ECLI:NL:RBLIM:2021:5978

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
ROE 20/2108
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een pand op grond van de Opiumwet wegens aangetroffen hennepplantage

In deze zaak gaat het om de sluiting van een pand voor de duur van drie maanden op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester van de gemeente Beek heeft op 10 april 2020 een last onder bestuursdwang opgelegd aan de eigenaren van het pand, nadat de politie op 6 maart 2020 een hennepplantage had aangetroffen. De bestuurlijke rapportage van de politie vermeldde dat er 1213 hennepplanten en diverse materialen voor de teelt waren aangetroffen. De eigenaren, eisers in deze procedure, hebben het bestreden besluit van de burgemeester aangevochten, maar de rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de rapportage. De rechtbank stelt vast dat de burgemeester bevoegd was om het pand te sluiten en dat de eisers een verwijt kan worden gemaakt voor de overtreding, omdat zij onvoldoende toezicht hebben gehouden op het gebruik van het pand. De rechtbank concludeert dat de burgemeester niet had hoeven volstaan met een waarschuwing en dat de sluiting van het gehele pand gerechtvaardigd was. Het beroep van de eisers wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 20/2108

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

[eiseres] ,eiseres,
hierna te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. A.J.J. Kreutzkamp)
en

de burgemeester van de gemeente Beek, verweerder

(gemachtigde: mr. P.H. de Jonge).

Procesverloop

Bij besluit van 10 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eisers een last onder bestuursdwang op grond van artikel 13b van de Opiumwet opgelegd in de vorm van sluiting van het pand aan de [adres] te Beek voor de duur van zes maanden.
Bij besluit van 3 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit herroepen en de duur van de sluiting van het pand naar drie maanden verlaagd.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft op 13 juli 2021 plaatsgevonden. De gemachtigde van eisers is verschenen. Verweerder heeft zich door zijn gemachtigde laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?

1. Eisers zijn eigenaar van het pand aan de [adres] te [plaats] en hebben dit pand eerder verhuurd. Op 6 maart 2020 heeft de politie dit pand naar aanleiding van een melding van waterlekkage betreden en de bevindingen hiervan in een bestuurlijke rapportage vermeld. In de bestuurlijke rapportage staat dat op de begane grond van het pand een hennepplantage bestaande uit twee kweekruimtes is aangetroffen. De hennepplantage bestond uit in totaal 1213 hennepplanten. De politie heeft op de begane grond ook het volgende aangetroffen: armaturen, assimilatielampen, transformatoren printplaten, koolstoffilters, luchtzuigers, ventilatoren, opticlimates, schakelborden, kachels, water dompelpompen, groeimiddelen, hygro-ph/ec, thermometer, chemicaliën, bestrijdingsmiddelen en sealapparatuur. Volgens de bestuurlijke rapportage zijn er omstandigheden aangetroffen die wijzen op een eerdere oogst.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat hij, gelet op wat op de begane grond van het pand is aangetroffen, bevoegd is om op grond van artikel 13b van de Opiumwet en het daarop gebaseerde Damoclesbeleid gemeente Beek 2020 (het beleid) het pand voor de duur van drie maanden te sluiten. Volgens verweerder zijn er geen bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om van het beleid af te wijken.
3. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit en voeren daartoe het volgende aan.
3.1.
Primair betwisten eisers de bevindingen van de politie zoals vermeld in de bestuurlijke rapportage. Volgens hen gaat verweerder er zonder enig objectiveerbaar bewijs vanuit dat het aangetroffene daadwerkelijk hennep is. Het is niet voldoende om enkel op basis van de verklaring van de verbalisant te concluderen dat het aangetroffene hennep betreft. In de bestuurlijke rapportage worden de kenmerken van de plant niet beschreven en wordt ook niet geconcludeerd dat, gezien de kennis en ervaring van de verbalisant, sprake is van hennep. Verder is geen indicatieve kleurentest uitgevoerd om te bepalen of het aangetroffene hennep is.
3.2.
Subsidiair stellen eisers dat hen geen verwijt van de aanwezigheid van een hennepplantage kan worden gemaakt, omdat zij het pand niet zelf konden controleren. Zij verbleven immers in Griekenland, wat door het coronavirus in een lockdown terechtkwam. Ook kon eiser fysiek gezien niet reizen, omdat hij door een acute bacteriële infectie in het ziekenhuis werd opgenomen en daarna nog dagelijks in het ziekenhuis werd behandeld. Bovendien bestond voor eisers geen reden om het pand te controleren, nu sprake was van een tijdige betaling van de huur van het pand. Ook merken eisers op dat in de verhuurperiode reparaties aan het pand werden verricht, zoals aan het dak van de loods waaronder de plantage is aangetroffen. Ondanks het feit dat het algemeen bekend is dat hennep een sterke geur heeft, heeft degene die aan het dak heeft gewerkt niets geroken of gemerkt van een plantage. Van eisers kan niet worden verlangd dat zij vanuit Griekenland regelen dat er maandelijks een doorzoeking van het pand plaatsvindt. Ook al zouden eisers het pand zelf bezoeken, dan nog zou de hennepplantage niet door hen zijn opgemerkt, nu dat ook niet is opgemerkt door de persoon die in en rond het pand reparaties heeft uitgevoerd. Verweerder had eisers enkel moeten waarschuwen.
3.3.
Verder voeren eisers aan dat de ruimte (aanbouw/loods) waarin de hennep is aangetroffen als een aparte, afsluitbare ruimte kan worden gezien. Volgens eisers geven bouwtekeningen die verweerder tijdens de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie heeft gebruikt geen goed beeld van de inrichting van het pand. De bouwtekeningen zijn immers al 45 jaar oud en de aanbouw/loods stond nog niet op deze tekeningen. Er is ten onrechte niet getoetst aan de criteria zoals genoemd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 juli 2016 [1] . Aan de hand van de bouwtekeningen kan niet de conclusie worden getrokken dat de ruimte geen zelfstandige betekenis toekomt. Verweerder had dan ook met een gedeeltelijke sluiting moeten volstaan.
4. De rechtbank oordeelt als volgt.
Is de burgemeester bevoegd tot sluiting over te gaan?
5. De Afdeling heeft overwogen [2] dat de burgemeester, onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel mag afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Als die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om te twijfelen aan de juistheid van de bestuurlijke rapportage die door de politie is opgemaakt en ondertekend. De omstandigheid dat de verbalisant bij de aangetroffen planten niet de kenmerken hiervan heeft vermeld en dat er geen indicatieve kleurentest is uitgevoerd, is onvoldoende om aan de juistheid van de bestuurlijke rapportage te twijfelen.
Dit geldt ook voor de op zitting overgelegde foto’s van planten die volgens de gemachtigde van eisers op wiet lijken. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat gelet op de verklaring van de verbalisant in de bestuurlijke rapportage en de daarbij behorende foto’s het aangetroffene hennep betrof. Hierbij komt betekenis toe aan het feit dat eveneens diverse materialen ten behoeve van een hennepplantage zijn aangetroffen en een en ander in werking was. Niet is gebleken van aanwijzingen dat de bestuurlijke rapportage onjuistheden bevat, in die zin dat het aangetroffene een andere plant dan hennep is. Gesteld noch gebleken is van een plant die op dezelfde wijze en met dezelfde materialen als hennep wordt gekweekt en geoogst. Bovendien heeft verweerder, zoals blijkt uit het verslag van de bezwaarschriftencommissie, navraag gedaan bij de politie over het testen van de hennep. De verbalisant die bij de ruiming van de hennepplantage aanwezig was heeft verklaard dat er doorgaans geen test wordt gedaan en enkel op basis van visuele kenmerken en geur wordt geconcludeerd dat sprake is van hennep. Het lag voor de hand dat de verbalisant deze verklaring in de bestuurlijke rapportage of in een aanvullend proces-verbaal zou opnemen. Ondanks dat dit niet is gebeurd, heeft de rechtbank geen reden om aan de door verweerder gestelde verklaringen van de verbalisant te twijfelen. Verweerder was dan ook bevoegd om tot sluiting over te gaan.
Kan eisers een verwijt worden gemaakt?
7. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat persoonlijke verwijtbaarheid niet is vereist voor toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet [3] . De vraag of de rechthebbende een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, kan daarentegen wel aan de orde komen in het kader van de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting [4] . Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of samen met andere omstandigheden maken dat verweerder niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt van de overtreding worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en ook niet redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn pand [5] . Van degene die een pand verhuurt wordt verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt. De rechtspraak daarover brengt mee dat verhuurders concreet toezicht moeten houden op het gebruik van een pand dat zij verhuren. Het is niet genoeg als zij het pand alleen maar bezoeken. Zij moeten ook controles uitvoeren die zijn gericht op het gebruik van het pand [6] .
8. De rechtbank volgt eisers niet in hun standpunt dat hen geen enkel verwijt kan worden gemaakt met betrekking tot de hennepplantage in hun pand. Niet is gebleken dat eisers enig toezicht op het gebruik van het pand hebben uitgeoefend, terwijl dit wel, gelet op de jurisprudentie, van hen mag worden verwacht. Zij hebben immers verklaard dat zij door hun verblijf in Griekenland en de tijdige betaling van de huur geen reden hadden om het pand te controleren. Dat er geen signalen waren die duidden op een hennepkwekerij betekent niet dat toezicht niet nodig zou zijn. Ook zonder het bestaan van signalen is de aanwezigheid van een hennepkwekerij immers mogelijk. Dat eisers door overmacht (lockdown en medische gesteldheid van eiser) zelf geen toezicht op het gebruik van het pand konden houden, maakt het voorgaande niet anders. Voor eisers bestaat immers de mogelijkheid om anderen te vragen om namens hen het gebruik van het pand te controleren, maar hiervan hebben eisers geen gebruik gemaakt. Ook de omstandigheid dat anderen reparaties aan het pand hebben uitgevoerd, maar niets van een hennepplantage hebben gemerkt, maakt het voorgaande niet anders. Deze personen hebben namelijk niet de taak gekregen om het toezicht op het gebruik van het gehele pand te houden, maar enkel om reparaties in bepaalde ruimtes uit te voeren. Dat zij specifiek hebben gecontroleerd op de aanwezigheid van een hennepkwekerij is dan ook niet gebleken. Gelet op het voorgaande kan dan ook niet worden geconcludeerd dat de verwijtbaarheid bij eisers geheel ontbreekt.
Had verweerder met een waarschuwing moeten volstaan?
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet had hoeven volstaan met een waarschuwing. In artikel 4, eerste lid van het beleid heeft verweerder neergelegd dat hij niet volstaat met een waarschuwing maar tot sluiting van een woning overgaat als sprake is het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs. Nu gebleken is dat in het pand in totaal 1213 hennepplanten en diverse materialen ten behoeve van een hennepplantage zijn aangetroffen, heeft verweerder conform zijn beleid gehandeld en niet hoeven volstaan met een waarschuwing.
Had verweerder moeten volstaan met een gedeeltelijke sluiting?
10. De Afdeling heeft zich in meerdere uitspraken uitgelaten over de vraag of volstaan kan of moet worden met een gedeeltelijke sluiting [7] . De rechtbank leidt uit deze uitspraken af dat de bevoegdheid tot sluiting van een andere ruimte dan waarin de drugs zijn aangetroffen, per geval beoordeeld moet worden en dat verweerder de keuze om een pand in het geheel te sluiten, voldoende moet motiveren.
11. De rechtbank stelt vast dat de hennepplantage is aangetroffen in een ruimte tussen een aangebouwde loods en de bar op de begane grond van het pand. Deze ruimte is voorzien van twee deuren die uitmonden in de overige ruimtes op de begane grond. Deze ruimte en de rest van het pand kunnen als één geheel worden gezien. De enkele omstandigheid dat de deuren in deze ruimte gesloten kunnen worden, maakt niet dat het pand niet meer als één geheel kan worden gezien. De rechtbank volgt eisers stelling dan ook niet dat verweerder tot een gedeeltelijke sluiting had moeten overgaan. Daarbij is van belang dat eisers, als eigenaar van het pand, dit pand als geheel, inclusief de ruimte waarin de hennepplantage is aangetroffen, hebben verhuurd, deze ruimte niet losstaat van de rest van het pand, niet via een aparte ingang bereikt kan worden en de elektriciteit afkomstig is vanuit de rest van het pand. Anders dan eisers stellen, is verweerder niet aan de hand van oude bouwtekeningen tot de conclusie gekomen dat deze ruimte één geheel vormt met de rest van het pand, maar zijn deze bouwtekeningen enkel gebruikt om de bouwkundige situatie van het pand aan de bezwaarschriftencommissie te laten zien.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Kloos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op: 27 juli 2021.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 27 juli 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:489.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:851.
4.Uitspraak van de Afdeling van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2241.
5.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2116.
6.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2462.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 27 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2097), 24 augustus 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2314), 7 september 2016 (ECLI:NL:2016:2401) en 3 juni 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1333).