ECLI:NL:RBLIM:2021:5976

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
ROE 20/3071
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor functiewijziging van detailhandel naar lunchroom in strijd met bestemmingsplan

Op 27 juli 2021 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, betreffende een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik van detailhandel naar een lunchroom. De rechtbank oordeelde dat de verweerder voldoende gemotiveerd had dat de belangen van de directe buren niet onevenredig worden geschaad en dat de lunchroom geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu heeft of zou kunnen doen ontstaan. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard.

De zaak begon met een besluit van 12 juni 2020, waarbij de vergunninghouder een omgevingsvergunning kreeg voor de functiewijziging. Eiser stelde dat de lunchroom in strijd met het bestemmingsplan was en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de overlast die de lunchroom zou veroorzaken. De rechtbank stelde vast dat de lunchroom al sinds 2010 op de locatie gevestigd was en dat de vergunning verleend was om de bestaande situatie te legaliseren. De rechtbank oordeelde dat de verweerder in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen, en dat de belangen van de directe buren niet onevenredig werden geschaad.

De rechtbank concludeerde dat de vergunninghouder niet verplicht was om omwonenden persoonlijk te informeren over de aanvraag en dat de vrees van eiser voor toekomstige overlast niet voldoende was om de vergunning te weigeren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, in aanwezigheid van griffier mr. A. Kloos, en werd openbaar uitgesproken op 27 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 20/3071

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats 1] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen,verweerder
(gemachtigde: mr. P.H.C. van Meerten).
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen:
[vergunninghouder] ,te [woonplaats 2] , vergunninghouder en
[belanghebbende], eigenaar van het pand.

Procesverloop

Bij besluit van 12 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van het gebruik van detailhandel naar een lunchroom op de locatie [adres] in [plaats] .
Bij besluit van 15 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en het primaire besluit met een aanvulling van de motivering in stand gelaten.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft op 13 juli 2021 plaatsgevonden. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich door zijn gemachtigde laten vertegenwoordigen. Vergunninghouder en eigenaar van het pand zijn ook verschenen.

Overwegingen

1. De lunchroom is sinds 2010 op de onderhavige locatie gevestigd. Begin 2020 heeft vergunninghouder zich bij verweerder gemeld om de benodigde vergunningen voor de overname van de lunchroom te krijgen. Het gebruik van het betrokken pand als lunchroom was in strijd met het vigerende bestemmingsplan ‘Kernen Obbicht en Grevenbicht’, omdat de locatie de bestemming detailhandel heeft en een deel van het terras de dubbelbestemming leiding-gas. Om de lunchroom te legaliseren, heeft vergunninghouder op 8 juni 2020 bij verweerder een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het wijzigen van het gebruik van detailhandel naar een lunchroom. Deze aanvraag ziet op de activiteit ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2. Verweerder heeft de aangevraagde omgevingsvergunning verleend. Volgens verweerder is de functiewijziging naar horeca niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Verweerder heeft dan ook toepassing gegeven aan zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo in samenhang met artikel 4, negende lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
3. Bij bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit met een aanvulling van de motivering gehandhaafd en daarbij het advies van de bezwaarschriftencommissie gevolgd. De aanvulling van de motivering ziet op de belangenafweging ten aanzien van een goed woon- en leefklimaat.
4. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte een omgevingsvergunning voor de functiewijzing naar horeca heeft verleend. Verweerder heeft geen onderzoek gedaan naar de overlast die door de lunchroom wordt veroorzaakt. Daarbij geeft eiser aan dat het belang van de directe buren niet bij de besluitvorming is meegenomen en dat omwonenden niet door de vergunninghouder persoonlijk zijn geïnformeerd. De afgelopen tien jaar was door het ontbreken van een horecabestemming sprake van een illegale situatie en het terras, dat al acht jaar aanwezig is, veroorzaakt veel overlast. Ook voert eiser aan dat de eerder verleende exploitatievergunningen onderhands lijken te zijn verleend zonder dat verweerder een gedegen onderzoek heeft gedaan. Deze exploitatievergunningen waren in strijd met het bestemmingsplan en zijn niet gepubliceerd en ook is niet voldaan aan de veiligheidszonering van de onder het terras liggende gasleiding. Over de ervaren overlast voert eiser aan dat er in het verleden meldingen zijn ingediend die door verweerder niet bij zijn besluitvorming zijn betrokken. De overlast bestaat uit blaffende honden op het terras, luidsprekende tot schreeuwende personen (volwassenen en kinderen) en belemmering van het verkeer door voertuigen op de stoep. Verder voert eiser aan dat de functiewijziging naar horeca grote gevolgen voor het woonmilieu van direct omwonenden in de toekomst kan hebben. In dat kader verwijst eiser naar het rapport van WINDMILL van 20 november 2014 waarin de omgeving van de lunchroom als een rustige woonwijk wordt aangemerkt. Eiser vreest dat door de omgevingsvergunning sprake zal zijn van een gemengd gebied en dat hierdoor toekomstige ontwikkelingen een onevenredige impact op het woonklimaat van omwonenden zullen hebben. In het bestreden besluit heeft verweerder de gevolgen voor het woonmilieu niet gemotiveerd.
5. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
6. Tussen partijen is niet in geschil, en ook de rechtbank stelt vast, dat de lunchroom in strijd met het bestemmingsplan is. Verweerder kan alleen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van een bestemmingsplan als de beoogde activiteit niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening is. Verweerder heeft beleidsruimte bij de beslissing of hij gebruik maakt van zijn bevoegdheid om van het bestemmingsplan af te wijken. De bestuursrechter toetst of verweerder bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestreden besluit niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening is. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat de belangen van de directe buren niet onevenredig worden geschaad en dat de lunchroom geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu heeft of zou kunnen doen ontstaan.
8. Verweerder heeft in dat kader kunnen betrekken dat de lunchroom al ruim tien jaar op de onderhavige locatie is gevestigd en met de verleende omgevingsvergunning de bestaande situatie wordt gelegaliseerd. De lunchroom betreft een lichte vorm van horeca die beperkte openingstijden heeft (enkel gedurende de dagperiode). Als er sprake is van overlast, dan is dit beperkt tot de openingstijden. Verweerder heeft, anders dan eiser stelt, wel onderzoek gedaan naar de eventuele overlast die door de lunchroom wordt veroorzaakt. Zo heeft verweerder de databanken, de politie, de wijkagent en de toezichthouders hierover geraadpleegd. Hieruit is volgens verweerder niet naar voren gekomen dat sprake is van overlast. Wel heeft eiser een aantal meldingen over overlast overgelegd die hij en een andere persoon hebben ingediend. Verweerder heeft gelet hierop niet betwist dat sprake is van enige overlast, maar heeft wel kunnen stellen dat de ervaren overlast niet zodanig is dat daarmee moet worden geconcludeerd dat de belangen van de directe buren onevenredig worden geschaad. In een periode van ruim tien jaar dat de lunchroom op de locatie is gevestigd hebben maar twee personen een melding van overlast ingediend, zo blijkt uit de door eiser overgelegde meldingen. Bovendien heeft eiser op zitting verklaard dat hij geen overlast meer ervaart sinds vergunninghouder de lunchroom van de vorige uitbaatster heeft overgenomen. Volgens eiser veroorzaakte de vorige uitbaatster door haar stemvolume veel geluidsoverlast. Dat omwonenden door de vergunninghouder niet persoonlijk over de aanvraag zijn geïnformeerd, maakt het voorgaande niet anders. De vergunninghouder is immers niet gehouden om bij een aanvraag de omwonenden hiervan op de hoogte te stellen. Ook de stelling van eiser over de exploitatievergunningen maakt het voorgaande niet anders, nu het in deze procedure enkel gaat om de verleende omgevingsvergunning.
9. Verder is van belang dat verweerder om inzicht te krijgen in het stemgeluid dat afkomstig is van het terras, een akoestisch onderzoek hiernaar heeft laten uitvoeren alsmede naar een installatie op het dak. Hieruit blijkt dat de geluidsnormen ten aanzien van de woning van eiser niet worden overschreden. Verweerder heeft ook dit onderzoek aan de conclusie dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt geschaad, ten grondslag kunnen leggen. Wat betreft het parkeren heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu. Er kan gebruik worden gemaakt van de aanwezige parkeerplaatsen in de straat en de directe omgeving en de parkeerdruk zal ook niet toenemen, nu een deel van de klanten te voet en op de fiets naar de lunchroom zullen gaan. Als eiser overlast door voertuigen op de stoep ervaart, dan kan hij verweerder verzoeken om hiertegen handhavend op te treden. Een dergelijke handhavingsprocedure valt buiten deze procedure en zal dan ook niet in deze procedure worden besproken. Ten slotte volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat de verleende omgevingsvergunning tot grote gevolgen voor het woonmilieu van direct omwonenden in de toekomst zal hebben. Dat verweerder de huidige planologische ontwikkeling toestaat, betekent niet dat verweerder in de toekomst ook andere planologische ontwikkelingen in de directe omgeving zal toestaan. Verweerder moet immers iedere planologische ontwikkeling op eigen merites beoordelen. De enkele vrees van eiser voor toekomstige planologische ontwikkelingen kan dan ook niet leiden tot de weigering van de gevraagde omgevingsvergunning.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Kloos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op: 27 juli 2021.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 27 juli 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.