ECLI:NL:RBLIM:2021:5958

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
C/03/291800 / HA ZA 21-232
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Provisionele vordering tot straatverbod en contactverbod in burengeschil

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben eisers in de hoofdzaak en in het incident een provisionele vordering ingediend op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De eisers vorderen onder andere een straat- en contactverbod voor de heer [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1], die volgens hen fysiek geweld heeft gepleegd tegen een van de eisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende processueel belang is bij de vordering en dat de gevraagde voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering. De rechtbank heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is om de heer [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1] te verbieden zich op het perceel van de eisers te begeven, met een dwangsom van € 250,- per dag tot een maximum van € 25.000,-. De rechtbank heeft echter geen verdergaand contactverbod opgelegd, omdat de inbreuk op de rechten van de eisers als te gering werd beschouwd in het licht van de burenrelatie.

In het incident dat door de gedaagden is ingesteld, hebben zij een verbod gevorderd voor de eisers om een hekwerk te plaatsen. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, omdat deze onvoldoende bepaald was. De rechtbank heeft de kosten van het incident aan de gedaagden opgelegd. De zaak is verder geagendeerd voor een mondelinge behandeling, waarbij een bezichtiging ter plaatse zal plaatsvinden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/291800 / HA ZA 21/232
Vonnis in incidenten bij vervroeging van 21 juli 2021
in de zaak van
[eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident en gedaagde in het incident sub 1]
en
[eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident en gedaagde in het incident sub 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident en gedaagden in het incident,
advocaat mr. W.J.F. Geertsen,
tegen
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1] ,
en
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident sub 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1] verweerder in het incident en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1] en [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident sub 2] eisers in het incident,
advocaat mr. M.J. Mookhram.
Partijen worden hierna [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] , [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1] en [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende een provisionele vordering ex art. 223 Rv
met 16 producties;
  • de conclusie van antwoord in incident ex artikel 223 Rv tevens houdende eis in reconventie met zes producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie terzake incident zijdens [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1] met productie 17.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2.Het geschil

In de hoofdzaak

2.1.
[eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] vorderen in de hoofdzaak dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. aan – uitsluitend – de heer [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1] een straat- en contactverbod oplegt, waarbij
het de heer [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1] verboden is om zich te begeven op het perceel van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident]
en/of enig contact met [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] , althans de heer [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident en gedaagde in het incident sub 1] , te
leggen, althans een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen invulling van een
straat- en contactverbod, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,-
per dag althans een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag indien
[gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 25.000,- althans een
door de Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
II. Primair:
[gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] hoofdelijk veroordeelt tot het terstond respecteren van de bestaande
erfgrens, zoals weergegeven in het rapport van het kadaster zoals dat in deze
procedure is ingebracht als productie 2, door zich op geen enkele wijze op het perceel
van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] te bevinden dan wel zich hierop te verplaatsen alsmede het
niet vernielen of beschadigen van een geplaatste of nog te plaatsen erfafscheiding,
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag althans een door
de Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag indien [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] daarmee in
gebreke blijft, tot een maximum van € 25.000,- althans een door de Rechtbank in
goede justitie te bepalen bedrag
Subsidiair:
Voor het geval dat de rechtbank zal bepalen dat er sprake is van een erfdienstbaarheid, dat de rechtbank deze erfdienstbaarheid opheft nu [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] geen redelijk belang heeft bij het uitoefenen van een dergelijk recht.
III. [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder het salaris van de advocaat van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] te rekenen.
In de voorlopige voorziening op vordering van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident]
2.2.
[eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] vorderen in het art. 223 Rv incident dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. dadelijk uitvoerbaar, aan – uitsluitend – de heer [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1] voor de duur van de
behandeling van deze procedure een straat- en contactverbod oplegt, waarbij het
de heer [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1] verboden is om zich te begeven op het perceel van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident]
en/of enig contact met [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] , althans de heer [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident en gedaagde in het incident sub 1] , legt,
althans een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen invulling van een straat- en
contactverbod, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag
althans een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag indien [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident]
daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 25.000.- althans een door de
Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
II. [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze provisionele vordering,
waaronder het salaris van de advocaat van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] te rekenen.
[eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] leggen daaraan ten grondslag dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1] ten opzichte van [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident en gedaagde in het incident sub 1] fysiek geweld heeft gepleegd.
2.3.
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1] voert verweer.
In de voorlopige voorziening op vordering van [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident]
2.4.
[gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] vorderen in het door hen ingestelde incident ex art. 223 Rv dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] verbiedt om, gedurende de loop van deze procedure, een hekwerk te plaatsen, op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] in strijd handelen met dit verbod, met een maximum van € 25.000,-.
Subsidiair
II. iedere beslissing neemt die de rechtbank in goede justitie geraden acht.
III. in alle gevallen [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] veroordeelt in alle kosten die verband houden met deze provisionele vordering, doch niet uitsluitend het salaris van de advocaat van [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] en de (na)kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen twee weken na dagtekening van het te wijzen vonnis zijn voldaan.
[gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] leggen hieraan ten grondslag dat het hekwerk dat [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] plaatst of wil plaatsen, wordt geplaatst in strijd met een door verjaring aan de zijde van [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] ontstaan recht van erfdienstbaarheid dan wel dat de plaatsing misbruik van recht oplevert.
2.5.
[eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] voeren verweer.

3.De beoordeling

in het door [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] ingestelde incident

3.1.
De rechtbank stelt voorop dat voor een provisionele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening op de voet van artikel 223 Rv is vereist, dat een bodemprocedure aanhangig is, dat samenhang bestaat tussen hetgeen bij wijze van voorlopige voorziening wordt gevorderd en het gevorderde in de bodemzaak en dat de eiser een belang heeft bij zijn vordering in die zin dat van hem niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht.
3.2.
[eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] hebben voldoende processueel belang bij de incidentele vordering. Uit de hiervoor weergeven vordering in de hoofdzaak blijkt dat de gevraagde voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering en gericht is op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Derhalve moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt.
3.3.
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1] erkent in zijn incidenteel antwoord dat hij “enkel uit emotie” de jas van [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident en gedaagde in het incident sub 1] heeft vastgepakt. Alleen dit rechtvaardigt reeds toewijzing van de vordering voor zover inhoudende dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1] zal worden verboden om zich te begeven op het perceel van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] Voor een verdergaande maatregel inhoudende dat elk contact moet worden verboden, is geen plaats. Daarvoor is de gemaakte inbreuk te gering bezien in het licht van het feit dat partijen buren zijn en geen contact hebben dus een niet eenvoudige zaak is. Dat maakt dat een verdergaand contactverbod als is gevorderd, alleen toewijsbaar is indien [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1] voldoende ernstige inbreuken maakt op rechten van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident]
De vordering zal worden toegewezen als hierna is bepaald met veroordeling van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1] in de kosten van het incident. Een grondslag voor proceskostenveroordeling van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident sub 2] in dit incident bestaat niet. Die zal dus worden afgewezen.
in het door [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] ingestelde incident
3.4.
Hetgeen in rov. 3.1 voorop is gesteld, wordt ook in dit incident voorop gesteld.
3.5.
[gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] hadden in de hoofdzaak een conclusie van antwoord moeten indienen op de rol van 23 juni 2021. Zij hebben dat niet gedaan, waarna hun het recht om te antwoorden is ontnomen (zie het bericht van de rechtbank aan partijen van 24 juni 2021). Dit roept de vraag op of het hen nog wel mogelijk is om een incidentele vordering als de onderhavige in te dienen. Zij kunnen in de hoofdzaak immers geen reconventionele vordering meer indienen omdat die krachtens art. 137 Rv dadelijk bij het antwoord moet worden ingediend. De rechtbank zal het antwoord op die vraag in het midden laten omdat de incidentele vordering moet worden afgewezen als onvoldoende bepaald. De vordering behelst immers een verbod aan [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] om een hek te plaatsen. Dat is echter onvoldoende bepaald en daarom niet toewijsbaar. [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] hebben in hun vordering immers niet omschreven waar [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] geen hek mogen plaatsen. De incidentele vordering wordt daarom afgewezen met veroordeling van [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] in de kosten.
in de hoofdzaak
3.6.
Het feit dat niet is geantwoord, betekent niet dat geen mondelinge behandeling meer kan worden gelast. Het komt de rechtbank in dit burengeschil geraden voor om een mondelinge behandeling te houden, waarbij het voor de hand ligt dat deze zal worden voorafgegaan door een bezichtiging ter plekke. Daarover zullen partijen nader bericht krijgen nadat zij hun verhinderdata hebben doorgegeven.

4.De beslissing

De rechtbank
in het door [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] ingestelde incident
4.1.
verbiedt – uitsluitend – de heer [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1] onmiddellijk na betekening van dit vonnis om zich voor de duur van de behandeling van deze procedure te begeven op het perceel van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag indien [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 25.000,00,
4.2.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident, eiser in het incident sub 1] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] tot op heden begroot op € 563,00,
4.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in het door [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] ingestelde incident
4.5.
wijst het gevorderde af,
4.6.
veroordeelt [gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident] hoofdelijk in de kosten van het incident, aan de zijde van [eisers in de hoofdzaak, eisers in het incident, gedaagden in het incident] tot op heden begroot op € 563,00,
4.7.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.8.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
4 augustus 2021voor opgave verhinderdata zijdens beide partijen en hun advocaten voor de periode 1 december 2021 tot en met 1 juni 2022.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2021.