In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 juli 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna: de GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige de afgelopen twee jaar geen contact heeft gehad met zijn vader, die kampt met psychische problemen en middelengebruik. De GI stelde dat het gebrek aan contact de ontwikkeling van de minderjarige ernstig bedreigt, maar de kinderrechter oordeelde dat deze stelling onvoldoende onderbouwd was. De kinderrechter verwees naar een arrest van de Hoge Raad waarin werd benadrukt dat voor het opleggen van een omgangsondertoezichtstelling hoge motiveringseisen gelden. De kinderrechter concludeerde dat er geen concrete signalen waren dat de minderjarige in zijn ontwikkeling werd bedreigd en dat de GI niet had aangetoond dat andere middelen ter afwending van de bedreiging hadden gefaald. De kinderrechter wees het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af, maar benadrukte het belang van ondersteuning voor de minderjarige en de noodzaak voor de vader om aan zijn psychische problemen te werken. De kinderrechter gaf aan dat de vader, zodra hij psychisch stabiel is, contact kan zoeken met de moeder om een contactregeling op te stellen.