt tot de conclusie dat ten aanzien van het slaan met de metalen staaf door [medeverdachte 1] sprake is van medeplegen. Hoewel geen sprake is geweest van een gezamenlijk plan – de ontmoeting tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] was een toevallige – hebben zij, nadat [verdachte] [slachtoffer 1] aanviel, gezamenlijk geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] . Zij hebben [slachtoffer 1] geruime tijd gezamenlijk belaagd, totdat [medeverdachte 1] werd uitgeschakeld door een trap van [slachtoffer 1] . Hoewel [verdachte] stelt zich van het gehele gebeuren weinig meer te kunnen herinneren, kan haar niet zijn ontgaan dat [medeverdachte 1] gewapend was met de metalen staaf en [slachtoffer 1] daarmee meermalen sloeg, onder andere op zijn hoofd.
Van medeplegen door medeverdachte [medeverdachte 1] is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake ten aanzien van het steken met het mes door [verdachte] . Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] wist dat [verdachte] het mesje bij zich had en voorstelbaar is dat hij niet heeft gezien dat [verdachte] het mesje hanteerde toen zij gezamenlijk [slachtoffer 1] aanvielen, zodat [medeverdachte 1] niet strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het steken met het mes door [verdachte] .
De rechtbank is eveneens van oordeel dat er sprake is van medeplegen tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . Nadat [medeverdachte 1] was uitgeschakeld, is [verdachte] richting haar woning gerend om [medeverdachte 2] te hulp te roepen waarop zij samen [slachtoffer 1] hebben aangevallen. Zij heeft [medeverdachte 2] aangezet tot geweld en dit in woord en gebaar op dusdanige wijze ondersteund dat van medeplegen sprake is. Het door [medeverdachte 2] op [slachtoffer 1] uitgeoefende geweld volgt vrijwel direct op de belaging door [verdachte] en [medeverdachte 1] en [verdachte] heeft zich niet gedistantieerd van de handelingen van [medeverdachte 2] . Het kan haar niet zijn ontgaan dat [medeverdachte 2] een houten knuppel bij zich had en toen hij daarmee insloeg op [slachtoffer 1] stond zij daar vlakbij. Gelet op deze gang van zaken is zij als medepleger van het slaan met de knuppel door [medeverdachte 2] aan te merken.
Poging doodslag of poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord, is hoe de bewezenverklaarde gedragingen (het steken met het mes, het slaan met de metalen staaf en het slaan met de knuppel) gekwalificeerd moeten worden: als een poging tot doodslag, dan wel als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het steken met het mes
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] met kracht met het schilmes heeft gestoken. Zij leidt dit af uit het gegeven dat het lemmet een lengte had van ongeveer 7 cm. Gelet op de diepte van de steekwond, zo’n 5 cm, betekent dit dat het lemmet bijna volledig in het lichaam van [slachtoffer 1] is gestoken.
Op basis van de verklaringen van [verdachte] kan niet worden vastgesteld dat zij de intentie had om [slachtoffer 1] te doden door hem met een mes te steken. Er is derhalve geen sprake van (boos) opzet. De vraag is dan of [verdachte] voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer 1] . Hiervoor dient te worden vastgesteld of [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] als gevolg van het steken met het mes zou komen te overlijden. [verdachte] heeft [slachtoffer 1] met een schilmesje met veel kracht in de flank richting het darmbeen gestoken. Daarmee heeft [verdachte] , gezien de zich daar kort onder de huid gelegen vitale onderdelen van het lichaam, een aanmerkelijke kans dat het mes vitale lichaamsdelen zou raken en ernstige, levensbedreigende schade zou toebrengen, in het leven geroepen. Een dergelijk handelen is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het doen intreden van de dood dat het niet anders kan zijn dan dat [verdachte] die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank is derhalve van oordeel dat [verdachte] voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer 1] .
Het slaan met de metalen staaf
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat [medeverdachte 1] meermalen, onder andere, op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Dat sluit ook aan bij de bevindingen van de forensisch arts. De rechtbank is van oordeel dat de verwondingen op het hoofd, waarvan er een met drie hechtingen gehecht moest worden, ook passen bij het slaan met een metalen staaf, zoals die ter plaatse is aangetroffen. Aan het uiteinde van de staaf zaten uitsteeksels, die bij het slaan op het hoofd verwondingen hebben veroorzaakt.
Op basis van de bevindingen van de forensisch arts kan ook worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] meermalen op het bovenlichaam heeft geslagen. Er zijn meerdere huidverkleuringen geconstateerd die passen bij het slaan met een cilindervormig voorwerp, zoals in dit geval de metalen staaf.
Op basis van de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 1] kan niet worden vastgesteld dat zij de intentie hadden om [slachtoffer 1] te doden door hem meermalen met een metalen staaf te slaan. Er is derhalve geen sprake van (boos) opzet. De vraag is dan of [verdachte] en [medeverdachte 1] voorwaardelijk opzet hadden op de dood van [slachtoffer 1] . Hiervoor dient te worden vastgesteld of met het handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans is aanvaard dat [slachtoffer 1] als gevolg van het slaan met de metalen staaf zou komen te overlijden. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in het wilde weg in de richting van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Vast staat dat op het hoofd van [slachtoffer 1] is geslagen.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen met hoeveel kracht en hoe vaak [medeverdachte 1] op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Ook is niet duidelijk hoe zwaar deze staaf was en uit welk materiaal deze staaf bestond. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] daarmee dodelijk zou verwonden. Meermalen met een dergelijke staaf slaan tegen hoofd en lichaam is wel van dien aard dat de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk is. Daar komt dan nog bij dat het geweld enkel is gestopt doordat [medeverdachte 1] gewond raakte door de trap van [slachtoffer 1] . Er is dan ook sprake van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het slaan met de knuppel
Ook ten aanzien van het slaan met de honkbalknuppel kan uit de afgelegde verklaringen niet worden vastgesteld dat [verdachte] en [medeverdachte 2] de intentie hadden [slachtoffer 1] te doden. De vraag is dan of sprake was van voorwaardelijk opzet. De rechtbank is van oordeel dat het met kracht meermalen met een houten honkbalknuppel in de richting van iemands hoofd slaan, een aanmerkelijk risico op dodelijk letsel veroorzaakt. Het hoofd is namelijk een kwetsbaar gedeelte van het lichaam. [slachtoffer 1] heeft blijkens de verklaring van getuige [getuige 1] de klappen op zijn hoofd weten af te weren met zijn armen. Beide (onder)armen van [slachtoffer 1] vertonen forse blauwe plekken en de linker onderarm was gekneusd. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , getuigen [getuige 1] en getuige [getuige 3] blijkt dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] heeft achtervolgd met de houten honkbalknuppel, waarbij [slachtoffer 1] ook ten val is gekomen, en waarbij Vinken steeds is blijven doorslaan met de houten honkbalknuppel en bovendien heeft geschreeuwd dat hij [slachtoffer 1] kapot wilde maken. Deze gedragingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte en [medeverdachte 2] de aanmerkelijke kans op dat desbetreffende gevolg hebben aanvaard.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde onder feit 1 dan ook bewezen in die zin dat sprake is van de voortgezette handeling van poging tot doodslag door met een mes te steken en medeplegen van poging tot doodslag door met een knuppel te slaan. Omdat het slaan met de metalen staaf geen poging doodslag is geweest, maar een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zal zij verdachte daarvan partieel vrijspreken.
Feit 2:
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en zal, nu de verdachte het feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal aanvullend verhoor aangever [onderbuurman] d.d. 6 september 2019, p. 558;
- het geschrift, te weten een chatbericht d.d. 30 augustus 2019, p. 1230;
- het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 30 september 2019, p. 97.