3.3.Verder voeren eisers aan dat de ruimte (aanbouw/loods) waarin de hennep is aangetroffen als een aparte, afsluitbare ruimte kan worden gezien. Volgens eisers geven bouwtekeningen die verweerder tijdens de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie heeft gebruikt geen goed beeld van de inrichting van het pand. De bouwtekeningen zijn immers al 45 jaar oud en de aanbouw/loods stond nog niet op deze tekeningen. Er is ten onrechte niet getoetst aan de criteria zoals genoemd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 juli 2016. Aan de hand van de bouwtekeningen kan niet de conclusie worden getrokken dat de ruimte geen zelfstandige betekenis toekomt. Verweerder had dan ook met een gedeeltelijke sluiting moeten volstaan.
4. De rechtbank oordeelt als volgt.
Is de burgemeester bevoegd tot sluiting over te gaan?
5. De Afdeling heeft overwogendat de burgemeester, onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel mag afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Als die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om te twijfelen aan de juistheid van de bestuurlijke rapportage die door de politie is opgemaakt en ondertekend. De omstandigheid dat de verbalisant bij de aangetroffen planten niet de kenmerken hiervan heeft vermeld en dat er geen indicatieve kleurentest is uitgevoerd, is onvoldoende om aan de juistheid van de bestuurlijke rapportage te twijfelen.
Dit geldt ook voor de op zitting overgelegde foto’s van planten die volgens de gemachtigde van eisers op wiet lijken. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat gelet op de verklaring van de verbalisant in de bestuurlijke rapportage en de daarbij behorende foto’s het aangetroffene hennep betrof. Hierbij komt betekenis toe aan het feit dat eveneens diverse materialen ten behoeve van een hennepplantage zijn aangetroffen en een en ander in werking was. Niet is gebleken van aanwijzingen dat de bestuurlijke rapportage onjuistheden bevat, in die zin dat het aangetroffene een andere plant dan hennep is. Gesteld noch gebleken is van een plant die op dezelfde wijze en met dezelfde materialen als hennep wordt gekweekt en geoogst. Bovendien heeft verweerder, zoals blijkt uit het verslag van de bezwaarschriftencommissie, navraag gedaan bij de politie over het testen van de hennep. De verbalisant die bij de ruiming van de hennepplantage aanwezig was heeft verklaard dat er doorgaans geen test wordt gedaan en enkel op basis van visuele kenmerken en geur wordt geconcludeerd dat sprake is van hennep. Het lag voor de hand dat de verbalisant deze verklaring in de bestuurlijke rapportage of in een aanvullend proces-verbaal zou opnemen. Ondanks dat dit niet is gebeurd, heeft de rechtbank geen reden om aan de door verweerder gestelde verklaringen van de verbalisant te twijfelen. Verweerder was dan ook bevoegd om tot sluiting over te gaan.
Kan eisers een verwijt worden gemaakt?
7. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat persoonlijke verwijtbaarheid niet is vereist voor toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. De vraag of de rechthebbende een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, kan daarentegen wel aan de orde komen in het kader van de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of samen met andere omstandigheden maken dat verweerder niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt van de overtreding worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en ook niet redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn pand. Van degene die een pand verhuurt wordt verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt. De rechtspraak daarover brengt mee dat verhuurders concreet toezicht moeten houden op het gebruik van een pand dat zij verhuren. Het is niet genoeg als zij het pand alleen maar bezoeken. Zij moeten ook controles uitvoeren die zijn gericht op het gebruik van het pand.
8. De rechtbank volgt eisers niet in hun standpunt dat hen geen enkel verwijt kan worden gemaakt met betrekking tot de hennepplantage in hun pand. Niet is gebleken dat eisers enig toezicht op het gebruik van het pand hebben uitgeoefend, terwijl dit wel, gelet op de jurisprudentie, van hen mag worden verwacht. Zij hebben immers verklaard dat zij door hun verblijf in Griekenland en de tijdige betaling van de huur geen reden hadden om het pand te controleren. Dat er geen signalen waren die duidden op een hennepkwekerij betekent niet dat toezicht niet nodig zou zijn. Ook zonder het bestaan van signalen is de aanwezigheid van een hennepkwekerij immers mogelijk. Dat eisers door overmacht (lockdown en medische gesteldheid van eiser) zelf geen toezicht op het gebruik van het pand konden houden, maakt het voorgaande niet anders. Voor eisers bestaat immers de mogelijkheid om anderen te vragen om namens hen het gebruik van het pand te controleren, maar hiervan hebben eisers geen gebruik gemaakt. Ook de omstandigheid dat anderen reparaties aan het pand hebben uitgevoerd, maar niets van een hennepplantage hebben gemerkt, maakt het voorgaande niet anders. Deze personen hebben namelijk niet de taak gekregen om het toezicht op het gebruik van het gehele pand te houden, maar enkel om reparaties in bepaalde ruimtes uit te voeren. Dat zij specifiek hebben gecontroleerd op de aanwezigheid van een hennepkwekerij is dan ook niet gebleken. Gelet op het voorgaande kan dan ook niet worden geconcludeerd dat de verwijtbaarheid bij eisers geheel ontbreekt.
Had verweerder met een waarschuwing moeten volstaan?
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet had hoeven volstaan met een waarschuwing. In artikel 4, eerste lid van het beleid heeft verweerder neergelegd dat hij niet volstaat met een waarschuwing maar tot sluiting van een woning overgaat als sprake is het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs. Nu gebleken is dat in het pand in totaal 1213 hennepplanten en diverse materialen ten behoeve van een hennepplantage zijn aangetroffen, heeft verweerder conform zijn beleid gehandeld en niet hoeven volstaan met een waarschuwing.
Had verweerder moeten volstaan met een gedeeltelijke sluiting?
10. De Afdeling heeft zich in meerdere uitspraken uitgelaten over de vraag of volstaan kan of moet worden met een gedeeltelijke sluiting. De rechtbank leidt uit deze uitspraken af dat de bevoegdheid tot sluiting van een andere ruimte dan waarin de drugs zijn aangetroffen, per geval beoordeeld moet worden en dat verweerder de keuze om een pand in het geheel te sluiten, voldoende moet motiveren.
11. De rechtbank stelt vast dat de hennepplantage is aangetroffen in een ruimte tussen een aangebouwde loods en de bar op de begane grond van het pand. Deze ruimte is voorzien van twee deuren die uitmonden in de overige ruimtes op de begane grond. Deze ruimte en de rest van het pand kunnen als één geheel worden gezien. De enkele omstandigheid dat de deuren in deze ruimte gesloten kunnen worden, maakt niet dat het pand niet meer als één geheel kan worden gezien. De rechtbank volgt eisers stelling dan ook niet dat verweerder tot een gedeeltelijke sluiting had moeten overgaan. Daarbij is van belang dat eisers, als eigenaar van het pand, dit pand als geheel, inclusief de ruimte waarin de hennepplantage is aangetroffen, hebben verhuurd, deze ruimte niet losstaat van de rest van het pand, niet via een aparte ingang bereikt kan worden en de elektriciteit afkomstig is vanuit de rest van het pand. Anders dan eisers stellen, is verweerder niet aan de hand van oude bouwtekeningen tot de conclusie gekomen dat deze ruimte één geheel vormt met de rest van het pand, maar zijn deze bouwtekeningen enkel gebruikt om de bouwkundige situatie van het pand aan de bezwaarschriftencommissie te laten zien.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.